Oud-hoofdredacteur van Noorderbreedte Annemarie Kok publiceerde onlangs een kritisch essay over de politiek van ‘samenredzaamheid’ die is neergedaald op onze dorpen en steden. De eis om veel te delen met buurtgenoten maakt ons onvrij en kan ten koste gaan van prettige relaties met medebewoners, betoogt ze.

In de Noorderbreedte van april vat u een deel van uw essay samen. U heeft het daarin over de boomspiegel. In uw straat zijn op die open plekken rondom bomen door buurtbewoners bloemen geplant. Hoe staan ze erbij?

‘Op sommige plekken verschijnen narcissen en dergelijke. Andere zien er na de winter nog een beetje verwaarloosd uit.’

Ergert u zich daaraan?

‘Ik lig er niet wakker van, die tuintjes zijn in mijn stuk meer een symbool. Op het eerste gezicht lijkt zo’n initiatief leuk en lief, maar er zitten ook minder prettige kanten aan. Het is uiteindelijk toch openbare ruimte en bewoners hebben zich die nu toegeëigend. Dat staat voor een bepaalde trend waar ik moeite mee heb. Het idee is “we doen het zelf wel, we gaan het samen leuk maken.” Daarbij wordt uit het oog verloren dat het wij uit de buurt geen eenduidig wij is. Ook over kleine zaken kan heel verschillend gedacht worden. Daar wordt te makkelijk overheen gestapt in het huidige bottom-up denken.’

Wat is uw bezwaar tegen burgerinitiatieven?

‘Ik vind dat je voorzichtig moet zijn met initiatieven ‘van onderop’ als er consequenties zijn voor direct omwonenden. Nogmaals: er is niet een algemene wil van de buurt. Dus is het goed dat er beleid en regels zijn, die beschermen burgers tegenover elkaar. Het goede van ons systeem is dat er altijd verantwoording afgelegd moet worden. En juist dat blijft  buiten beeld als je bijvoorbeeld aan kleine gemeenschappen van mensen op basis van loting zelfbestuur gaat toekennen, zoals nu in onder meer de stad Groningen gebeurt. Corrigerende mechanismen die we kennen binnen  ons huidige systeem zie ik daar nog niet in opgenomen worden.’

In Nederland heb je  als burger naast het kiesrecht diverse manieren om over bepaalde kwesties mee te praten. Daarnaast mogen mensen wel wat  bescheidener zijn. Het gaat in een samenleving niet om de expressie van de allerindividueelste emotie en dat daar dan de ruimte voor moet komen. Soms kan iets  gewoon niet.’

In de Noorderbreedte van april 2015 schreef u over het project Deel & Ulrum. Daarin concludeerde u onder meer dat de samenwerking tussen de deelnemende burgers en de overheid het vertrouwen van die burgers in de politiek vergrootte. Bent u daardoor toch niet positiever gaan denken over dit soort experimenten?  

‘Nee. Ik heb het stuk over Ulrum geschreven omdat ik toen al vond dat we niet moeten worden overgeleverd aan de grillen van de medeburger. De conclusie van het stuk was dat dankzij enkele specifieke factoren in Ulrum allerlei nieuwe dingen in gang zijn gezet.  Zo is daar iemand ingehuurd die voor een lange periode intensief heeft bemiddeld tussen bewoners en andere partijen. En waren er in het dorp een paar vrijwilligers met veel tijd. Op de meeste plekken zijn er geen mensen die de tijd, zin en de deskundigheid hebben om complexe vraagstukken structureel in goede banen te leiden. Dus als je zaken gedegen wilt regelen kom je toch snel weer bij het reguliere systeem terecht. In mijn essay wilde ik een nuchter pleidooi houden: het is prima om te kijken naar knelpunten in het beleid, maar de gemeentelijke werkwijze vergaand afstemmen op maatschappelijke initiatieven vind ik onzinnig. . . En ik merk aan de reacties op ‘Binding genoeg’ dat veel mensen hetzelfde gevoel hebben maar dat ze, vooral als ze zelf bij de overheid werken, vinden dat je dat niet mag zeggen.’

 Heeft de kritiek die u heeft op het beleid in Groningen veel stof doen opwaaien?

Ik kreeg uitnodigingen voor gesprekken, debatten en lezingen en verschillende bestuurders en ambtenaren lieten me weten dat ze mijn verhaal als een hart onder riem ervaren.  Zo van ‘we zijn gewoon aangesteld om dit werk te doen, waarom doen we dat dan niet? Ook in de stad Groningen heerst tegenwoordig het idee dat het bestuur van de gemeente een van de vele spelers in de samenleving is. Alsof het een gelijkwaardig speelveld zou zijn. Dan vind ik dat je als overheid je rol te klein maakt. Dat lijkt me niet goed en het helpt ook niet om de burgers te laten zien waarom de politiek belangrijk is.’

De beweging richting burgerparticipatie is ook een antwoord op een probleem. Een kloof tussen mensen die zich steeds minder gehoord en betrokken voelen bij de politiek. Kan het niet een oplossing zijn om deze mensen meer bij de besluitvorming te betrekken?  

‘Ik vind het woord kloof al niet goed. Ik denk dat de afstand tussen kiezers en bestuur niet alleen praktisch onvermijdelijk maar ook belangrijk is. In het hele proces van visievorming en besluitvorming moet veel worden nagedacht en overlegd. Dat creëert automatisch afstand. Zonder die afstand zou je ook niet tot compromissen en verstandige besluiten kunnen komen. Verder wordt er, door het een kloof te noemen, gesuggereerd dat die afstand een akelige leegte is. Maar dat is niet zo, er is juist een voortdurende wisselwerking tussen politiek en burger via onder meer belangenorganisaties, politieke partijen, het bedrijfsleven, journalisten en wetenschappers.  Maar bij politieke uitkomsten kan het niet anders dan dat mensen zich er niet altijd in herkennen.

Heeft de politiek volgens u de taak mensen bij hun beleid te betrekken?

‘Uiteraard, en dat gebeurt ook. Maar je kunt zoals gezegd niet steeds iedereen laten meepraten. De politiek heeft ook de taak om de liefde voor ons systeem en de rolverdeling die daarbij hoort hoog te houden. Tegelijkertijd denk ik dat je van burgers kan verwachten dat ze zich realiseren hoe goed wij het hier hebben, in de stad en ook in Nederland. Dat is niet uit de lucht komen vallen maar voor een belangrijk deel te danken aan professioneel democratisch bestuur. De liefde moet wel van twee kanten komen.’

Nu het essay is uitgegeven, blijft u zich nog met dit onderwerp bezighouden?

‘Jazeker! Er is nog niet alles over gezegd. De gesprekken die ik voer, de dingen die ik lees en nieuwe onderzoeken die gedaan worden, vragen om verder nadenken. Niets is het hele verhaal.’

‘Binding genoeg. De stad en het geheim van aangenaam samenleven’ (84 pag.) is opgesteld als een fictieve brief aan Jane Jacobs en bevat diverse verwijzingen naar artikelen die Annemarie Kok eerder voor Noorderbreedte schreef. Te bestellen als boekje (€ 12,50) maar ook gratis te downloaden via www.trancity.nl.