Zijn de landbouw, de industrie en de kenniseconomie in de achter ons liggende decennia de economische peilers van Noord-Nederland geweest, nu lijkt de toeristische sector daar als een vierde tak aan toegevoegd te kunnen worden.

Zijn de landbouw, de industrie en de kenniseconomie in de achter ons liggende decennia de economische peilers van Noord-Nederland geweest, nu lijkt de toeristische sector daar als een vierde tak aan toegevoegd te kunnen worden. Zowel bestuurders als ondernemers zien een mooie toekomst gloren voor toerisme en recreatie. Booming business hoor je ze steeds vaker zeggen. Cijfers in onderzoeksrapporten ondersteunen in sommige opzichten deze euforie, maar spreken zeker niet van massatoerisme. Is de wens de vader van de gedachte of zoekt men vanuit de Randstad en elders inderdaad binnenkort in grote getale Friesland, Drenthe en Groningen op? Om er niet alleen tot rust te komen maar ook om zich te laven aan het nieuwe en spannende belevingstoerisme? Noorderbreedte zocht een economisch onderzoeker op om te horen hoe groot die economische waarde nu al is en wat er moet gebeuren om de sector een spurt te laten maken.
Yoram Krozer is een Rus in Friesland. Hij is directeur van het sinds twee jaar in Leeuwarden gevestigde Cartesius Instituut. De oorsprong van dit instituut ligt in de oude universiteit van Franeker. Er zijn twintig wetenschappers werkzaam bij Cartesius die allen verbonden zijn aan de drie technische universiteiten in Nederland: Delft, Twente en Eindhoven. Het instituut is omgebouwd naar een nieuwe innovatieve en ondernemende leerinstelling die zich met name richt op duurzaamheid van producten in de toeristische branche en daarmee het publieke belang wil dienen. Men werkt nauw samen met de genoemde universiteiten, Rijksuniversiteit Groningen, de noordelijke Hogescholen en het noordelijk bedrijfsleven. Biobrandstoffen, water, natuurbeleving, ruimtegebruik en mobiliteit zijn de onderzoeksthema’s van het instituut. Veel producten op basis van zonne-energie worden hier uitgedokterd. Deze zomer waren die te bewonderen op een tentoonstelling in het stadskantoor van Leeuwarden.

Diversiteit

Directeur Krozer is econoom en houdt zich bezig naast zijn andere taken ook bezig met het onderzoek naar de economische waarde van toerisme en recreatie. ‘Die waarde is heel groot en vooral heel breed’, vertelt hij. ‘Het ministerie van Economische Zaken rekent alles wat zich afspeelt buiten wonen en werken tot het toeristische en recreatieve domein. In Noord-Nederland ligt nog een keur van elementen die kunnen voorzien in een sterke groei van het toerisme. Met de Waddenzee en zijn eilanden, met de Friese meren, de Drentse bossen en de Groninger dijken en wierdedorpen. Er is een rijkdom van heel verschillende cultuurhistorisch gevormde landschappen in de drie provincies. En er is een grote diversiteit in het aanbod, van een hele kleine boerderijcamping of een éénkamerhotel tot de dierentuin in Emmen met zijn anderhalf miljoen bezoekers per jaar. Natuurlijk zijn er pieken en dalen over de jaren heen, dat hoort bij een economische cyclus, maar in zijn totaliteit is er wel potentie voor toeristische ondernemers in Noord-Nederland die risico durven nemen.’
Hij schetst hoe bijzonder de toeristische kwaliteiten van de noordelijke provincies zijn. ‘Op Ameland bijvoorbeeld heeft men slecht weer omstandigheden durven trotseren door die te compenseren met andere voorzieningen als sportfaciliteiten, zowel binnen als buiten, zwembaden, sauna’s e.d., maar ook bijzondere eetgelegenheden, kunst- en cultuurbezoeken en medische voorzieningen. Juist die scala aan activiteiten maakt een bezoek aan Ameland bijzonder. Daar verdienen de mensen een paar honderd euro meer per hoofd van de bevolking dan op Gran Canaria. Juist de niches, de specialiteiten van kleinere ondernemingen maken Noord-Nederland zo bijzonder. Voorbeelden zijn het verblijven in monumenten, erfgoedlogies, de sfeer van oud tijden doen herleven en het logeren in Art Houses. Zelfs als je het bekijkt op wereldschaal blijkt hoe inventief noordelijke toeristische ondernemers zijn. Ondanks of misschien wel dankzij een gezonde boerenmentaliteit worden de pareltjes in het gebied ingezet in een economisch perspectief. Neem nu het uitbuiten van de Elfstedenroute voor varen, fietsen, en wandelen, de cultuurhistorie, de zonneboten en andere innovaties. En men zoekt elkaar op en creëert meerwaarde door slimme combinaties in het aanbod van specialistische voorzieningen te maken.’

Zeilen heeft verzadigingspunt bereikt

Maar er zit ook een andere kant aan het verhaal. ‘Sommige toeristische concepten hebben hun hoogtepunt gehad. Het zeilen in Friesland bijvoorbeeld zit in de verdrukking, stelt Krozer. ‘Dat heeft te maken met het verzadigingspunt dat bereikt is. Je kunt het aantal mensen niet verder oprekken, en ook de periode waarin je kunt zeilen kan niet nog breder gemaakt worden, evenmin het aantal uren dat mensen op het water willen zijn.’ Hij weet niet waarom er een achteruitgang in het zeilen is – ‘dat moeten gedragsdeskundigen maar uitzoeken’- maar economisch is het een bewezen feit. ‘We kunnen dat ondervangen door het zeilen als onderdeel op te nemen in een totaalpakket van activiteiten. We bedenken in het Cartesius Instituut nieuwe technieken voor dergelijke totaalpakketten. Een ketenaanpak: wat zie je onderweg allemaal, wat voor beestjes, plantjes, attracties zijn er. Wat doen mensen als ze na het zeilen aan land gaan? Wat en waar eten ze en wat kunnen we leren over bijvoorbeeld nieuwe technieken. Zo willen we een integratie van ‘onderweg zijn’ bereiken en de bezoekers meer laten ondernemen dan alleen iets ondergaan. Daar kun je programma’s voor maken. Ga vooral de breedte in, is mijn devies.’

Waterworld

Met name op het gebied van water zijn volgens Krozer nieuwe duurzame technieken te ontwikkelen in toeristische en recreatieve attracties. ‘Ruimte voor water is een trend in de ruimtelijke ordening waar we met functies nadere invulling aan moeten geven. Aquatische landbouw is te ontwikkelen, maar dat loopt nog niet zo hard, dat vinden boeren een lastige opgave. Maar ook met toeristische elementen kun je op het watervraagstuk inspelen,’ zegt Krozer vol overtuiging. Waterworld is zo’n project van Cartesius. Onderzoekers werken aan duurzame technologieën die het gebruik van water als een ervaringsbron stimuleren. Woorden als ‘inspirerend’, ‘creatief’, ‘opwindend’ en ‘educatief’ zijn daarbij essentieel. Zo ontwikkelen onderzoekers binnen het instituut een systeem dat bij het varen de nieuwste snufjes aan boord inbrengt. Uitgangspunten zijn duurzaamheid en innovatie. Met een Geo Located Information Discovery Experience (GLIDE) aan boord van je boot kun je de grachten van Leeuwarden belevingsvol en interactief bevaren (zie elders in dit nummer). Ook de herinrichting van de Peizermaden, de natte gebieden die ten zuidwesten van de stad Groningen liggen, heeft de aandacht binnen Waterworld. Dat gebied zal in de komende jaren ingericht worden voor waterberging en daarmee komt tegelijk veel nieuwe natte natuur tot stand. Het Cartesius Instituut ziet daarin diverse mogelijkheden voor duurzame vormen van watertoerisme. ‘We willen ideeën aandragen, nieuwe concepten aanslingeren,’ zegt Yoram Krozer. ‘Dat begint met een beleidsthema. ‘Ruimte voor water’ bijvoorbeeld, DLO-Noord (dienst landbouwkundig onderzoek) benaderde ons daarover. Hun vraag was of aquatische landbouw hier kan. Dat gaan we graag voor hen uitzoeken. Of ligt er een markt voor meer toeristische waterattracties? Zo gaan wij aan de slag met het vergaren van ideeën waar we vervolgens de nieuwste technieken op toepassen.’
Dat swingt niet meer
In de toeristisch-recreatieve wereld is altijd het gevaar aanwezig van een verzadigingspunt. Krozer: ‘In Noord-Nederland is iets te vaak het ‘Friesland-concept’ toegepast. Kijk bijvoorbeeld naar de Blauwe Stad en naar Meerstad bij Groningen. Voor het toeristische gedeelte merk je daar het verzadigingspunt al, dat swingt niet meer echt. Men onderschat hoeveel denk- en doewerk er in het ontwikkelen van een goede toeristische concentratie van activiteiten zit. De kennis en kunde van hét zeilen in Friesland is gegroeid in minstens dertig jaar om uit te komen waar we nu zitten. En nog moet je daaraan blijven doorwerken, bijvoorbeeld nieuwe vindingen in de zeilsport toepassen. Voor Ameland geldt hetzelfde, daar heeft men ook veertig of vijftig jaar nodig gehad om er een echt toeristisch eiland met een keur aan attracties van te maken. Vaak begint zo’n proces trouwens heel natuurlijk, een gebied met bepaalde kwaliteiten wordt in cultuur gebracht, er komt wat voorzichtige horeca bij, dan nog meer diensten als musea en voorlichtingscentra en zo ontstaat geleidelijk een gelaagdheid in wat we een toeristisch product noemen.’
Gebieden moeten zich onderscheiden
‘Gebieden moeten leren zich goed te onderscheiden’, doceert Krozer. ‘Friesland is totaal anders dan Drenthe. Daar heb te maken met drie à vier grotere attractiepunten zoals de dierentuin in Emmen met zijn nieuwe wild-life park en de TT in Assen. Daaronder ligt een verfijnd netwerk van natuurgebieden, fietspaden en kleinere kampeermogelijkheden. Zo’n nieuw park in Emmen, daar komen de mensen wel op af. Want iets groots in the middel of nowhere, dat trekt publiek aan. Voor hunebedden komt men niet meer, tenzij je er iets anders mee doet. Bouw er een statement omheen! Zoals de Engelsen dat doen, die maken een ‘belevingspark’ aan de hand van de geschiedenis van de Kelten, dat verhaal speelt zich af in een keldermuseum. Friesland heeft, op Sportstad Heerenveen na, niet van die enorme grote attracties, daar moet men het van de meren en van dat hele verfijnde waternetwerk daaromheen hebben. Voor beide soorten toerisme valt te pleiten. Grotere attracties zuigen de mensen misschien weg van de kleinere oorden, maar die heb je wel weer nodig als ondersteunend grid en om er voordelen voor de gehele regio uit te halen. Voorwaarde voor een goed ontwikkeld toeristisch product is dat je er steeds over door blijft denken, vernieuwingen aanbrengt en niets uitsluit. En samenwerking natuurlijk, overheden en ondernemers moeten elkaar steunen, dan kom je het verst.’

Trefwoorden