De treinreis voert ons door drie landschapstypen. Het wierdenlandschap van het Reitdiepgebied behoort tot de oudste bewoonde gedeelten van Groningen. Buiten de dorpen vinden we verspreide boerderijen. Industrieën zijn er nauwelijks. De Woldstreek tussen Bedum en Woltersum bestaat uit het restant van de vroegere hoogvenen die op zeekleigronden zijn gevormd. Het landschap van Het Hoge Land wordt bepaald door akkers en weilanden. De polders langs de Waddenzee liggen twee meter hoger dan de gebieden rond de stad Groningen.

De treinreis voert ons door drie landschapstypen. Het wierdenlandschap van het Reitdiepgebied behoort tot de oudste bewoonde gedeelten van Groningen. Buiten de dorpen vinden we verspreide boerderijen. Industrieën zijn er nauwelijks. Een enkele zuivelfabriek en de vroeger veel voorkomende steenfabrieken manifesteren zich in het landschap. De Woldstreek tussen Bedum en Woltersum bestaat uit het restant van de vroegere hoogvenen die op zeekleigronden zijn gevormd. Het werd ontgonnen vanuit de kleigebieden aan de randen. Parallel aan de spoorlijn loopt de zwaar beplante Wolddijk. Het landschap van Het Hoge Land wordt bepaald door akkers en weilanden. De polders langs de Waddenzee liggen twee meter hoger dan de gebieden rond de stad Groningen. De oorzaak hiervan is de voortdurende aanslibbing bij een langzaam stijgende zeespiegel. Het eerste gedeelte naar Sauwerd is hetzelfde als de reis naar Delfzijl, verschenen in Noorderbreedte 1996-1. Op 15 juni 1884 werd de lijn Groningen-Delfzijl in gebruik genomen door de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Een comité van fabrikanten, die betere verbindingen wensten, had in 1887 de Groninger Locaal- Spoorwegmaatschappij opgericht. In 1891 werd met de aanleg van de lijn Sauwerd-Roodeschool begonnen, een lengte van 27 kilometer en waarvan de kosten ? 859.000,- bedroegen. De lijn moest zo veel mogelijk dorpen aandoen en dat veroorzaakte een kronkelig verloop. De boeren waren niet allemaal even enthousiast hetgeen betekende dat er dertig processen gevoerd moesten worden om de grond in handen te krijgen. De spoorlijn werd in 1893 geopend. In dat jaar begon ook de bouw van het huidige markante stationsgebouw in Groningen dat, precies 100 jaar geleden, op 6 april 1896 werd opgeleverd, een jaar later dan vermeld staat op de gevelsteen boven de ingang.

Groningen Noord

Vanaf het station kan men elk uur de Wadloper nemen richting Roodeschool. Meteen rijden we langs de KPN borg waar werk van Marthe Röling aanwezig is. De route gaat onder het viaduct door en over het Noord-Willemskanaal heen met een grote boog rond de westkant van de stad. Bij de kruising met de Friese Straatweg lag vroeger de halte Kostverloren, vlakbij het industrieterrein en de haven aan het Reitdiep. Er zijn plannen om hier bij het Reitdiep weer een halte te maken. De spoorbaan op dit gedeelte is verhoogd uit veiligheidsoverwegingen. Dertig jaar geleden reed de trein op straat hoogte en kon je in de woonkamers kijken, nu kijk je in de slaapkamers. Na het Reitdiep zien we de nieuwbouw langs de Kalverstraat en kort daarna naderen we het Station Groningen Noord, vroeger de Halte of het Noorderstation genoemd, aan het einde van de Nieuwe Ebbingestraat. In 1973 is het prachtige oude station vervangen door een zogenaamd viaductstation. Hierna passeren we de Korrewegwijk, de sportvelden en een industriewijk. De spoorbrug over het Van Starkenborghkanaal geeft de laatste jaren problemen omdat hij te laag is voor de huidige vrachtauto’s. Na het Van Starkenborghkanaal hebben we meteen een fraai uitzicht over het weidegebied ten noorden van de stad, met een blik op de molen van Noorderhoogebrug, de Wilhelmina, een achtkantige bovenkruier uit 1907. Verderop ligt Zuidwolde met zijn tufstenen romaanse hervormde kerk met een vierzijdige spits en Noordwolde met zijn markante uivormige torenspits. We rijden door de Koningslaagte, een schitterend cultuurhistorisch landschap dat in het kader van de noodzakelijke expansie van de stad Groningen niet wordt bebouwd, hoewel daar wel plannen voor bestonden.

Hogeland Spoor

Van Adorp zien we op de heenweg aan de rechterkant zo goed als niets. Hetzelfde geldt voor Sauwerd, het enige station op de route waar de trein niet meer stopt. Dat is vreemd, want aanvankelijk moest men in de trein naar Delfzijl hier uitstappen en dan verder sporen naar Roodeschool. Als je in Uithuizen woont en een bezoek wilt brengen aan het ziekenhuis van Delfzijl dan moet je tegenwoordig eerst naar Groningen en dan weer terug via Sauwerd naar Delfzijl. Het heeft met logistieke problemen te maken. Er zijn veel mensen die willen dat deze trein weer in Sauwerd stopt. NS- routemanager Frits van Leer stelt laconiek vast dat zolang de organisatorische problemen niet opgelost zijn men sneller en goedkoper de bus kan nemen omdat men dan in 30 minuten van Roodeschool naar Delfzijl is. Zestig procent van de reizigers zijn scholieren en studenten, twintig procent zijn forenzen en twintig procent recreanten. De lijn is verliesgevend, maar toch bestaan er plannen om het baanvak Groningen-Sauwerd te verdubbelen. Het meest kwetsbare deel is Winsum-Roodeschool omdat het een lang traject is, met kleine dorpen en geen grote eindplaats. Evenwijdig aan de spoorlijn loopt de autoweg die behoorlijk concurrerend is, evenals de Eemshavenweg. Winsum en Baflo zijn de stations waar de meeste passagiers instappen. Over het voortbestaan van deze spoorlijn is ongerustheid gerezen. Frits van den Berg uit Baflo is voorzitter van de onlangs opgerichte Vereniging Hogeland Spoor die de spoorverbinding wil behouden. ‘De gemiddelde bezetting van de trein naar Roodeschool is vergelijkbaar met de gemiddelde bezetting van een stoptrein waar dan ook in Nederland’ zo vertelt Van den Berg. ‘De enige periode dat er heel weinig mensen in de trein zitten is zondagmorgen, maar dat is ook elders het geval. Wat ik vreemd vind, is dat er ’s morgens tussen zeven en negen uur vijf treinen naar Roodeschool rijden zonder te stoppen. Alleen op de terugweg nemen ze passagiers mee en dan is het hartstikke vol. ’s Middags is dat andersom het geval. Men moet zich wel realiseren dat het met bussen heel moeilijk is om al de mensen naar en van Groningen te vervoeren.’ De vereniging telt momenteel 15 leden. Naast het instandhouden van de lijn streeft de vereniging ook naar kwaliteitsverbetering. In het weekend zou het goed zijn om een latere trein te laten lopen. De kaartautomaten voldoen niet optimaal of zijn beschadigd. Marthe Röling, geboren in Laren en gewoond in Amsterdam en Weesp, vindt ook dat de treinverbinding moet blijven. Hoewel het de eerste keer is dat ze de reis maakt, was het bij de aanschaf van haar boerderij in Uithuizen een pluspunt dat er een spoorverbinding is. Veel mensen die haar atelier bezoeken en vrienden en kennissen die niet autorijden, sporen naar Uithuizen. ‘Je zit dan toch bij de bewoonde wereld. Het zou doodzonde zijn als de lijn werd opgeheven, want hij heeft een belangrijke functie voor het gebied.’

Voorbij Adorp valt op dat de wegen vanaf de spoorbaan het land inlopen. Deze weggetjes lopen dood op het vroegere riviertje de Oude Ae, een strikte landschaps- en afwateringsscheidende lijn. Hier liggen de Sauwerdermeeden en iets noorderlijker de Winsumermeeden, weidegebieden met een blok-strookverkaveling. Na Sauwerd buigt de lijn naar Delfzijl af en gaan we onder de hoogspanningsleiding door om even later het Wetsingermaar te passeren. Af en toe zien we een grote windmolen staan. Het landschap is een laaggelegen kleiweidegebied met vele verspreid liggende boerderijen.

Winsum

De grote nieuwbouwwijk Ripperda van Winsum is genoemd naar een familie die als geuzen bekend zijn geworden en een rol speelden bij de beeldenstorm in Winsum. De wijk is destijds kleinschalig opgezet rond de boomkwekerij die we vanaf het station zien. De boerderij is verbouwd tot appartementen. De bomen van de kwekerij staan er nog. De boerderij staat op een eilandje. Twee bruggetjes geven toegang tot de boerderij. Winsum is evenals Obergum, het dorp aan de noordkant van het Winsumerdiep geconcentreerd langs dit water. Het dubbeldorp heeft altijd een belangrijke handelsfunctie gehad. In de 19e eeuw was het een welvarend dorp dat economisch steunde op de landbouw. In de zestiger jaren ontwikkelde het dorp zich als forenzenplaats. Na het station passeren we het Winsumerdiep dat naar Onderdendam loopt met aan weerszijden oude steenfabrieken. We sporen langs een garage en de witte boerderij Obergum. De eenzame boerderij buiten de bebouwde kom heet Takkebos. Een zeer gaaf wierdedorpje is het ruim 100 inwoners tellende Tinallinge schitterend gelegen aan het meanderende Tinallingermaar, waar we overheen rijden. De wierde heeft de vorm van een rechthoek. Het dorp kent nog een intact zijnde ossegang, een pad rond de wierde. In het midden daarvan staan een 13e eeuwse zaalkerk en een paar mooie boerderijen. Vlak voor Baflo zien we het eerste bouwland van Het Hoge Land.

Voedersilo’s en windmolens

Baflo ligt grotendeels aan de rechterkant van de spoorlijn. Het bedrijf Agrico is een grote aardappelhandel. Na de oorlog was dit bedrijf toonaangevend voor de aardappelteelt; er kwamen mensen uit geheel Europa en zelfs Japan een kijkje nemen. Vrachtwagens lossen en laden aardappelen. We maken een scherpe bocht naar het oosten passeren de Brandenburgertocht en steken het Rasquerdermaar over. Tussen kleine bosschages ligt de Zwijntil, een bruggetje over het maar. Bij helder weer kijkt men vanuit de trein over het wijdse landschap waar windmolens, voedersilo’s en verspreide boerderijen verticale elementen zijn. Aan de aanwezigheid van voedersilo’s is de gemeentegrens af te lezen. De gemeenten Winsum en Hefshuizen wilden geen hoge voedersilo’s, de vroegere gemeente Baflo daarentegen wel. Het bouwland komt hier steeds meer voor. We passeren het sterk slingerende Warffumermaar omzoomd door riet. We stoppen in Warffum waar we de witte boerderij Warffumerklooster zien. In de verte doemt het spitse torentje en de molen van Usquert op. Direct na het station ligt een vreemde, misplaatste berg: de vuilstortplaats van een aantal Noord-Groninger gemeenten. In het land zijn nu duidelijk opduikingen zichtbaar. Dat wijst erop dat we nu echt in het Hoge Land zijn. Links van de stortplaats zien we het gehucht Westerhorn en aan de Westerhornseweg staat de Groote Kruistee, één van de oudste boerderijen van Groningen uit de 15e eeuw. Verder naar het oosten zijn de spitse toren, de molen en de schoorsteen van de vroegere steenfabriek van Kantens zichtbaar. Dichterbij ligt het kerkje van Rottum gelegen op een mooie, maar voor het grootste deel afgegraven, wierde. Hier stond vroeger het Benedictijnerklooster Sint Juliana. Dit klooster bezat grote delen van het eiland Rottumeroog. We passeren een mooie boerderij met prachtige erfbeplanting, een mooie til over het Usquerdermaar en komen in het dorp van de miljonairs: Usquert. Als we het dorp verlaten passeren we de weg, waar de grote kop-hals-romp boerderij Kloosterwijtwerd staat tussen de bomen, gedeeltelijk wit geschilderd, genoemd naar het voormalige klooster Wijtwerd op de deels vergraven wierde. Even verderop liggen verspreide boerderijen en landarbeidershuisjes. We zien het torentje en de molen van Zandeweer. Vóór Uithuizen zien we de wierde van het gehucht Oldörp, dat oorspronkelijk Brunwerd of Brunvurd werd genoemd. In 1936 werd aan de oostzijde de Volkshogeschool gebouwd, die inmiddels is veranderd in een hotel- restaurant.

Uithuizen

Dit is eigenlijk het enige dorp waarvan de kern aan de rechterkant van de spoorlijn ligt. Het is ontstaan in de 10e eeuw toen inwoners van het wierdedorp Oldörp zich hier vestigden. Hieraan dankt het dorp ook zijn naam, Uthusen of Uiterste huizen. De verscheidenheid aan godsdiensten blijkt uit het grote aantal kerken en begraafplaatsen. Met de aanleg van de spoorlijn kwamen ook de eerste industrieën. De eerste kerk die we zien is van de roomskatholieke Sint Jacobusparochie, gebouwd in 1860. Ten zuiden van de kerk ligt de begraafplaats met royale tuinen, een vijver en wandelpaden. De terp wordt gemarkeerd door de straten die naar boven lopen. Na een garagebedrijf, de oude school met de bijbel uit 1920 en de prachtige molen De Jonge Jan uit 1866 stoppen we op het station. Van hieruit zien we de hervormde kerk die uit 13e eeuw dateert en waar later grote ramen en steunberen zijn aangebracht. Het imposante orgel uit 1701 is gemaakt door de beroemde orgelbouwer Arp Schnitger. Andere kerkgebouwen zijn de doopsgezinde vermaning en de gereformeerde kerk. De Joodse synagoge is in 1933 afgebroken. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het karakter van het dorp door de aanleg van nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen. Als we het dorp uitrijden zien we de vroegere groenteveiling en de Menkemaborg, de meest beroemde Groningse borg. Van oorsprong was het een steenhuis, het is tot een borg verbouwd rond 1700. Tot 1902 bleef het in bezit van de Alberda’s, één van de machtigste jonkerfamilies. Rond de borg ligt een indrukwekkende tuin, die in 1921 door Henri Copijn op een moderne leest werd geschoeid. Inmiddels heeft men de tuin toch weer een 18e eeuws karakter gegeven. Het schathuis is ingericht als pannekoekrestaurant. Vlakbij ligt de boerderij Huize Tocama, waar het Museum 1939-1945 is gevestigd met voertuigen en apparatuur uit de Tweede Wereldoorlog. Ook bevindt zich in Uithuizen het Kantmuseum met een collectie oude kanten vanaf de 16e eeuw. Voor het zwembad de Luinge zien we de witte kerk van Uithuizermeeden die dateert uit 1250 en nagebouwd is van een kerk uit het Nabije Oosten. De hoge toren uit 1726 is na een brand weer in de oude vorm herbouwd. De kerk diende op haar beurt weer als voorbeeld voor de kerk van Spijk. Naast het kerkje ligt de boerderij Ungersma genoemd naar de vroegere borg. Dan zien we enige glastuinbouw. Na een sportterrein en nieuwbouw het bejaardentehuis de Mieden. Als we Uithuizermeeden binnen rijden kijken we op de kleine arbeiderswoninkjes en de rommelige tuintjes met schuurtjes. Het streekdorp dankt zijn naam aan de buitendijkse meeden of graslanden van de kwelders langs de Waddenzee. Een weg kronkelt zich naar Oosternieland dat een kerkje met een klein rond torentje heeft en Zijldijk. De vette klei manifesteert zich duidelijk in de ruilverkaveling Hefshuizen die hier momenteel aan de gang is, een ingreep die het geaccidenteerde en open landschap gaat aantasten. De hoogspanningsleidingen naar de Eemshaven worden zichtbaar. De trein maakt een scherpe bocht en in de verte ligt de grote meander van de Groote Tjariet. We naderen Roodeschool.

Roodeschool

Het bijna 1300 inwoners tellende dorp dankt zijn naam volgens de overlevering aan een school die daar in 1730 een andere verving. Het dorp kent twee gereformeerde kerken. Het station is het meest noordelijke van Nederland. Erg boeiend is het dorp niet. Op de terugweg gaan we aan de andere kant van de trein zitten. Rechtsachter is het grootste windmolenpark van Europa in de Eemshaven. Na het vertrek zien de aftakking van het goederenspoorlijntje naar de Eemshaven en het spitse torentje van Uithuizermeeden. In de verte ligt Hefswal.

Uithuizermeeden

Dit dorp bezit aan de noordkant een betonbedrijf van Elzinga. We rijden door het saaie dorp en zien het kleine gereformeerde kerkje en rechts de toren van het witgepleisterde voormalige gemeentehuis. In het dorp bevindt zich het streekmuseum Het Hooge Land, met o.a. documentatie en het archief van de schrijver Willem de Mérode, die hier heeft gewoond. Ook hier staan weer fraaie renteniershuizen langs de Stationsstraat evenals café Spoorzicht. Bijzonder is de witte Rensumaborg die uit de 15e eeuw dateert en rond 1975 gerestaureerd is. Er bevindt zich nu een restaurant in. Rond de borg liggen twee lanen en voor de ingang is een hertenkampje. In de verte ligt de Oude Dijksterweg met fraaie boerderijen. Aan de waddendijk ligt het aardgasstation in de Emmapolder. Daar komt het gas aan uit de Noordzee en de afvoer ervan vindt plaats per spoor vanaf Roodeschool.

Straaljagers en hereboerderijen

Uithuizen laat zich tonen door Edama, een bedrijventerrein waarbij men vergeten is dat er voor deze bouwwerken ook een architect is in te schakelen. Direct na de weg passeren we een bosaanplant die het uitzicht totaal weg neemt. Terwijl openheid het kenmerk is van het Groninger landschap doet men hier aan natuurbouw. Aan de Oude dijk staat de prachtige boerderij met een voorhuis en twee grote kapschuren van Marthe Röling. ‘Een mooi rode beuk was voor mij een voorwaarde en gelukkig staat die er. Aan Wim Boetze van Staatsbosbeheer heb ik gevraagd om nog zo’n grote beuk te plaatsen. Wat ik zorgelijk vind, is de aanplant van bossen in dit bijzondere landschap.’ De reden dat Marthe Röling uit de Randstad vertrok had meerdere redenen. ‘Een paar jaar geleden hebben mijn vriend en ik in Groningen gezocht naar een groot pand omdat ik nogal monumentale kunst maak. We hoorden dat hier grote boerderijen te koop waren en we wilden ook wel eens wat anders dan de Randstad. Ik heb 47 boerderijen bekeken, vooral in het Oldambt. Aanvankelijk schrok ik me dood van het uitgestrekte open landschap, maar daarna werd ik er verliefd op. Ik vind het geweldig, dat kale. Op een dag stond ik in een hoek van 45 graden tegen de storm in en mijn bril vloog van mijn kop en mijn make-up hield geen stand meer en toen zei ik daar maak ik een heg, daar een bos en hier een wal. Maar ik dacht meteen dat moet je nooit doen; dat kale is juist zo mooi.’ Ze woont er nu anderhalf jaar en op de vraag of de Starfighter er ook staat, blijkt dat ze zich al meteen met het dorp heeft geassocieerd: ‘Wij van Uithuizen hebben een heel bijzonder dorp, want we hebben drie straaljagers. Het Museum 1939-1945 heeft een Russische Mig, dan heb je onze Starfighter, die overigens eigendom is van het Militair Luchtvaartmuseum en de derde is een Gloster Meteor, die in 1951 tijdens een airshow in de gracht van de buren is neergestort en totaal verdwenen.’ Marthe Röling werkt vooral in het Westen, maar ook in Noord-Nederland is werk van haar aanwezig, onder andere in het nieuwe gebouw van Gasunie, een neonsculptuur, wandschilderingen en een kleursysteem door het gebouw van de Postbank in Leeuwarden en een groot object aan het bedrijf Wientjes in Emmen. Volgend jaar heeft ze een vlaggenproject op de dijk in Delfzijl. Naast monumentaal werk maakt Röling ook grafiek en schilderijen. ‘Ik vind het een leuk dorp en het heeft mooie Amsterdamse School huizen. De mensen zijn enorm hartelijk en helemaal niet stug. Ze zijn ook heel gemakkelijk: We zien er toch redelijk opvallend uit, maar ze trekken zich er niets van aan.’ In Uithuizen zien we weer een bedrijventerrein waarbij o.a. een wasstraat met de exotische naam Lido. Een en ander munt ook niet uit door architectonische schoonheid. Bij het stoplicht loopt de Talmaweg met fraaie arbeiderswoninkjes de polder in. Even verder ligt het wegdorpje ’t Lage van de weg. In de polder liggen prachtige hereboerderijen met erfbeplanting, heuvels en vijvers, het zijn ware villa’s. Evenwijdig aan de spoorbaan ligt op zo’n 2 kilometer afstand de Middendijk, tot 1811 was dit de zeedijk. Toen werd de Noordpolder aangelegd.

Usquert

Inmiddels zien we de arbeidershuisjes van Usquert, de toren van de Hervormde kerk en de koren- en pelmolen Eva uit 1891. Dit dorp was van oorsprong een landbouwnederzetting en een vissersdorp. Vóór 1718 lag het dorp aan zee. Nu ligt de kleine vissersvloot in Noordpolderzijl. Usquert stond bekend als een rood dorp, het enige dorp waar in de vijftiger en zestiger jaren kermis was. ‘Het dorp van de duivel’, zo zeiden ze in Uithuizen. Wat hier opvalt zijn de grote tegenstellingen: de kleine arbeiderswoninkjes en de grote hereboerderijen. Langs de spoorbaan staan de typische Groningse renteniershuizen: deur in het midden en twee ramen aan weerszijden. Als we een straat in kijken zien we de toren van het vroegere gemeentehuis uit 1930 dat ontworpen is door de beroemde architect H.P. Berlage. Bij het station ligt Huize de Landbouw, een voormalig hotel dat onlangs als café in ere hersteld is. Op het station kijken we tegen een lelijke fietsenstalling aan. Ook buiten het station weer een stuk bos dat het uitzicht belemmert op de fraaie boerderijen van het Hoge Land. Even later zien we het gehucht Wadwerd. Hier zijn de mooiste boerderijen van de streek. Eén doet denken aan de Menkemaborg. Vanuit de trein kan men nu prachtig de polder inkijken.

Warffum

De spitse toren behoort bij de protestantse middeleeuwse kerk van het wierdedorp Warffum. Vlak voor het dorp ligt de Oostervalge, een verhoogde akker die tegen de wierde is aangebouwd. Aan de andere kant van het dorp ligt de Westervalge waar zich Huize Vriezenstein bevindt, een monumentaal pand uit de 19e eeuw. Vóór het dorp liggen kassen waar bloemen verbouwd worden. Zodra we het station binnen rijden zien we een klassieke boerderij. Een bijzonder gebouw is de pastorie aan de Pastorieweg 24, het oudste steenhuis van de provincie Groningen. Het openluchtmuseum Het Hooge Land in de Schoolstraat heeft een aantal authentieke gebouwen waaronder een winkel, een kroeg, een schippershuis en een schoolgebouw. Na het Warffumermaar ligt een meertje, dat is uitgegraven om zand te winnen voor de spoordijk. Het was vroeger in gebruik als zwembad. Daarna kijken we weer tegen zo’n totaal verkeerd bosje aan langs de spoorlijn dat alle uitzicht ontneemt. Na het bosje de Breedenburg, een na de brand van een aantal jaren geleden gerestaureerde oude borg met een zwembad en midgetgolfbaan. Het dorpje Breede, ontstaan op een hoge kwelderwal wordt voor het eerst genoemd in 1300. In de witgepleisterde 13e eeuwse hervormde tufstenen kerk worden regelmatig concerten en exposities gehouden. Verderop weer een bosje aan weerskanten van een landbouwweggetje waar een reeënfamilie woont. Als je geluk hebt zie je ze op de aangrenzende akkers. Na het Rasquerdermaar de wierde Rasquert die tegen Baflo aanligt. De wierde ligt op de oostelijke oeverwal van de Hunze. Vroeger hebben er twee borgen gestaan. De oostkant van de wierde is afgegraven en daar ligt het sportterrein, dat ’s winters dienst doet als ijsbaan met in het midden het boerderijtje het Olhof.

Baflo

Inmiddels remmen we af na het kanaal Baflo-Mensingeweer waar we een fraai uitzicht hebben op Baflo met zijn twee kerken. De eerste bewoners hebben zich hier rond 600 voor Christus gevestigd. De hervormde kerk, gewijd aan de heilige Laurentius heeft een tufstenen gedeelte uit de 12 eeuw. Café ’t Hoekje bij het station is bekend omdat hier de rayonhoofden bij elkaar komen voor de schaatstocht van de Noorderrondritten. Het stationsgebouw is het enige dat nog origineel is op deze lijn en is in gebruik bij het VVV. De invloed van de Engelse villadorp-stations is nog zichtbaar. Na 1940 ontstond aan de zuidkant van de wierde een nieuwbouwwijkje met een bosje. Daarmee werd Baflo wel groter maar niet mooier. We verlaten het bouwland van het Hoge Land en rijden het weidegebied weer in. Hier takte de spoorlijn naar Zoutkamp af die van 1922 tot 1942 in gebruik was. Aan de overkant van de provinciale weg zien we de toren van Eenrum en de molen van Mensingeweer en daarna de opduiking met een paar prachtige oude boerderijen van Ranum, waar een middeleeuwse kerk heeft gestaan die in 1820 is afgebroken. Het oude kerkhof is nog aanwezig. Hier loopt de weg richting Lauwersoog en zien we iets verder het wierdedorpje Maarhuizen. Bij Ranum ligt aan de spoorlijn een ruigte waar een buizerdpaartje huist. Op de weiden aan weerskanten van de spoorlijn zijn veel vogels te zien.

Winsum-Obergum

De dorpen Obergum en Winsum zijn slechts gescheiden van elkaar door het Winsumerdiep. De dorpen zijn verschillend van structuur. Obergum was een wierdedorp met een radiaire structuur, die echter is verdwenen. Hier hebben twee borgen gelegen aan het diep. Aan het water is de oude scheepswerf te zien die niet meer in gebruik is. De gotische kerk dateert uit de 13e eeuw en is goed zichtbaar als we het Winsumerdiep over rijden. De hoge witte brug is de Jeneverbrug en dan zien we de hervormde tufstenen kerk uit de 11e eeuw en de pel- en korenmolens de Vriendschap uit 1801 en de Ster uit 1851, beide achtkantige bovenkruiers van Winsum. Winsum is een centrum voor het regionale streekvervoer. We zien het vroegere gemeentehuis met een torentje en een gebogen gebouw: een bejaardencentrum. Aan de zuidkant van het dorp ligt het vroegere kerkdorpje Bellingeweer. Van dit gehucht is alleen het ommuurde kerkhof bewaard gebleven. Na het forenzendorp zien we in de verte de molen van Garnwerd in het Reitdiepdal. Dan zien we het prachtige wierdedorpje Groot Wetsinge waar vroeger een kerk heeft gestaan en nu op het voormalige kerkhof een aantal opvallende gietijzeren grafzerken staan. De nieuwe kosterij en school uit de 17e eeuw is recentelijk gerestaureerd. Na een grote boerderij met een moderne ligboxenstal kijken we naar de koren- en pelmolen uit 1854 en het hervormde kerkje uit 1846 van Klein Wetsinge gelegen langs de provinciale weg Winsum-Groningen. Na de hoogspanningsleiding komen we bij Sauwerd waar de trein wederom niet stopt.

Sauwerd en Adorp

Sauwerd is één van de oudst bewoonde wierden en dateert vermoedelijk van 400 voor Chr. Het dorpsbeeld is nogal verminkt door de afgraving van de wierde. Het plaatsje munt ook niet uit door architectonische hoogstandjes, ook hier treffen we mediterrane nieuwbouwwijkjes. ‘Ik snap niet waarom ze niet meer huizen bouwen zoals vroeger die wel in het dorp passen’, verzucht Marthe Röling. De spoorlijn loopt parallel aan de weg Sauwerd-Groningen. Aan de overzijde van deze weg ligt het Reitdiepdal, het oudste cultuurlandschap van Nederland met veel kronkelende slootjes en oude boerderijen. Even na Sauwerd zien we een groot betonnen vlak waar naar aardgas is geboord en niets gevonden. De korenmolen Aeolus, een achtkantige bovenkruier met stelling uit 1851 brengt ons bij Adorp. Dit wierdedorpje lag aanvankelijk aan een meander van de Hunze, maar die heeft zich verlegd. De oude bedding is op luchtfoto’s nog goed te zien. Ook Adorp had vroeger een halteplaats, maar die is reeds lang opgeheven. Even ten zuiden van Adorp ligt Harssensbosch, een boerderijtje gelegen op de plaats van een vroegere borg. Ook hebben hier middeleeuwse steenbakkerijen gelegen, die de kloostermoppen fabriceerden voor de kerken en borgen in de omgeving. We zien de witte gebouwen van de universiteit en dichterbij de schoorsteen van het Kernfysisch Versneller Instituut. Als we onder de hoogspanningsleiding doorgaan passeren we het Van Starkenborghkanaal en zien de stadsmarkering van Gunnar Daan aan de overkant van het kanaal. Terug in de stad komen we voorbij de zestiger jaren wijk Selwerd, stoppen bij de halte Groningen Noord, daarna volgt de wijk Paddepoel en nadat we het Reitdiep zijn gepasseerd komen we in de wijk Vinkhuizen. Rijdend langs de Friese Straatweg zien we onder andere Lijnco en even verderop de suikerfabriek. De meubelboulevard wordt door de rondweg voor het grootste deel onttrokken aan het oog. Voordat we het hoofdstation bereiken zien we het imposante gebouw van de Gasunie.

Bronnen

T. Hartman, F.C.Kornack, Groningen, gids voor cultuur en landschap, Groningen, 1994 Suzan de Boer Sap, Spoorwegen in Groningen, Utrecht, 1987 Meindert Schroor, Jan Meijering, Het Groninger Landschap, Utrecht, 1989