Een tweegesprek over de Veenkoloniën met als gesprekspartners van mr. Rein-Jan Hoekstra, lid van de Raad van State, en dr. Hans Elerie, directeur van de Brede Overleggroep Kleine Dorpen in Drenthe en lid van de redactieraad van Noorderbreedte.

Mr. Rein-Jan Hoekstra – getogen in Stadskanaal – was voorzitter van de Commissie die in opdracht van het kabinet onderzoek deed naar de problematiek van de Veenkoloniën. De commissie legde de vinger op een aantal zwakke plekken:
– een bij voortduring achterblijvende sociaal-economische ontwikkeling
– een kwetsbare agrarische sector door de mogelijke vermindering van EU-steun
– een sterk achterblijvende zakelijke dienstverlening
– knelpunten in de ontsluiting, zeker op openbaar vervoersgebied
– een negatief imago, met name bij buitenstaanders
Oplossing van elk van de problemen afzonderlijk biedt geen structurele bijdrage aan de versterking van het gebied. Samenhang ontbreekt en daarom is ombuiging van de neerwaartse spiraal alleen mogelijk op basis van een integrale aanpak, waarbij het gebied als geheel wordt benaderd.
De commissie stelt voor:
– verbetering van de landbouwkundige structuur en innovatie
– diversiteit in het ondernemerschap
– verbetering van de infrastructuur
– verbetering van de arbeidsmarkt en de scholing
– opstelling en uitvoering van een integrale regiovisie

Ongekende ontwerpopdracht

Het is Hans Elerie die de knuppel in het hoederhok gooit. ‘In de Veenkoloniën is sprake van een soort ruimtecrisis. Het gevaar dreigt dat er straks allerlei activiteiten worden ontplooid die het gebied uiteindelijk fragmenteren, terwijl de werkelijke potenties niet worden benut. Als er ergens een gebied in Nederland is dat ruimte kan aanbieden, is het dit gebied wel. Het is van landelijke betekenis. Wat mij dwars zit is dat het meest innovatieve deel van de boerenstand wordt weggepest naar Canada, Polen en Denemarken, terwijl er hier opgelegde kansen liggen voor een nieuwe, wetenschappelijk verantwoorde landbouw en in combinatie met een nieuwe inrichting van de ruimte. De Veenkoloniën kennen wat dit betreft een traditie die moet worden gehonoreerd. Het toekomstige landschap moeten we zien als een ongekende ontwerpopdracht, ook als gebaar naar de landbouw. De landbouw verdient een serieuze plaats in Nederland. Dat gebaar mis ik in het rapport.’

Versnippering doorbreken

‘Onjuist’, reageert commissievoorzitter Hoekstra, het woord ‘onzin’ nog juist inslikkend.’Wij hebben juist geprobeerd om de versnippering waarvan hier al jaren sprake is, te doorbreken. Als je namelijk voor de Veenkoloniën iets wilt betekenen, dan moet je de kracht van het gebied in zijn onderlinge samenhang weten de formuleren. Die kracht ligt in de landbouw, in de open ruimten die hier nog wonderwel aanwezig zijn. Wat de landbouw betreft is er natuurlijk wel sprake van eenzijdigheid. Je ziet dat aan de Avebe-problematiek, waarbij de nadruk te veel is gelegd op de productie van fabrieksaardappelen. Juist als er straks sprake is van vele tienduizenden hectares vrijkomende grond door efficiencyverbeteringen in de landbouw, is er een directe koppeling mogelijk met de inrichting van de ruimte die er sowieso al is. Die koppeling is bijvoorbeeld ook mogelijk met het structuurschema Groene Ruimte, dat inderdaad van landelijke betekenis is en dat nieuwe financiële mogelijkheden biedt.’

Poldertraditie herstellen

Hans Elerie: ‘Daar liggen misschien interessante aanknopingspunten. Wat ik graag zou zien is dat we in ons land de poldertraditie weer in ere herstellen, en dan niet vanuit het inmiddels afgezaagde poldermodel, maar vanuit de inspiratie waarmee we in het verleden in ons nieuwe land nieuwe landschappen hebben gecreëerd. Met alle nieuwe ontwikkelingen staat de landbouw altijd in het defensief. Die uitdaging ligt in de Veenkoloniën en dan nu zonder het monofunctionele uitgangspunt dat als basis lag aan de herinrichting, maar met nieuwe mogelijkheden voor wonen, recreatie en toekomstgerichte kansen voor de landbouw. En de combinatiemogelijkheden van al die functies, daar ligt een gigantische opdracht.’

De zaak is verrommeld

Hoekstra: ‘Ook daar zijn we in ons rapport op ingegaan. Wil je de ruimte op een structureel verantwoorde manier voor de toekomst gaan inrichten, dan zul je een grondbank moeten oprichten. Zo’n grondbank moet centraal gaan aansturen wat je gaat doen met de vrijkomende ruimte, in relatie met de bestemming van de aanwezige ruimte. Dat is iets dat je grensoverschrijdend moet aanpakken. Het mag niet zo zijn dat de Hondsrug en het Hunzedal zelfstandig worden aangepakt als landschappelijk gevoelige en aantrekkelijke gebieden. Die moet je betrekken bij gebieden als Westerwolde en bij de in dit opzicht aantrekkelijke delen van de Veenkoloniën. De zaak is hier behoorlijk verrommeld, met name door de verbrokkelde aanpak op het terrein van de ruimtelijke ordening. Maar ook in bestuurlijk opzicht kun je spreken van een sterk versnipperde aanpak. Elke burgemeester of ondernemer die we hebben gesproken is uit op behoud van de werkgelegenheid. Heel legitiem, maar het kan allemaal worden samengevat onder de noemer: preken voor eigen parochie. Ik wil niet onaardig zijn tegenover individuele bestuurders, maar je kunt heel duidelijk constateren dat zij te weinig druk hebben gezet op onderlinge samenwerking. Dat is ook de provinciale bestuurders aan te rekenen. Ook door het benadrukken van kernzones in Noord-Nederland is dit gebied aan zijn lot over gelaten. Men wilde aan de hand van Langman en zijn gelden eerst die kernzones aanpakken en dan zou dit gebied wel meeliften op de resultaten die daar bereikt zouden worden. Die benadering doet geen recht aan de grote actuele problemen die intussen spelen bij de Avebe, bij Philips in Stadskanaal en bij het transportcentrum in Veendam.’
‘Het is van groot belang het bestaande draagvlak in deze omgeving te handhaven. Het gebied moet aantrekkelijk blijven voor de mensen die er wonen. Daarnaast moeten de Veenkoloniën aantrekkelijk worden voor mensen uit het Westen en uit de tussenliggende overloopgebieden. Een van onze aanbevelingen in het rapport is dan ook om dit gebied met zijn historische en ruimtelijke waarde te kwalificeren als cultureel erfgoed in de zin van UNESCO. Voorwaarde is dat er ideeën op tafel komen om het gebied gezamenlijk – en dus niet versnipperd – aan te pakken. Daarom ook de suggestie om te komen tot een regiovisie.’

Identiteit genegeerd en ontkend

Hans Elerie: ‘De tragiek van de Veenkoloniën is dat de identiteit voortdurend genegeerd en ontkend is. Planologen en sociografen hebben dit gebied gedefinieerd als een asociaal landschap. De lintbebouwingen in de dorpen moesten gesaneerd worden, er mocht alleen kernvorming plaatsvinden, terwijl de bewoners een duidelijke waardering voor hun woonomgeving hebben en er volstrekt andere ideeën op na hielden.’
Hoekstra: ‘Ik spreek nu ook uit eigen ervaring en daarom kan ik rustig stellen dat we in de Veenkoloniën altijd met de rug tegen de muur staan. Het zal zo zijn dat het imago niet deugt, maar laat ons hier maar rustig aan het werk. Dat laatste moet ook gebeuren, maar het is ook van belang dat de mensen hier zich realiseren dat er ook iets moet gebeuren om het gebied economisch in stand te houden. Men moet zich ervan bewust zijn (of worden) dat het gebied zodanige potenties heeft dat het ook voor anderen aantrekkelijk wordt en blijft. Kleine nieuwe bedrijven zijn hier ideaal, denk ik. Maar dan niet versnipperd over allerlei gemeentelijke bedrijventerreinen.’

Samenwerking vraagt nog veel zendingswerk

Zou het een idee zijn om de twee betrokken provincies samen te voegen om die versnippering een halt toe te roepen?
Hoekstra: ‘Dat is niet de oplossing, omdat men er niet rijp voor is. Bestuurders, ondernemers, akkerbouwers en middenstanders die hier werken, hebben er weinig aan dat er een groot landsdeel Noord-Nederland ontstaat als dat niet tegelijkertijd betekent dat dit qua bestuurlijke infrastructuur een versterking is voor de inrichting van dit gebied. Daarom hebben wij gezegd: begin nu maar gewoon en zorg ervoor dat die bestuurders en ondernemers bij elkaar komen en er de schouders samen onder zetten.’
Daartoe heeft men zelf niet het initiatief genomen..?
Hoekstra: ‘Dat heeft mij wel wat verbaasd, ja. Philips Stadskanaal heeft indertijd geprobeerd een uitbreiding te plegen op het terrein van de gemeente Borger, maar dat stuitte op wezenlijke problemen.’
Elerie: ‘Maar dat is toch een ongelooflijke futiliteit, dat zo’n grens die in de zeventiende eeuw recht door het veen is getrokken nu nog zo’n betekenis heeft. Dat is toch doodzonde!’
Hoekstra: ‘Doodzonde inderdaad. Je kunt dat voorkomen door de gemeenten een convenant te laten sluiten of de provincies dat te laten doen: gezamenlijke aanpak van de problemen. Juist omdat te bereiken hebben we dus de opstelling van een regiovisie geadviseerd, zoals dat bij Groningen en Assen het geval is. Dat vind ik operationeler en meer oplossingsgericht dan oude ideeën nieuw leven inblazen, zoals de aanpassing van provinciale grenzen. Dat is in mijn ogen trekken aan een dood paard. Samenwerking is het parool, ook over de provinciegrenzen heen. Wat dit betreft is er nog veel zendingswerk in dit gebied te verrichten.’

De auteur is publicist.