Ten noordwesten van Leeuwarden strekt zich het landschap uit van de voormalige Middelzee. Juist daar, op de grens van het bedijkingenlandschap en Westergo, worden vele snode plannen gesmeed die een grote aanslag plegen op het gebied.

De voormalige westoever van de Middelzee, die zich uitstrekte van het huidige Bozum, via Boksum en Marssum richting Wier, kent een zowel regelmatige als onregelmatige blokverkaveling. Noorderbreedte-redacteur Meindert Schroor, tevens auteur van het boek ‘De wereld van het Friese Landschap’, noemt deze verkaveling een ‘poffertjesstructuur’. De belangrijkste bedijkingen van de Middelzeeboezem vonden plaats in de zestiende eeuw; hiervan zijn de regelmatige blokken te herkennen, een geplande aanpak dus.
Al veel eerder ontstonden de ‘Nieuwlanden’ rond Beetgum, Beetgumermolen en Engelum, waar zich ooit de hoofdgeul van de Middelzee naar het wad toe heeft geslingerd. Hier verbreedde zich de Middelzee tot een trechter waarbinnen kwelders als opwassen ontstonden. Deze buitendijks aangeslibde landen werden destijds (1398) naar hun vorm ‘Bil’ genaamd, vandaar Het Bildt. Ze typeren deze streek in het huidige aaneengesloten complex akkers.
De meeste uitwateringssluizen van weleer, de zijlen, die de restanten vormden van het vroegere afwateringspatroon, zijn helaas verdwenen.
De Zwette is een gegraven grenswater dat door de as van de oude Middelzeetrechter loopt en daarmee de grens vormt tussen de terpdorplandschappen van Westergo en Oostergo. De ingepolderde oude boezem heeft een zeer open landschap met kleine weggetjes die deels doodlopen op de Zwette.
In de oorspronkelijke randen van dit gebied, meestal gebouwd op de hogere kwelderruggen, vinden we een aantal oude stinsterreinen, restanten van de ‘States’, zoals de Stinze Groot Terhorne, Jongemastate, Uniastate, het Poptaslot in Marssum en de Hemmemastate. Alleen het Poptaslot is nog in zijn oude staat intact gebleven; van de overige zijn onderdelen of slechts de karakteristieke verkavelingen over.

Landschap op de schop

In dit tot nu toe relatief gaaf gebleven open landschap dreigt nu een reeks van verkeerde ingrepen te worden gepleegd, zoals de noordwesttangent, een oost-westroute ten noorden van de vliegbasis Leeuwarden, waarop de provincie studeert om de bereikbaarheid van Leeuwarden te vergroten. Er ligt al sinds 1995 een nieuwe weg om de dorpen Beetgum en Beetgumermolen heen, de Westergowei, een verbinding van Marssum naar St. Annaparochie die zich bij Berlikum samenvoegt met de oude weg. Het nu bedachte tracé loopt dwars door het open land van Stiens naar Beetgumermolen en sluit daarna aan op de Westergowei. Deze weg zou het verkeer zonder files via een alternatieve route de stad in of uit moeten leiden. Een studie van Goudappel Coffeng van februari 1998 geeft aan dat slechts vijf procent van het autoverkeer dat gebruik van deze weg zou maken, ‘niks in de stad te zoeken heeft’, dus doorgaand verkeer is. De vijfennegentig procent overig verkeer, meest forenzen, zal de enorme omweg niet willen nemen om op een ander punt waar het de stad in moet rijden, alsnog in een trechter vast te lopen.
Ondanks deze bezwaren en zonder dat een duidelijk onderzoek is gedaan naar de consequenties voor natuur en landschap, is de nieuwe ontsluiting opgenomen in het Ontwerp Provinciaal Verkeers- en Vervoers Plan. In dit plan is trouwens ook de volgende zinsnede te vinden: ‘Voor de aanleg van nieuwe infrastructuur wordt in de eerste plaats het gebruik van bestaande tracés overwogen, hetzij door bundeling, hetzij door reconstructie. Als toch voor nieuwe tracés wordt gekozen, wordt de ecologische hoofdstructuur volgens het Streekplan zo veel mogelijk ontzien en wordt aandacht gegeven aan maatregelen om de versnipperende werking te beperken…’
In het nog zo lege landschap met veel herkenbare lijnen uit het verleden van bedijkingen en inpolderingen is deze geplande weg wel zo ongeveer de ergste versnippering die men zich kan voorstellen.
Zoals meestal het geval is, draait het ook hier om de afweging tussen bereikbaarheid en belangen van cultuurhistorie, landschap en natuur. Eenmaal gebruikmakend van een geaccepteerde en vastgelegde ‘ecologische hoofdstructuur’, lijken de overige gebieden die voor het gemak oneerbiedig als ‘witte gebieden’ op de Streekplankaart voorkomen, vogelvrij.
In de verkeersdiscussie die allerwegen bloeit zou ook van een ‘cultuurhistorische’ en van een ‘landschappelijke’ of zelfs van een ‘sociaal-economische hoofdstructuur’ (onderlinge bereikbaarheid van de dorpen) sprake moeten zijn.
Ook al studeert men nog op het precieze tracé, alle varianten ten noorden van de vliegbasis Leeuwarden betekenen een grote landschappelijke aanslag op het gebied. En dat voor zo’n 20.000 potentiële gebruikers van deze weg, inwoners van de lijn Holwerd-Leeuwarden, waarvan een beperkt aantal forenzen via deze weg op een ander punt de stad zal binnenrijden.

Stichting Ringsom Great Terherne

De Stichting Ringsom Great Terherne, die is opgericht door inwoners van Beetgum en Beetgumermolen om de restanten van de eens zo fraaie state Groot Terhorne te beschermen en te bewaren, verzet zich tegen de keuze van het nieuwe wegtracé. De stichting vindt dat de negatieve effecten, met name versnippering van de ongerepte landschappen van de voormalige Middelzee, aantasting van de karakteristieke verkavelingspatronen, verlies van stiltegebied, beschadiging van de Zwette en aantasting van de weidevogelstand, absoluut niet opwegen tegen de vermeende voordelen van een betere verkeersdoorstroming.
Alternatieven in de sfeer van openbaar vervoer en/of fietsverkeer zijn niet of nauwelijks meegewogen. Een tracé dichter tegen de stad Leeuwarden aan biedt een beter alternatief, zo vinden de bezwaarmakers. Dit laatste tracé zou tussen de zuidzijde van de vliegbasis en de wijk Westeinde moeten lopen en is opgenomen in de Structuurvisie Leeuwarden.
Een ander bezwaar is dat de vanouds aanwezige wegenstructuur wordt doorsneden. De oude Middelzeedijk is immers altijd dé verbinding tussen de dorpen onderling geweest. De weg op deze dijk, met steeds wisselende namen zoals Bitgumerdijk, Sirtemawei en Dyksterhuizen, loopt nu al dood op de Westergowei en is ook verder naar het zuiden bij Boksum en Deinum afgesneden door nieuwe snelwegen. Eigenlijk zou zo’n dijk een ‘waterstaatkundig monument’ moeten zijn, vindt de jonge stichting, net zoals elders in de provincie met de Slachtedijk gebeurt. Ons waterstaatkundig verleden is hier nog fraai af te lezen in de duidelijk herkenbare structuur van de Middelzeedijk.
Toch is er hoop: in december 1998 kondigde Rijkswaterstaat een nieuw onderzoek aan naar de verkeersplannen rondom Leeuwarden, met name naar de plannen voor ‘De Haak’, de zuidtangent. Zo’n nieuw onderzoek kan ook gevolgen hebben voor de geplande noordwesttangent. Uitstel of mogelijk afstel, nu de nieuwe minister van Verkeer en Waterstaat Netelenbos te weinig miljoenen heeft om alle ‘knelpunten’ op te lossen.

Silver city

Ook andere bedreigingen komen op dit gebied af. Het Van der Valkconcern heeft grootschalig grond aangekocht voor de projectontwikkeling van woningbouw (het zogenoemde Masterplan). Aanvankelijk wilde dit concern zelfs eerst het zand onder de kleilagen weggraven (wellicht bedoeld voor de nieuwe wegen). Dit plan is terecht door gemeente en provincie afgewezen.
Naar de mening van de stichting Great Terherne zou slechts een bescheiden uitbreiding van de woningbouw moeten worden toegestaan, ten zuiden van het dorp Beetgum en aan de noordzijde van Beetgumermolen, aansluitend op de bestaande bebouwing. De gemeente erkent deze bescheiden mogelijkheden nu ook wel, maar de projectontwikkelaar blijft op het gebied azen, zeker nu er ook andere grootschalige ontwikkelingen zich aandienen. Zo is een tiental hectares van de geplande ‘silver city’ annex bedrijventerrein reeds gereed. Het tuinbouwproject zal Westlandse tuinders naar het Noorden lokken en ongeveer 200 hectare omvatten.
Ook is een industrieterrein bij Berlikum als uit het niets opgedoken, lelijke, zeer met het omringende landschap detonerende golfplaat- en plastic optreksels die nooit door een architect zijn gezien. Bovendien mag een sloopbedrijf, gevestigd aan de oostzijde van het te behouden stinsterrein van Groot Terhorne uitbreiden; opslag van sloopmaterialen en plaatsing van containers is de hoofdbestemming van het gebied geworden.
Deze nieuwbouw-, tuinbouw- en industrieterreinen, gevoegd bij de vervlakking die het landbouwgebied toch al heeft ondergaan als gevolg van de enkele jaren geleden uitgevoerde ruilverkaveling, laat weinig schoons meer over. Zo zijn bijvoorbeeld sluipenderwijs de vanouds aanwezige elzensingels op de kavelscheidingen nagenoeg geheel verdwenen.
Als de beschreven plannen voor een weg én mogelijk ook nog de bouw van windturbines in deze streek doorgaan, is een heel stuk cultuurhistorie langs de rand van de Middelzeetrechter op de schop genomen en voorgoed verdwenen.

Behoud van restanten

Teneinde tegenwicht te bieden tegen al deze aanslagen en toch nog iets van de historie van het gebied tussen het karakteristieke terpdorp Beetgum en het typische dijkdorp Beetgumermolen te behouden, heeft de Stichting Great Terherne in maart een landschapsplan ontwikkeld. In dit plan beschrijft men de oorspronkelijke elementen in dit gebied; een beschrijving van de dorpen en de terpen, zoals de Bessebuorster terp en het fraai beplante terrein van de voormalige Hemmemastate. Ook is een inrichtingsschets voor Great Terherne gemaakt. Het terrein van het voormalige landgoed zou heringericht moeten worden via twee nog aanwezige stijlelementen, een vijver met bomenbeplanting rondom en de bomenrijen aan de Menamerdijk. De toegankelijkheid kan vergroot worden door voetpaden langs de kavelgrenzen. Ook de uitvoering van een alternatief plan in de stijl van de negentiende-eeuwse landschapsarchitect Lucas Roodbaard, in de zogenoemde landschapsstijl, kan op goedkeuring van de stichting rekenen.

Geen visie

Eind 1996 is een visie gepresenteerd namens de gemeente: Structuurvisie Tussengebied Beetgum en Beetgumermolen van de landschapsarchitect Ank Bleeker, waarin naast een goed gedocumenteerd verhaal over het rijke verleden van deze buitenplaats, een pleidooi wordt gehouden voor een slechts beperkte groei van de dorpen en het weer beter zichtbaar maken van het stinsterrein. Een uitvoering van het plan is nog niet gerealiseerd, maar er is subsidie voor aangevraagd door de gemeente.
De gemeente blijkt overigens niet op de hoogte van de nieuwe schets die projectontwikkelaar J. de Jong (namens het Van der Valk-concern) voor het stinsterrein heeft gemaakt. Deze projectontwikkelaar blijkt van een invulling van het terrein met woningen uit te gaan. De gemeente heeft zich, zo stelt woordvoerder Hoekstra, te houden aan de richtlijnen van de provincie, dus voor beide dorpen elk vijftien woningen erbij, hoewel de raad hiermee graag wat soepeler wil omgaan.
Er is van een visie op het landelijk gebied en de waarde van het cultuurhistorisch landschap nauwelijks sprake op het gemeentehuis te Menaldum. Het genoemde bedrijventerrein bij Berlikum en de ontwikkeling van de tuinbouwcomplexen wordt van harte toegejuicht, de burgemeester is voorzitter van TOF, Tuinbouw Ontwikkeling Friesland. Er komt op termijn een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied, maar niemand op het gemeentehuis kan over de inhoud ervan iets vertellen; met name over beschermende maatregelen voor het landschap van de Middelzeetrechter weet men niets in het vooruitzicht te stellen.
De nieuw geplande weg zal in ieder geval niet in het plan worden opgenomen, maar niet vanwege het landschap, maar omdat de uitkomst van het tracé nog onduidelijk is. ‘Dat is dan met een artikel 19-procedure zo weer aan te passen’, aldus de heer Hoekstra van de afdeling ruimtelijke ordening.
Zal de gemeente het beleid blijven beperken tot hier en daar een postzegelplannetje, het opknappen van een stinsterrein, wat schaamgroen rond een lelijk bedrijventerrein?
Als we de geschiedenis van het ontstaan van het kustlandschap, van de terpen, de bedijkingen en de waterstaatkundige ingrepen willen bewaren om zijn schoonheid en uniekheid, dan zullen gemeenten zoals Menaldumadeel méér uit de kast moeten halen. Anders zal in enkele jaren verdwenen zijn wat in honderden jaren is gemaakt en ontstaan.