Al minstens een eeuw verbeteren ruimtelijke planners en beleids-makers de gezondheidstoestand via de stedenbouw, de architectuur en het landschapsbeleid. Zonder riolering, volkshuisvestingsbeleid, vuilverwerking, productie van goed voedsel, behoud van natuur en aandacht voor leefbare buurten zou het niet best met ons gesteld zijn. Met het oog op de vergrijzing en de onrustbarende toename van ‘welvaartsziekten’ verwachten beleidsmakers, wetenschappers en ontwerpers nu opnieuw heil van aanpassingen in de leefomgeving. Voor onderzoek en ‘slimme oplossingen’ is veel geld beschikbaar. Noord-Nederland telt tal van initiatieven op dit gebied en Noorderbreedte bericht daar dit jaar in elk nummer over.

Stelt u zich voor: een stad waarin mensen, jong of oud, zich voornamelijk fietsend en lopend verplaatsen. Waarin niet de auto het verkeersbeeld bepaalt maar een netwerk van schitterende fiets- en wandelpaden zonder stoplichten. Waar sportvelden uitnodigend in het zicht liggen en vroegere parkeerplaatsen zijn omgetoverd in groene plekken die aangename ontspannings- en ontmoetingsmogelijkheden bieden. Waar speeltuinen niet langer worden wegbezuinigd. Sterker nog: elke buurt in deze stad kent behalve klim- en schommelplekken ook zijn eigen collectief beheerde pluktuin met vergeten groenten en fruit, naast een beweegtuin met hufterproof fitnesstoestellen. En de monofunctionele wijk: die is iets van het verleden. Gemengde wijken zijn immers niet alleen leefbaarder maar dagen ook uit tot geregeld bewegen.
In deze stad is er bijna geen kind meer dat nog met de auto naar school wordt gebracht. Een uitgekiende ruimtelijke (her)inrichting heeft van ‘actieve mobiliteit’ iets doodnormaals gemaakt. De kansen voor de inwoners om tot op hoge leeftijd gezond te blijven, zijn dan ook flink groter dan voorheen. Innovatieve woonconcepten zorgen er bovendien voor dat
zelfstandig wonen tot in lengte van dagen mogelijk blijft.

Dit toekomstbeeld lijkt een utopie. Toch is het een mogelijke nieuwe werkelijkheid. Zorgprofessionals, beleidsmakers, onderzoekers, stedenbouwers en architecten die ons willen helpen langer vitaal en autonoom te blijven, denken namelijk deze richting uit. Aanleiding: de stijgende kosten van de gezondheidszorg, in het bijzonder de kosten die samenhangen met de vergrijzing en met de toename van ziekten als obesitas en diabetes, vooral ook onder jonge mensen.
In het verleden heeft de ruimtelijke weg om onze gezondheid en levensverwachting positief te beïnvloeden tot indrukwekkende resultaten geleid. Mogelijk kunnen we dus in de toekomst opnieuw profijt hebben van ingrepen in de leefomgeving, waarbij het er dit keer vooral om zou moeten draaien de ruimte om ons heen ‘beweegvriendelijker’ te maken. Maar welke ruimtelijke maatregelen om mensen meer in beweging te krijgen werken ook echt? En welk type actieve gedragingen leiden tot de meeste gezondheidswinst? Dat moet nog veel preciezer worden bestudeerd, weten alle betrokkenen. Wel hebben de politieke aandacht en de beschikbare gelden reeds tot verschillende suggesties geleid. Hier en daar zijn die ook al gerealiseerd. Een aantal opties is verwerkt in het geschetste vergezicht. In de volgende afleveringen van de serie Gezonde ruimte komen diverse voorbeelden uit de theorie en de praktijk uitvoeriger aan bod.

Healthy ageing

Onder meer het UMCG in Groningen is sterk geïnteresseerd in de rol die de inrichting van steden, dorpen en groene gebieden kan spelen bij gezond en actief ouder worden, ook wel healthy ageing genoemd. Dat de bevolking steeds meer ouderen telt (een ontwikkeling die volgens onderzoeksinstituut TNO nog duurt tot 2035) en dat al die ouderen ook nog eens steeds ouder worden, is een medisch en sociaal succes te noemen. Maar wel een succes met aanzienlijke maatschappelijke en financiële consequenties. Om de kosten van de zorg in de hand te houden, maar ook in het belang van mensen zelf én in het belang van de economie, is het zaak dat het ouder worden zo gezond mogelijk verloopt. Mensen hoeven dan minder vaak naar de dokter en het ziekenhuis, kunnen langer thuis blijven wonen, langer doorwerken of anderzins maatschappelijk actief zijn en kunnen ook langer doorgaan met consumeren.
Overigens wijst het UMCG erop dat het thema ‘gezond oud worden’ iedereen aangaat, en niet alleen de al wat oudere medemens. Al bij de conceptie immers, als ouders hun genen doorgeven, ontstaan eventuele risico’s om later in het leven ziek te worden. Ook beïnvloeden omgevingsfactoren en iemands levensstijl en voedingspatroon de ontwikkeling van zijn gezondheid. Maar wat precies de impact van al deze factoren is, en hoe die zich onderling tot elkaar verhouden, daarover is nog niet gek veel bekend. Het (levenslange) verouderingsproces is daarom voor het UMCG, maar ook binnen de RUG en de noordelijke hogescholen, de laatste jaren een van de belangrijkste onderzoeksthema’s. De kennisinstellingen werken daarbij nauw samen met regionale overheden (de drie provincies en de gemeenten Groningen, Leeuwarden, Assen en Emmen) en met het noordelijke bedrijfsleven. Met elkaar vormen deze partijen het Healthy Ageing Network Noord-Nederland (HANNN).
‘Het aantal ouderen neemt snel toe en dat vraagt om nieuwe, slimme oplossingen om de
kwaliteit van het leven te vergroten en de maatschappelijke lasten voor gezondheid te minimaliseren. Noord-Nederland heeft de kennis, ervaring en urgentie om voorop te lopen in innovatie en onderzoek op het gebied van gezond ouder worden. Daarom is HANNN in het leven geroepen’, aldus de website van het netwerk. En: ‘De vergrijzende maatschappij biedt
niet alleen uitdagingen, maar ook geweldige kansen en economische impulsen.’

Zeker ook met het oog op dat laatste punt heeft Noord-Nederland zich in 2012 gekandideerd als ‘Europese modelregio’ op het terrein van healthy ageing. Frank Schumacher, verbonden aan de Hanzehogeschool en voormalig Brussels lobbyist, probeert namens HANNN deze status in de wacht te slepen. ‘Ons doel is daarmee de naamsbekendheid van Noord-Nederland te vergroten, in de hoop dat dit spin off voor de deelnemende kennisinstellingen en bedrijven met zich meebrengt. Dat is natuurlijk ook goed voor de werkgelegenheid.’ Dit jaar zal duidelijk worden of Noord-Nederland inderdaad de titel ‘modelregio’ mag gaan dragen.

Heilzame ingrepen

Via het thema ‘leefstijl’, dat al veel langer een rol speelt in het medisch onderzoek, kwam recentelijk ook het onderwerp leefomgeving’ in beeld als interessant deelgebied binnen het onderzoek naar veroudering. Hoe we leven is immers voor een flink deel ruimtelijk bepaald.
Half november wijdden het UMCG en TNO er samen met HANNN een congres aan onder de titel ‘Healthy Cities: onze leefomgeving als medicijn’. Twee dagen lang was in Groningen een breed gezelschap bijeen om kennis en ideeën uit te wisselen: van planoloog tot verzekeraar, van wethouder tot landschapsarchitect en van omgevingspsycholoog tot rijksbouwmeester. Ook opvallend: elf uiteenlopende organisaties uit het hele land, van het Groningse Platform GRAS tot het RIVM, spraken er af in de komende jaren gezamenlijk na te gaan welke ingrepen op het gebied van stedenbouw, woningbouw en inrichting van de publieke ruimte een gunstig effect hebben op de gezondheid, het welbevinden en de maatschappelijke participatie van ouderen.
Zoals gezegd is de relatie leggen tussen gezondheid en ruimtelijke planning bepaald niet nieuw. Al minstens een eeuw proberen ruimtelijke planners en beleidsmakers steeds weer om de gezondheidstoestand van mensen te verbeteren via de stedenbouw, de architectuur en het landschapsbeleid. Zo hielpen architecten en stedenbouwers in de negentiende en vroege twintigste eeuw infectieziekten bestrijden als cholera en tuberculose. Ze legden waterleiding en riolering aan, schoonden de binnensteden op, ontwierpen betere gebouwen en legden groen aan. Ook in de decennia daarna zochten beleidsmakers voor uiteenlopende ‘kwalen’, variërend van ongelukken op het werk en alcoholisme tot verveling en overbelasting, telkens een ruimtelijke remedie.
Hoe onze steden en landschappen er vandaag de dag bij liggen, is dan ook voor een deel het resultaat van eerdere pogingen om maatschappelijke pijnen via de planologie te bestrijden. Met alle tegenstrijdigheden van dien. Zowel autoluwe compacte steden als het autovriendelijke suburbane wonen, zowel hoogbouw als recreatiegebieden in de stad zijn (mede) de uitkomst van ooit heilzaam geachte ingrepen. Ingrepen die achteraf gezien soms zelf weer ziekmakend waren. Dat neemt niet weg dat de ruimte-lijke ordening tot dusver een groter positief effect op de volkgezondheid heeft gehad dan medisch en technologisch onderzoek, zegt architectuur- en stedenbouwhistoricus Cor Wagenaar, verbonden aan de TU Delft. ‘Internationaal vergelijkend onderzoek laat dat zien.’

Vitaliserende werking

Nu zijn we dus aangeland in het tijdperk waarin gedacht wordt dat het beweegvriendelijker en ook groener maken van de leefomgeving een preventieve en vitaliserende werking kan hebben. En niet zonder reden. Dat voldoende beweging gevoelens van welbevinden vergroot en ziekte helpt voorkomen, is genoegzaam bekend. Ook is aangetoond dat mensen minder stress ervaren als ze ‘groen’ zien en dat bijvoorbeeld moestuinieren op een volkstuincomplex tot vormen van sociaal verkeer leidt die eveneens de (geestelijke) gezondheid bevorderen. In een samenleving waarin frequent autogebruik, zittende beroepen, virtuele contacten en overconsumptie normaal geworden zijn, kan bijna iedereen wel wat meer van zulke beweegprikkels, groene prikkels, goede eetprikkels en sociale prikkels gebruiken.
Wagenaar vindt het ‘zeer positief’ dat er momenteel zoveel onderzoek plaatsvindt naar ruimtelijke omstandigheden die kunnen bijdragen aan langer gezond blijven. Als het meezit krijgen we een grotere verkeersveiligheid, leukere wijken en een schoner milieu op de koop toe.

Voor meer informatie over de aandacht voor healthy ageing in Noord-Nederland: zie www.hannn.eu

Trefwoorden