Midden jaren negentig brak in Gaasterland een spontaan en hevig verzet uit tegen de plannen van de provincie Fryslân om 550 hectare landbouwgrond op te offeren aan de Ecologische Hoofdstructuur. Het verzet zou de aanzet vormen tot het unieke Experiment Gaasterland. Inmiddels ligt er een Plan van Aanpak dat door de natuurorganisaties met de nodige scepsis is begroet. Geen hectares voor de natuur maar punten voor agrarisch natuurbeheer is het uitgangspunt waarmee Gaasterland ook voor de toekomst het ecologisch evenwicht tussen mens, plant en dier veilig wil stellen.

Gouden roggevelden schuilen er tussen de bomen en groene singels pronken in de zonneschijn. Geen landschapsschilder zou vanaf het palet de werkelijkheid meer schoonheid kunnen geven. Gaasterland. ‘Voor ons is dit het paradijs’, zegt boerin Willie Smink, terwijl ze in de richting van het Jolderenbos staart. De veehouderij van haar en haar man Ids staat in een glooiend landschap tussen bos, weilanden en het beschermd natuurgebied Oudemirdumer Klif. Hier hebben mensen nog wat de Ierse dichter en Nobelprijswinnaar Seamus Heaney ‘a sense of place’ noemt. En dat is precies wat de provincie Fryslân onderschatte toen ze in maart 1995 met het plan kwam om 550 hectare landbouwgrond aan de eigenaren te onttrekken voor grootschalige natuurontwikkeling ter invulling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS voorziet in de aanleg van een kwart miljoen hectare nieuwe natuur in Nederland over een periode van dertig jaar. Fryslân moet aan het waarborgen van het ecologisch evenwicht tussen mens, plant en dier in de toekomst 14.500 hectare bijdragen. Gaasterland was in overleg met de landbouworganisaties aangewezen als een van de drie grote gebieden in Fryslân waar meer natuur moest komen.

Arrogantie van de macht

‘Gaasterland begon te exploderen’, zegt Jan Sijtsma, programmacoördinator in de Friese Zuidwesthoek van Waardevol Cultuurlandschap (WCL) van het ministerie van LNV. ‘Ik ben drie dagen boos en emotioneel geweest’, zegt schapenhouder en EHS-commissievoorzitter Durk van der Werf uit Sondel. Ids Smink zag op slag zijn hele toekomst weggevaagd. ‘Het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. Ineens was het bedrijf waarin we tien jaar lang onze ziel en zaligheid hadden gestoken om het geschikt te maken voor intensief gebruik en om te voldoen aan de alsmaar strengere milieuregels, geel gekleurd op de kaart. De kleur van toekomstig natuurgebied. De arrogantie waarmee zo maar even aan je bestaansrecht wordt getornd. Dat was nog het ergste. We waren het vertrouwen in de politiek volledig kwijt.’

Leaver Dea as Slaef

Waar ooit de Friezen hun finest hour beleefden door het Hollandse leger terug te dringen, regelrecht de Zuiderzee in, dreigde vijf en een halve eeuw later een interne ‘oorlog’: de Gaasterlandse boeren tegen het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân; met het in Den Haag bedachte natuurakkoord tussen rijk en provincies, het Structuurschema Groene Ruimte als casus belli. Het motto ‘Leaver Dea as Slaef’, door de vrijheidslievende Friezen met de nodige trots geschreven op een grote zwerfkei bij Warns aan de zoom van het IJsselmeer, kreeg plotseling een heel andere betekenis. Van der Werf: ‘De provincie leek over de emotionele binding van mensen met het land heen te willen walsen. Die binding gaat soms drie, vier generaties terug. Land onteigenen voor woningbouw, daar kun je nog een keer overheen stappen. Maar voor natuur kun je niet onteigenen.’ Vooral niet in een gewest waar akkerbouw en veeteelt van oudsher de belangrijkste bron van bestaan is geweest.

Geen Klein Alaska

Gaasterland, waar lichtglooiende groene velden met zwartbont vee worden afgewisseld door bossen en geel en paars gekleurde bloemenvelden en waar natuur en veeteelt met elkaar in perfecte harmonie lijken, kwam in verzet. Als één blok stampten de boeren op hun klompen tegen de arrogantie die uit de plannen van rijk en provincies sprak, dat de boer een vernieler is van de natuur; plannen waaruit veel te weinig sprak dat de boer alle belang heeft bij de natuur omdat hij daaruit zijn inkomen haalt. De Initiatiefgroep Verontruste Gaasterlanders (IVG) werd de motor achter het verzet. Symbool van de actievoerders werd een enorme schilderijlijst bij Oudemirdum. De groep schilderde een toekomstbeeld van een verpauperd Gaasterland, met voorgeprogrammeerde natuur voor de massa’s uit de Randstad in de zomer en spookdorpen in de winter. ‘Het is een utopie om hier een Klein Alaska te stichten’, zei Heidi van der Werf van de IVG. ‘Gaasterland is mooi genoeg, dat willen we graag zo houden.’ Zeventig procent van de Gaasterlandse bevolking stond achter het verzet; desnoods met sikkel, schop en schoffel in de hand. Dat was niet nodig. De politiek zag het zwerk drijven. ‘Vrijwilligheid in gebondenheid’ was het motto dat de natuurplannen tot een succes moesten maken. En zonder draagvlak onder de bevolking was dat onmogelijk.

Niet meer van deze tijd

De natuurclaim op de 550 hectare landbouwgrond verdween van tafel. Gaasterland mocht zelf bepalen hoeveel en op welke wijze er groen bij komt. Een commissie van wijze mannen onder leiding van Rinse Zijlstra liet in haar advies voor een Experiment Gaasterland doorschemeren dat overheden de omslag naar een democratiseringsproces in de landbouw moeten maken. De Wageningse hoogleraar rurale sociologie, Jan Douwe van der Ploeg, lid van de commissie, hekelde de vaak dictatoriale opstelling van natuurorganisaties. ‘Alleen natuurorganisaties kunnen definiëren wat natuur is. Anderen begrijpen er zogenaamd niets van. Dat soort stellingname is niet meer van deze tijd. Boeren zeggen nu: landschapsbeheer? Prima! Maar wij regelen het wel.’ Vijf jaar later ligt er een Plan van Aanpak, dat de regionale EHS-commissie samenstelde in overleg met de particuliere Stichting Beheer Natuur en Landelijk Gebied (SBNL) uit Wijk bij Duurstede. De belangrijkste uitgangspunten zijn: vrijwilligheid, betrokkenheid van streekbewoners, leefbaarheid, het maximaal benutten van de mogelijkheden voor agrarisch en particulier natuurbeheer en behoud en versterking van het bestaande cultuurlandschap. Bovendien moet het plan kunnen wedijveren met de oorspronkelijke natuurplannen van de overheid. Voor de natuurdoelpakketten is Gaasterland ingedeeld in vier gebieden: het zandgebied, de keileemopduikingen, de randgebieden met klei- en veengrond, en de IJsselmeerkust.

Gaasterlandse meetlat

Het centralistische beleid heeft in het unieke Experiment Gaasterland plaatsgemaakt voor het poldermodel. Van der Werf, nu betrokken bij de Vereniging voor Agrarisch en Particulier Natuurbeheer Bosk en Greide, die belast is met de uitvoering van het Plan van Aanpak: ‘We maken de slag van gescheiden functies naar verwevenheid in agrarisch en particulier natuurbeheer, plattelandstoerisme en streekproducten en milieu- en bedrijfsontwikkeling. Het grondbezit laten we zo veel mogelijk onveranderd.’ Doelstelling van het experiment is dat er door het uitbuiten en ontwikkelen van de kwaliteiten van het gebied voldoende sociale en economische ontwikkelingskansen voor de bewoners zijn. Het unieke van het experiment is dat die doelstelling wordt uitgedrukt in een puntensysteem, de ‘Gaasterlandse Meetlat’. Het doel is niet meer 550 hectare nieuwe natuur maar versterking en uitbreiding van de natuur. Om dat doel te kunnen meten en evalueren zijn per categorie ijkpunten ingebouwd. Het einddoel voor 2018 is 5600 punten, die kunnen worden behaald voor weidevogelbeheer, botanisch beheer, perceelranden, bouwlandbeheer, houtwallen en singels, soorten (das), bos, heide, plas- drasgebieden en wintergasten (ganzen). Voor al deze categorieën geldt een minimum-, een gemiddeld en een maximumaantal te behalen punten. Het totaal van het gemiddelde, inclusief een bonus van 100 punten, is 5600 punten. Van der Werf: ‘We zitten al op 2000 punten en liggen drie jaar voor op schema. Als we voldoende financiële ruimte krijgen van het ministerie van LNV dan hebben wij ons puntentotaal al in 2010 gehaald.’ Daarbij moet worden aangetekend dat het reeds behaalde aantal punten dankzij de ‘vliegende hectares’ nagenoeg volledig kan worden toegeschreven aan de categorie weidevogelbeheer. Van de 250 boeren in Gaasterland doet volgens Van der Werf in eerste instantie zo’n 25 tot 30% mee. ‘Dat op te krikken naar 75% zou mooi zijn. Ik verwacht dat het sneeuwbaleffect over een periode van een jaar of vijf gestalte zal krijgen. We zijn ons ervan bewust dat er een verschil is tussen mensen die heel veel en mensen die bijna niets willen.’ De belangrijkste taak voor Bosk en Greide is het groeiproces waarin steeds meer agrariërs en particulieren aan natuurbeheer doen, in gang te houden en te versnellen. Daarvoor is een groot aantal projecten opgestart, zoals individuele voorlichting, cursussen en begeleiding, ecologische verbindingszones op maat, demonstratiebedrijven, bedrijfsnatuurplannen, recreatieve voorzieningen, routegebonden toerisme, opwaardering IJsselmeerkust, arrangementen, streekproducten, milieu- en bedrijfsontwikkeling.

Geen centimeter natuur erbij

Of dat lukt is nog maar de vraag. De natuurorganisaties die nu in Gaasterland buitenspel zijn gezet, slaan het experiment met de nodige argwaan gade. Voorzitter Henk Hornstra van It Fryske Gea heeft zich al bijzonder sceptisch uitgelaten over de vorderingen in Gaasterland. ‘Er is nog geen centimeter natuur bijgekomen’, zei hij in de lente van dit jaar. ‘Het lijkt erop dat het Plan van Aanpak een Plan van Obstructie wordt. Het wordt tijd dat landbouw- en natuurbeschermingsinstanties en de politiek krachtig bijsturen. Gaasterland verdient beter.’ Van der Werf wees de kritiek van de hand: ‘Hornstra reageert als iemand die wat hectares natuur door de neus is geboord en dat niet kan hebben. It Gea reageert als een actiegroep. Het is beneden de maat om de zaken zo op scherp te zetten.’ Dat er nog geen centimeter natuur bij is gekomen gaf hij toe, maar dat lag volgens hem aan de bureaucratie. Dankzij gewijzigde regelgeving van het rijk moet er eerst een gebiedplan komen. Daardoor kan het Plan van Aanpak pas in de herfst van 2000 daadwerkelijk van start gaan.

Moeizaam traject

De sfeer tussen Bosk en Greide en It Fryske Gea is grimmig. Het wantrouwen over en weer is groot waardoor de emoties snel kunnen oplopen. Er is nog steeds weinig geld beschikbaar voor het realiseren van de ambitieuze doelstellingen in Gaasterland. Daarom zijn het ook niet alleen de natuurorganisaties die zich afvragen hoe groot de belangstelling van de boeren werkelijk is en wat het duurzame karakter van de plannen is. Sijtsma: ‘Nu komt de kniper op ‘e skine, oftewel het komt er op aan. De uitdaging is aan de streek. Die heeft niet voor een gemakkelijke weg gekozen. Het is een moeizaam traject. Iedereen wil dat het slaagt. Sommigen zetten zich, soms ten koste van het eigen bedrijf, met hart en ziel in voor het collectief. Dat is lovenswaardig. Anderen zijn op onderdelen fel tegen de plannen. Belangrijk is dat er een vijftal voorbeeldbedrijven komt, zodat de streek zich over een jaar of vijf een spiegel kan voorhouden met de vraag: hoe staan we ervoor? Henk Dommerholt van de Vereniging Natuurmonumenten in Assen slaat ook een wat gematigder toon aan dan Hornstra. Voorlopig zitten de natuurorganisaties echter in de wachtkamer. ‘Gaasterland zegt: “We kunnen het zelf en we willen het zelf.” De natuurorganisaties vormen een bedreiging, die mogen geen zeggenschap hebben over de streek. Toch willen individuele boeren wel met ons samenwerken. Op plekken waar we via landbouwkundig beheer duurzame natuur kunnen ontwikkelen, willen wij best de helpende hand bieden. Dat geldt ook voor Staatsbosbeheer en It Fryske Gea.’ Volgens Dommerholt staan de natuurorganisaties best positief tegenover het Experiment Gaasterland. ‘De opzet is vertrouwenwekkend. Als genoeg boeren mee willen doen kan het wel wat worden. Maar als het niet lukt willen wij de mogelijkheid hebben om het op onze manier te doen. Wij hebben daar gebieden en willen best samenwerken. Het streven moet erop gericht zijn duurzame natuur te ontwikkelen. Voor ons gevoel geeft het Plan van Aanpak te weinig duurzaamheid. De kans dat er een functiewijziging ten gunste van de natuur plaatsvindt, is zeer beperkt. De invulling gebeurt heel versnipperd. Heideveldontwikkeling of een gebied nat maken lukt haast niet. Grotere eenheden zijn haast niet te realiseren. Er moet veel gerichter worden aangestuurd op concentratie, bij voorbeeld door middel van kavelruil. Onze grootste zorg is dat meer eisende natuur niet snel ingevuld wordt.

Provincie en Rijk (LNV) hebben de streek de ruimte gegeven en voorwaarden gecreëerd om zelf met een plan van aanpak te komen. Voor de uitvoering hiervan heeft de provincie een gebiedsplan gemaakt op grond waarvan subsidie kan worden aangevraagd voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer. Voorts is een grondcommissie ingesteld om kavelruil te stimuleren en zijn projectsubsidies in het vooruitzicht gesteld ondermeer voor plattelandstoerisme, streekproducten en voor milieu- en bedrijfsontwikkeling op landbouwbedrijven.