De lijn Groningen-Nieuweschans is het laatste deel van de Noorderlijn, die begonnen is in Harlingen. Na het gereedkomen van de lijn Leeuwarden-Groningen begon men in 1865 met de aanleg van de lijn naar Nieuweschans. Met ongeveer duizend arbeiders werkte men aan de baan. Op 1 mei 1868 werd het deel naar Winschoten geopend en op 1 november 1868 het laatste stuk naar Nieuweschans. In november 1876 kwam de verbinding tot stand met Leer, die tot dan toe werd uitgevoerd per diligence. Na de Tweede Wereldoorlog reed de lijn Groningen-Nieuweschans niet meer door naar Duitsland. Het goederenverkeer kwam in 1951 weer op gang toen de opgeblazen brug over de Westerwoldse Aa was hersteld. Het reizigersvervoer werd in 1954 hervat.
De treinreis voert ons door drie landschapstypen: – het streekdorpenlandschap op de overgang van klei naar veen, een gebied dat ontgonnen werd vanuit de dorpen op de zandruggen; – het veenkoloniale landschap dat ontstaan is door het afgraven van het hoogveen van het Bourtanger Moeras; – het dijkenlandschap van de Dollardboezem in het Oldambt, een gebied van ingepolderde gronden.
Direct na het vertrek duikt de trein onder het Herewegviaduct en zien we de in 1869 in opdracht van de industrieel W.A. Scholten gebouwde fraaie achtzijdige theekoepel; een juweeltje van eclectische bouwkunst. In de onderhandelingen met de spoorwegen over het afstaan van de grond bedong Scholten dat de treinen op elk gewenst moment voor hem zouden stoppen. Een toegangshekje herinnert nog aan deze privé-halte. Kort daarna rijden we onder het viaduct van de A7 door, de rondweg rond Groningen, en zien we de torenflats van de Rijkskantoren. We passeren volkstuintjes en sportvelden en direct na de bebouwing zien we de aftakking van de spoorlijn naar Assen. Een zonnecollector met een fraaie wenteltrap is het laatste dat we zien van de stad. Tussen de spoorlijnen ligt de Esserpolder en in de verte zien we de spitse toren van de hervormde kerk van Haren. We rijden onder een hoogspanningsleiding door die in de lengterichting door de Ooster- en Onnerpolder loopt. Kort daarna zien we weer een hoogspanningsleiding en dan sluit de spoorlijn aan die de verbinding vormt met de lijn naar Assen. Vervolgens rijden we over de Waterhuizerweg en passeren we het Drentsche Diep, dat langs de Onnerpolder meandert en waar een pittoresk watermolentje staat. Hierna komen we in de Westerbroekstermadepolder, die gekenmerkt wordt door een langgerekte verkaveling. We rijden dwars door het Foxholstermeer, aan weerskanten waarvan gemaaltjes staan.
Hoogezand-Sappemeer
De eerste halte is Kropswolde, een oude veenkoloniaal dorp dat ontstaan is in de vijftiende eeuw. De korenmolen De Hoop is een achtkantige bovenkruier zonder stelling uit 1923 die langs de Zuidlaarderweg staat. Even verder zien we op afstand de huizen in een rechte lijn langs de Burgemeester Van Royenstraat staan. Kropswolde is een van de vier stations van Hoogezand-Sappemeer. Er bestaan plannen om een nieuw station te bouwen bij de Kerkstraat. De andere vier worden dan opgeheven op voorwaarde dat er een adequaat openbaar vervoer gerealiseerd wordt. Hoogezand-Sappemeer krijgt dan een echt stadshart. Na de halte Martenshoek passeren we een school, een nieuwbouwwijk, een industrieterrein en de Kerkstraat. Na de wijk Zuiderpark stoppen we bij het station Hoogezand- Sappemeer. Kort hierna manifesteert zich in de Kalkwijk voor het eerst het kassengebied. Dan volgt het open gebied van de polder ‘de Waker’, met tuinbouw en bomenkwekerijen. De bosschages in de verte zijn van de psychiatrische inrichting Nieuw Woelwijk. Vlak voor het Borgercompagniesterdiep ligt het station Sappemeer Oost, vroeger Borgercompagniesterweg geheten, en zien we de aardgaslocatie liggen in een open landschap. Een rechthoekig meertje langs de spoorlijn doet hier zandwinning vermoeden. Na een grote boerderij die dicht tegen de spoorlijn aan ligt, naderen we Zuidbroek. De huizen langs het Muntendammerdiep vormen het gehucht Tusschenloegen. Bij het station kijken we uit op een constructiebedrijf. Naast het station staan silo’s en pakhuizen. Even verder is er weer een aardgaslocatie met een vlampijp en buigt de goederenspoorweg naar Veendam af. Bij helder weer is de industrie van Veendam te zien. Daarna passeren we het A.G. Wildervanckkanaal en de autoweg naar Veendam. Dan wordt ons uitzicht belemmerd door bomen langs de lijn, hetgeen niet de eerste keer zal zijn op dit traject waar men er een handje van heeft om het uitzicht vanuit de trein op het weidse Groninger landschap te belemmeren. Even later zien we de dubbele hoogspanningsleiding die vanuit Delfzijl komt. Iets verder weg ligt de plaats Meeden op een zandrug evenwijdig aan spoorlijn. Na de hoogspanningsleiding zien we een bosje dat op een eendenkooi lijkt en vlakbij de spoorlijn een bosje met de windmolen bij het gemaal de Munte langs het Meederdiep. De spoorbaan maakt een bocht naar het zuiden en dan komen we langs een park- en bosachtig gebiedje in de buurt van het station Scheemda. Ook hier belemmert een smalle groengordel het uitzicht. Langs het spoor staan kleine boerderijtjes.
Winschoten
Precies op de gemeentegrens tussen Scheemda en Winschoten, aan de Meidoornlaan, staat de gave vijftien meter hoge luchtwachttoren, die gebouwd is tijdens de Koude Oorlog en particulier eigendom is. Na een industrieterrein en een hoge grijze flat stoppen we bij het station van Winschoten, waar we aankijken tegen een oude loods van de douane en een van de Oldambster Kunstmest- en Veevoerhandel, compleet met losweg. Winschoten is ontstaan op de kruising van de handelsweg Groningen-Münster, die op een zandrug ligt, en het riviertje de Rensel. Belangrijk voor de ontwikkeling van de plaats was de aanleg van het Winschoterdiep in 1637. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Winschoten een vesting met een omwalling, negen bastions en drie poorten. In de achttiende eeuw werden de wallen geslecht. De stad bleef een handelscentrum en trok welgestelde notabelen aan, die in de Stationsbuurt prachtige villa’s lieten bouwen. Winschoten vormt nog altijd het centrum voor Oost-Groningen. Bezienswaardigheden zijn de romano-gotische hervormde kerk uit de dertiende eeuw en de vrijstaande toren uit de vijftiende eeuw. Ook de drie koren- en pelmolens in het centrum zijn bijzondere kentekenen in de stad. Het gemeentehuis uit 1895 wordt gekenmerkt door een markante toren en een fraai vormgegeven natuurstenen balkon. Niet alle treinen gaan door naar Nieuweschans. Als we verder rijden zien we een vrij nieuwe industriewijk, met Philips als laatste vestiging. Na het Winschoterdiep, dat hier in verbinding staat met de Pekel Aa, rijden we onder de snelweg naar Duitsland door, het Oldambt in. Uitgestrekte bouwlanden met grootschalige akkerbouw vinden we tussen de spoorlijn en de snelweg met daarachter de hoogspanningsleiding. Waar deze een scherpe bocht maakt naar het westen ligt het gehucht De Bult. Enige bosschages markeren het gehucht Ulsda dat bestaat uit vier boerderijen. Bij de Ulsderweg was vroeger een station. We rijden parallel aan de snelweg en daarachter stroomt, niet zichtbaar vanuit de trein, de Westerwoldse Aa. We zien het laatste tankstation voor de grens.
Nieuweschans
Hoog torent een reclamezuil uit boven de bomen van het kuuroord Fontana. Door de ontdekking van heet mineralenrijk bronwater op zeshonderd meter diepte is Nieuweschans sinds 1985 het eerste kuuroord in Nederland. Ook dit pittoreske plaatsje leent zich voor een bezoek. De Nieuwe- of Langeakkerschans werd aangelegd in 1628, ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog, toen de plaats nog aan de Dollard lag. De schans had de vorm van een regelmatige vijfhoek met bastions, omgeven door wallen en een gracht. Binnen de schans werd een regelmatig stratenpatroon aangelegd, met in het midden een exercitieterrein. Ten noorden werd een sluis aangelegd, om het gebied onder water te kunnen zetten. Door inpolderingen kwam de schans steeds verder landinwaarts te liggen en verloor hij zijn functie. In 1815 vertrok het garnizoen en in 1870 werd bij Koninklijk Besluit bepaald dat Nieuweschans geen vesting meer was. De ontmanteling van de schans duurde zo’n 35 jaar. Een tijdperk van industrialisatie brak aan na de aanleg van de spoorlijn. Vooral landbouwindustrieën vestigden zich hier. In de jaren zeventig van deze eeuw is men begonnen met de reconstructie van de vesting. Sinds 1974 is de kern van het dorp een beschermd dorpsgezicht. Het is vooral de Voorstraat die aan de vesting doet denken: gevelrijen, gerestaureerde panden en een grasveld met lindebomen in het midden. In de Voorstraat vinden we ook bezienswaardigheden zoals de Hoofdwacht, Gouvernementshuis, de grenspalen, een voormalig graanpakhuis en enkele woonhuizen. Naast het Vestingmuseum is er een Naaimachinemuseum. Bij de VVV is een wandelroute verkrijgbaar. Verder zijn de hervormde kerk uit 1751 en de synagoge en de locomotiefremise opvallende gebouwen. De halfronde (polygonale) locomotiefremise, bestaande uit twaalf aan elkaar geschakelde loodsen ligt aan de Verlengde Hoofdstraat. Voor de loods ligt nog een draaischijf, die het mogelijk maakte de stoomlocomotieven naar binnen te krijgen. De loods is in 1877 gebouwd en tot 1935 in gebruik geweest. Na 1935 is hij lange tijd als autobusgarage in gebruik geweest. Het is nu een opslagplaats van een graan overslagbedrijf. Plannen om met het gebouw iets te doen zijn er wel. Zo zou het Busmuseum uit Winschoten hier gevestigd kunnen worden, maar deze en andere plannen stuiten af omdat de grond zeer vervuild is.
Oldambt
Voor de terugreis gaan we aan de andere kant zitten. Zodra we zijn vertrokken kijken we over de Nieuwe Spitlanden met graanvelden, naar Nieuw Beerta, een langgerekt wegdorp met kapitale boerderijen. Even later rijden we een grote boerderij aan de Ulsderweg voorbij en zien dan iets verder Beerta, eveneens een langgerekt wegdorp, gelegen op een zandopduiking. Ook dit dorp wordt gekenmerkt door monumentale boerderijen die de vroegere welvaart van de boeren weerspiegelen. Na een bosschage zien we de Beersterplas, een zandwinningsplas die nu een recreatieve een functie heeft. De lange slanke schoorsteen is een onderdeel van het voormalige stoomgemaal uit 1878, tegenwoordig een museum. Daarna rijden we onder de snelweg door, over het Winschoterdiep en via een industrieterrein met oude en nieuwe fabrieksgebouwen passeren we het Noordelijke Busmuseum. We stoppen we bij het station Winschoten, met uitzicht op het weinig verheffende café-bar Cheers. Het station dateert van 1868 en heeft ondanks een moderne, glazen kooi-achtige entree die tijdens een restauratie werd aangebracht, haar allure behouden. Helaas staat het station niet op de lijst van beschermde monumenten, want de NS vindt dat er genoeg van dergelijke stations zijn. Na een paar kwekerijen en lage kleine huisjes passeren we Heiligerlee, genoemd naar een nonnenklooster. Het weinig boeiende plaatsje is bekend geworden door de veldslag in 1568, die wordt beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Een monument uit 1873 doet hieraan denken. Verder geniet de plaats bekendheid vanwege de klokkengieterij Sint Paulinus van de gebroeders Van Bergen, uit 1795. Nu is het Klokkengieterijmuseum er ondergebracht.
Scheemda
We zien de twee schoorstenen van de Scheemder strokartonfabrieken ‘de Toekomst’ I en II die boven de horizon uitsteken. De fabrieken zijn gebouwd in 1900 en 1908 en zijn tot 1968 als zodanig in bedrijf geweest. Er zijn plannen om vooral de Toekomst II te behouden door het gebouw een nieuwe bestemming te geven. Scheemda is in de zestiende eeuw verwoest door de overstromingen van de Dollard en is daarna iets zuidelijker herbouwd, tegen het dorp Eexta aan. Na de aanleg van het Winschoterdiep kwam de plaats tot bloei. In het dorp staan kapitale villa’s, en de Oldambster boerderijen langs de Oostweg – waarvan sommige met Engelse landschapstuinen – maken dit dorp tot het mooiste landbouwdorp van het Oldambt. Bezienswaardigheden zijn de twee hervormde kerken, het gemeentehuis, de pastorie, het voormalige station en het er tegenovergelegen stationskoffiehuis. Zodra we de bebouwing verlaten, zien we de grote boerderij Vogelzang, aardgaslocaties met vlampijpen, een serie van twaalf windmolens en een hoge betonnen schoorsteen van het hoofdgemaal van de veenkoloniale afvalwaterleiding, beter bekend als de smeerpijp; dit alles op grootschalige akkerbouwpercelen.
Zuidbroek
Na het passeren van het A.G. Wildervanckkanaal, dat uitkomt in het Winschoterdiep, komen we in Zuidbroek. Het oorspronkelijke station is nog aanwezig en aan de overkant staan witte huizen van zekere allure. Er zijn ook nieuwe woningen gebouwd. De hervormde kerk is een romano-gotisch gebouw uit 1300. Na het Muntendammerdiep zien we het bedrijf voor betonelementen van Dirk Verstoep en veel kassen.
Sappemeer
De plaats is genoemd naar het gelijknamige water dat in 1618 werd drooggelegd. De eerste bewoners waren verveners. Het dorp was aanvankelijk belangrijker dan Hoogezand. Het buiten Welgelegen met een fraaie Franse tuin die nog te bezichtigen is, is de eerste in een reeks veenborgen die hier gebouwd is. Van welvaart getuigen ook de scheepswerven langs het Winschoterdiep. Ook is er veel (kassen)tuinbouw in dit gebied. Duidelijk zichtbaar vanuit de trein is de monumentale strokartonfabriek van W.A. Scholten uit 1879, nu Kappa Eskaboard. De oudste nog bestaande gebouwen van dit industrieel monument dateren uit 1905. Opvallend is het gebouw uit de jaren twintig, met zijn smalle rode bakstenen schoorstenen. Voor het station Sappemeer Oost passeren we rommelige achtertuintjes. Af en toe werpen we een blik in de straten van Hoogezand.
Hoogezand
Na de Kerkstraat en het squashcentrum zien we weinig verheffende architectuur. In de vijftiende eeuw werd in deze omgeving al turf gegraven. Ook hier was de aanleg van het Winschoterdiep van groot belang. Toen de vervening over zijn hoogtepunt heen was, kwam er andere bedrijvigheid, vooral de scheepvaart – onder andere naar Duitsland – en de verbouw van boekweit en aardappelen. Aardappelmeel- en strokartonbedrijven en scheepswerven bepaalden de economie in het midden van de vorige eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog breidde de industrie zich uit in de richting van Martenshoek en Foxhol. De oorspronkelijke veenkoloniale structuur van het dorp is volkomen veranderd door het dempen van het oude Winschoterdiep en de aanleg van foeilelijke woonwijken. Het station Hoogezand-Sappemeer dateert van 1988. Uitgebreide protesten in de jaren tachtig konden de sloop van het oude gebouw niet verhinderen. Het opvallende vormgegeven gebouw met zijn vrolijke kleuren is een vorm van postmoderne architectuur. Het station Martenshoek is ook een moderne halte en er staan weer boomsingels langs de spoorweg. Het oorspronkelijk station Kropswolde is in gebruik als galerie. Het is de halteplaats van Foxhol, een voormalig veenkolonie. Hier werd in 1842 de eerste aardappelmeelfabriek gesticht door W.A. Scholten, vanwege de zuiverheid van het water van het Foxholstermeer. Nog altijd wordt het dorp gedomineerd door chemische fabrieken van het Scholtensconcern. Maar ook AKZO en de AVEBE zien we van uit de trein als we door het Foxholstermeer rijden. Andere bedrijven zijn scheepswerf Ferus Smit, PPG en Centraalstaal. We passeren het Drentsche Diep, dat iets verder uitmondt in het Winschoterdiep, en Pattje Shipyards in Waterhuizen, een dorp dat vroeger zo’n twintig scheepswerven telde. De dwarshellingen geven dit gebied een eigen karakter.
Riekje Buivenga
Zodra we de Waterhuizerweg gepasseerd zijn, zien we de vroegere ‘blokwachterswoning’, met ongelooflijk veel spoorwegattributen van Riekje Buivenga-Arends (47 jaar). Zij is al ruim veertig jaar bezeten van alles wat met de spoorwegen te maken heeft. Als we haar opzoeken vallen we van de ene verbazing in de andere. Het zijn niet alleen de overwegbomen, de seinpalen en het interieur van een blokwachterswoning met verschillende bedienings en beveiligingssystemen die opvallen, maar vooral de op de 41 m rails aanwezige locomotief en drie wagons. In haar knalgele NS-overal vertelt ze dat ze op haar zesde jaar al koffiemuntjes spaarde die men kon gebruiken op de stations. Haar vader had een bloemenkwekerij naast het rangeerterrein van Onnen. Mensen die daar bloemen kochten wilden wel eens met die muntjes betalen. Sinds 1971 woont ze met haar man in de blokwachterswoning; de blokwachter bediende de seinen en de wissels. Tegenover de woning, aan de andere kant van het spoor, was een post met de bedieningstoestellen, die tot 1984 hebben gefunctioneerd. De meeste spullen heeft ze gekocht van de Nederlandse Spoorwegen. Om deze dure hobby mogelijk te maken moet ze zich nogal wat ontzeggen. ‘Ik neem geen vakantie, ik rook en drink niet en kleding en make-up interesseren me niet. Mijn bedoeling is om het hele bedrijf van de spoorwegen hier uit te beelden. Er is een conducteurswagon en een goederenwagon waar kolen en later bieten in vervoerd zijn. Ik heb ook een silowagon met twee bollen die tijdens het 150 jarig bestaan van de NS beschilderd zijn als de aardbol en de maan. Een keer in de veertien dagen start ik de locomotief, laat hem een uur draaien en rij een eindje vooruit en dan weer achteruit. Alles moet goed los blijven.’ Op de vraag waarom zij zo’n passie heeft voor spoorwegen, antwoordt ze: ‘Ik wilde machinist worden, maar dat kon niet in die tijd. Ik heb alles zelf geleerd en natuurlijk heel veel gevraagd aan de spoorwegjongens. Verder heb ik me verdiept in de klassieke mechanische beveiliging van overwegen. Alle dagen ben ik voor het publiek geopend, behalve op donderdag. Dan trek ik mijn machinistenuniform aan.’ Riekje Buivenga is met haar hobby zes keer op de televisie geweest, onder andere in het programma ‘de Stoel’ van Rik Felderhof, maar ook Joop van Zijl en Jack Spijkerman zijn bij haar geweest. Aan het einde van het gesprek vertelt ze dat de collectie nog niet compleet is. ‘Er ontbreekt een houten kastje van een perronslagwerk voor de aankondiging van een trein. Ook zou ik de kop van een Blauwe Engel en een Hondekop willen hebben.’ Inmiddels is de collectie een gemeentelijk monument. ‘Mijn zoon zorgt ervoor dat het bij elkaar blijft wanneer ik er niet meer ben. Als ik dit niet verzameld had, was alles op de schroothoop beland, dus wat hier nu staat is winst,’ zo stelt Riekje Buivenga laconiek vast.
De treinrit gaat verder en we zien Roodehaan als we onder de hoogspanningsleiding sporen en de blauw gekleurde brug over het Winschoterdiep die toegang biedt tot het terrrein waar de VAGRON huisvuil dumpt. Meeuwen zwermen in groten getale rond het gebied. We passeren rare, in elkaar gestorte en verbrande tuinhuisjes, rijden weer onder een hoogspanningsleiding door en zien dan de vijf pijpen van de Hunzecentrale en het transportbedrijf Frans Maas. Vervolgens passeren we het oude gebouw van rode baksteen van de Hunzecentrale en zien we de Martinitoren en de toren van de Sint-Jozefkerk. Als we langs het gebouw van de Milieudienst gereden zijn, gaan we onder het viaduct van de rondweg door. We werpen een blik in de roemruchte woonwijk de Oosterpoort, passeren het Herewegviaduct en arriveren op het Stationsgebied.
Bronnen
Boer-Sap, S. de, Spoorwegen in Groningen, Utrecht, 1987. Bijkerk, L., ‘Frieslands eerste spoorweg’ in: Op de rails, 1994-9 en 1994-10. Hartman, T. en F.C. Kornack, Groningen, gids voor cultuur en landschap. Groningen, 1994. Schroor, M. en J.J. Meijering, Het Groninger landschap. Utrecht, 1989.