Landschappelijk gezien voert deze treinreis ons langs het meest gevarieerde traject in Noord-Nederland. Leeuwarden ligt in een kleilandschap, waarvan door de aanleg van de wijk Camminghaburen weinig te zien is. Daarna rijden we achtereenvolgens door een open laagveengebied, het besloten landschap van de Friese Wouden met zijn houtsingels en heidedorpen op zandgrond, de zeeboezemvlakte van de Lauwers op de grens van Friesland en Groningen, en de klassieke open kleipolders tussen Grijpskerk en Hoogkerk, alvorens te eindigen in de stad Groningen.

Landschappelijk gezien voert deze treinreis ons langs het meest gevarieerde traject in Noord-Nederland. Leeuwarden ligt in een kleilandschap, waarvan door de aanleg van de wijk Camminghaburen weinig te zien is. Daarna rijden we achtereenvolgens door een open laagveengebied, het besloten landschap van de Friese Wouden met zijn houtsingels en heidedorpen op zandgrond, de zeeboezemvlakte van de Lauwers op de grens van Friesland en Groningen, en de klassieke open kleipolders tussen Grijpskerk en Hoogkerk, alvorens te eindigen in de stad Groningen.

Op 14 oktober 1863 werd de spoorlijn Harlingen-Leeuwarden feestelijk geopend als eerste van het zogeheten Noordernet van de Staatsspoorwegen. Daarmee was het de eerste spoorlijn die in Noord-Nederland werd aangelegd. De verlenging naar Groningen ging gepaard met zeventig onteigeningsprocedures en vertragingen bij Zuidhorn, waar verzakkingen optraden bij het viaduct. Het duurde daarom nog tot 30 mei 1866 voor de eerste trein vanuit Leeuwarden feestelijk Groningen binnenreed. Stations waren er toen in Tietjerk, Hardegarijp, Veenwouden, Buitenpost, Grijpskerk, Zuidhorn en Vierverlaten. Vier keer per dag reed er vanuit Groningen een trein naar Harlingen met een aansluiting op de boot naar Amsterdam. De treinreis duurde tweeënhalf uur. Amsterdam was daarmee in tien uur bereikbaar geworden en kwam Groningen uit zijn isolement. In 1904 werd de Nederlandsche Tramweg Maatschappij (NTM) medegebruiker van het baanvak Leeuwarden-Veenwouden, voor doorgaande trams naar Drachten, ten behoeve waarvan er twee haltes bijkwamen: Achter de Hoven en Ouddeel. Hetzelfde gebeurde in 1913 toen de NTM- lijn Groningen-Drachten in gebruik werd genomen met een extra station aan de Paterswoldseweg. De onderbouw van de baan was vanaf het begin aangelegd voor dubbelspoor. Overigens is pas in 1996 begonnen met de verdubbeling van deze enige rendabele lijn in Noord-Nederland.

Leeuwarden

Gezeten in de Wadloper zien we bij het vertrek uit de Friese hoofdstad een rijtje oude huisjes langs de Hollanderdijk, genoemd naar de vroegere boerderij ‘Het Hollanderhuis’, die in 1928 is afgebroken. Even verder, op de hoek van de Schrans (de oude Middelzeedijk), staan bij de spoorwegovergang nieuwe appartementen op de plaats waar tot de jaren zeventig kaaspakhuizen stonden. Daarna zien we veel nieuwe kantoren langs de spoorlijn. Vroeger was dit een tuinbouwgebied. We passeren het riviertje de Potmarge. Even verder stond 25 jaar geleden de zuivelfabriek van de Lijempf (Leeuwarder IJs- en Melk Producten Fabriek), gesticht door Jan Evert Scholten uit Groningen. Nu bevindt zich hier het nieuwe gebouw van de Leeuwarder Courant. Iets verder staat de R.K. Johannes de Doperkerk, genoemd naar de patroonheilige van het dorp Huizum. De rij huizen langs de spoorlijn is gebouwd tussen 1905 en 1925; het was toen een wijk voor het middenkader, maar nu is het een probleemwijk. Dan passeren we het bedrijf van Friesland Dairy Foods, in de volksmond nog altijd de Condensfabriek. Jarenlang was dit de grootste werkgever van Friesland, maar door fusies, automatisering en inkrimping is dat niet meer het geval. De hoge pijp in de verte is die van de vuilverbranding, die al een paar jaar niet meer in bedrijf is vanwege de hoge dioxine-uitstoot. Daarna passeren we de Leeuwarder jachthaven, die in de jaren vijftig is aangelegd en toen de grootste van Europa was. Het industriegebied de Hemrik is genoemd naar de hooilanden die bij het dorp Huizum hoorden. We passeren de Vondelingweg, de oostelijke rondweg rond de stad, en rijden een stukje langs de hoogspanningsmasten om vervolgens te stoppen bij de halte Leeuwarden-Camminghaburen. Deze halte is in 1991 in gebruik genomen. Om de reistijd kort te houden is toen het station in Visvliet gesloten. Daarna passeren we de Saturnusweg, die het industriegebied verbindt met de wijk Camminghaburen.

Laagveengebied

Direct als we de bebouwing hebben verlaten, rijden we langs wat volgens de topografische atlas het Rood Pannenhuis heet, een vroegere kop-hals-rompboerderij die in 1980 is afgebrand. Sindsdien staat er een boerderij zonder rode pannen aan het Ouddeel. We komen in een laagveengebied, het noordelijkste deel van Het Lage Midden. In de verte staat een poldermolen uit 1900 en langs de spoorlijn een oud schutsluisje in de Tietjerkstervaart. In dit veengebied liggen zandopduikingen; op een daarvan ligt het gehucht Lytse Geast (Kleinegeest). Geest betekent zandopduiking. Rond Lytse Geast liggen drie eendenkooien die beheerd worden door It Fryske Gea. Even verder sporen we langs een restant van petgaten waar in de Tweede Wereldoorlog nog turf is gestoken. Het prachtige Amerikaanse watermolentje is een van de weinige die nog intact is. De spoorlijn buigt van de Tietjerkstervaart af en dan passeren we Tytsjerk (Tietjerk), met een heel spits kerktorentje uit 1902. De bevolkingsconcentratie van dit middeleeuwse streekdorp bevindt zich tegenwoordig niet meer bij de oude kern maar ten noorden van de spoorlijn, bij de snelweg naar Leeuwarden. Tytsjerk is een forenzendorp. Even verder ligt een meertje waar zand is uitgegraven, en dan komen we in Hurdegaryp (Hardegarijp). Ook hier is de kern van het dorp naar het noorden verplaatst, waarbij zelfs de kerk is afgebroken en in 1711 op zijn huidige plek herbouwd. Hardegarijp werd in de jaren zestig het belangrijkste forenzendorp van Leeuwarden. Het probleem is nu dat er eigenlijk geen uitbreidingen meer mogelijk zijn, omdat aan alle kanten van het dorp interessante landschappen zijn. Na de snelweg stoppen we bij het station, met prachtige dubbele bomenrij en volkstuintjes langs het spoor. Het oude station werd als eerste op deze lijn afgebroken en is nu een moderne halte.

Heidedorpen in de Wouden

Even voorbij Hurdegaryp ligt het oude heidedorp Feanwâldsterwâl (Veenwoudsterwal) langs de Zwadde. Dit is landschappelijk gezien een fraai gebied vanwege de houtsingels die als perceelsscheidingen dienen. We passeren de Veenwoudsterwalvaart en daarna komen we in Veenwouden, waar ooit de oudste zuivelfabriek van Friesland stond, de Freia. Deze werd gebouwd in 1879 vanwege de gunstige ligging aan de spoorlijn en de aanwezigheid van veel kleine boeren in de Wouden die de melk niet tot boter of kaas verwerkten, in tegenstelling tot hun collega’s op de klei. De fabriek is afgebroken en verplaatst naar het Openluchtmuseum in Arnhem. Het besloten landschap van de Friese Wouden is nog redelijk gaaf. Als de bladeren van de bomen zijn en er een beetje sneeuw ligt, krijgt het landschap iets transparants en dan is het coulissenlandschap heel duidelijk zichtbaar. NS is op dit traject bezig het spoor te verdubbelen. Het eerste deel van de verdubbeling van het spoortraject tussen Veenwouden en Grijpskerk, dat 23 kilometer lang is, moet in 1998 klaar zijn. Deze operatie kost ruim 140 miljoen gulden, inclusief tunnels, viaducten en wegomleggingen. Door de verdubbeling wordt de treinreis teruggebracht van 53 naar 35 minuten. NS verwacht dat het aantal passagiers zal stijgen van nu 9700 per dag naar 14.000 in 2010. Leeuwarden-Groningen is het traject met de meeste overgangen in Nederland: 117. Na de verdubbeling zijn er nog 59 overgangen, waarvan 30 beveiligd worden met spoorbomen en 12 met knipperlichten. Vlak voor de jachthaven van Kuikhorne passeren we een onverharde weg met de merkwaardige naam Goddeloze Singel, een oude verbinding van Rinsumageest naar Noordbergum. Langs het spoor stond vroeger een tolhuis. Na het passeren van de Kuikhornstervaart, door de bevolking de Zwemmer genoemd, komen we in het gebied van de heidedorpen, zoals Zwaagwesteinde en Twijzelerheide. Bij Zwagerbosch liggen veel meertjes; het zijn pingoruïnes, diepe gaten uit de laatste ijstijd. Door hun bijzondere plantengroei zijn het waardevolle elementen in dit Friese landschap en een aantal wordt beheerd door It Fryske Gea. Bij Zandbulten passeren we de Zwadde. Hier zijn fraaie houtsingels te zien die prachtig de verkaveling markeren in noordwest-zuidoostelijke richting. Tussen de houtsingels liggen een paar boomkwekerijen en veel kleine huisjes uit de vorige eeuw. Dit gebied kan een illusielandschap genoemd worden; overal staan huizen en woonwijken die door de dichte singelbegoeiing niet zichtbaar zijn.

Buitenpost

Langs de spoorlijn ligt de botanische tuin De Kruidhof, met meer dan vijfhonderd geneeskrachtige en boerenkruiden, en een kloostertuin. Het is een beetje een deftig dorp. Het gemeentehuis van Achtkarspelen staat langs de spoorlijn. De kerk dateert uit de Middeleeuwen en heeft een laatgotische bouwstijl. Aan de westkant van het dorp staat een monniksmolen uit 1871, die in 1958 is herbouwd. Door de ligging halverwege Groningen en Leeuwarden vervult dit dorp een forenzenfunctie.

Weids kleilandschap

Vrij spoedig na het station komen we in een heel ander landschap, de zeeboezemvlakte van de Lauwerszee. Oorspronkelijk lag hier een dik hoogveenpakket, maar dat is door ontwatering en in gebruikname gezakt en verdwenen; daaroverheen is een kleilaag afgezet. In dit klei-op- veengebied kun je heel ver kijken. Even later rijden we over de Stroobossertrekvaart, die gegraven is tussen Dokkum en Gerkesklooster. In de verte tussen de bomen ligt het kerkje van Gerkesklooster, een restant van het gelijknamige klooster. Het kerkje was oorspronkelijk de brouwerij van het klooster. Het hoge gebouw van Slump veevoederbedrijf staat aan het Prinses Margrietkanaal in Stroobos, waarvan het Groninger gedeelte in 1993 bij het Friese Stroobos werd gevoegd. We passeren de fraai slingerende Oude Ried, een zijtak van de Lauwers, en even verder een prachtige Amerikaanse windmolen. Daarna rijden we over de Oude Vaart, een andere zijtak van de Lauwers. Dit is niet de grensrivier met Groningen; dat is de Lauwers zelf, maar die valt in het landschap nauwelijk te herkennen. Bij een alleenstaand boerderijtje (Schalkedam) komen we in de provincie Groningen. In de verte zien we het torentje van de hervormde kerk (1877) van Lutjegast, de geboorteplaats van Abel Tasman. Even later passeren we het Visvlieterdiep, de verbinding tussen de Lauwers en het Van Starkenborghkanaal. Het landschap is hier nog gaaf. In de verte ligt Gaarkeuken, met het sluizencomplex dat vanouds de scheiding vormt tussen het Friese en Groningse boezemwater. Vóór Gaarkeuken ligt een watermolen. Ten zuiden van Grijpskerk passeren we even later het Poeldiep, het verlengde van het Wolddiep. Daarna kruisen we het Hoerediep, dat niets met vrouwen van lichte zeden te maken heeft; het woord is afgeleid van het oudfriese woord ‘hora’, dat slijk betekent. Daarna kruisen we het Niezijlsterdiep, dat bij Scheeftil in het Van Starkenborghkanaal stroomt. Daarvoor zien we nog een molen zonder wieken. Vlak voor Zuidhorn rijden we bij de Noordhornertolhek langs het Van Starkenborghkanaal met zijn populierenbegroeiing. Dit kanaal is gegraven tussen 1931 en 1938. Aan de overkant zien we het Hoendiep (met in de verte Briltil) in het Van Starkenborghkanaal lopen.

Zuidhorn

Zodra we het Van Starkenborghkanaal zijn overgestoken, komen we in Zuidhorn, met zijn zwembad en sportterreinen en niet te vergeten de vele nieuwbouwwijken. In de kom van het dorp staan statige villa’s waarin rond 1900 rijke boeren gingen rentenieren. Het op een pleistocene opduiking gelegen dorp is al vroeg bewoond geweest; er zijn vondsten gedaan uit de Steentijd (4400-1700 voor Chr.). De hervormde kerk is in de twaalfde eeuw gebouwd en is later sterk gewijzigd.

Kleipolders

Na Zuidhorn komen we in het veeteeltgebied rond de stad Groningen, dat herkenbaar is aan de opstrekkende verkaveling. Het is een kleigebied waar de Lauwerszee veel invloed heeft gehad. Bij de Hogeweg staat een stationwachtershuisje en aan het einde van die weg ligt het vriendelijke dorpje Den Horn, gelegen op een oude binnendijk. Het torentje van de hervormde kerk uit 1863 heeft een lantaarnbekroning. De vroegere kerk, die in 1862 is afgebroken, stond midden in de Lagemeeden, de vroegere naam van het dorpsgebied van Den Horn. Het kleine, goed onderhouden kerkhofje ligt nog steeds als een oase van rust midden in de landerijen. De Lagemeeden zijn vanouds de laaggelegen hooilanden; aan de noordkant van de spoorlijn liggen de Hoogemeeden. Daarna rijden we onder een hoogspanningsleiding door. Vlak voor het afleidingskanaal, de Zuidwending, met een molen bij De Poffert, komen we langs de fabrieken van Vierverlaten (de kruising van het Aduarderdiep en het Hoendiep). Het agrarische dorp Hoogkerk veranderde in de tweede helft van de negentiende eeuw in een sfeerloze industrievestiging, gelegen aan waterwegen en een spoorlijn. Daarna komen we langs de polder de Verbetering, het laatste open gebied tussen Hoogkerk en Groningen; er liggen hier nog veenterpjes. Dan rijden we Groningen binnen.

Groningen

Het station uit 1896 heeft allure. Het met gotische en renaissance motieven rijk gedecoreerde station is gebouwd door de Amsterdamse spoorwegarchitect Isaac Gosschalk. Er is sindsdien veel veranderd en uitgebreid. De meest ingrijpende veranderingen werden aan het eind van de jaren zestig uitgevoerd, waarbij het karakter van de monumentale hal werd aangetast door het aanbrengen van een verdiepingsvloer. Inmiddels zijn plannen om het station in zijn oude glorie te herstellen zo goed als rond. Voor de terugreis gaan we weer aan de rechterkant zitten. We rijden langs de nieuwe kantoren van KPN, over het Noord- Willemskanaal (Hoornse Diep), bij de Paterswoldseweg langs Theodorus Niemeyer en zien in de verte de ‘zwarte doos’ waar vroeger de provinciale diensten waren gevestigd. Dan rijden we langs de Suikerunie en de vloeivelden. Daarachter liggen Vinkhuizen en de nieuwe wijk de Helden, genoemd naar de polders de Jonge en de Oude Held. Bij Hoogkerk zien we eerst de strokartonfabriek de Halm en even verder de suikerfabriek CSM, die als een mastodont boven het plaatsje uitsteekt. Het oudste gebouw van Hoogkerk is de Romaanse kerk uit 1200.

Vette Koe

In het kleiweidegebied ten westen van de stad ligt het dorpje Leegkerk. Het kerkje dateert uit de dertiende eeuw en de iets verder gelegen watermolen De Jonge Held uit 1829. Dit is de enige Groningse molen die op eigen kracht een polder bemaalt. We passeren weer de Zuidwending en rijden door het gave landschap van de Polder de Kriegsman. Op de achtergrond zien we Aduard, een plaats die sterk bepaald is door het St. Bernardusklooster dat gesticht is in 1192. De beroemde abdijkerk van Aduard is gebouwd tussen 1230 en 1262 en bestond uit tientallen stenen gebouwen, omgeven door een muur en een gracht. De huidige hervormde kerk is de vroegere refter van het grote klooster. De molen Eolus dateert uit 1821. Het landschap wordt doorsneden door kronkelende slootjes zoals de Zuidhorner Zuidertocht, restanten van oude geulen in het waddengebied van de Lauwerszeeboezem. In de verte loopt de Friesestraatweg. We zien een boerderijtje met de curieuze naam De Vette Koe, waar overigens alleen maar schapen lopen. Dit deel van de provincie is compartimentsgewijs ingedijkt: slibde er een stuk aan dan werd er een dijk aangelegd waardoor er weer een polder ontstond. De spoorlijn loopt bij Zuidhorn evenwijdig met de autoweg. Bij het station ligt het Buitenboordmotorenmuseum en het nieuwe Regiopolitiekantoor. Dan gaan we over het Van Starkenborghkanaal en zien we Noordhorn, dat net als Zuidhorn gelegen is op een pleistocene zandopduiking. De kerk dateert vermoedelijk uit de dertiende eeuw. De koren- en pelmolen Fortuna uit 1890 is een achtkantige bovenkruier die oorspronkelijk in Grijpskerk stond. De molen, die in 1993 is gerestaureerd, is weer in gebruik. Het kostuummuseum Galerie De Gouden Leeuw heeft een collectie kostuums en sieraden uit Friesland, Groningen en Drenthe.

Okswerd

Als we in het voormalige zeeboezemgebied van de Lauwers komen, is het landschap meteen een stuk weidser. Zodra het kanaal gepasseerd is, zien we een reeks boerderijen van het gehucht Okswerd, gelegen op de Okswerderdijk, de oudste zeedijk van Westerkwartier uit 1200. Daarna rijden we over het Niezijlsterdiepen zien Niezijl op de achtergrond. In de vijftiende eeuw lager een zeesluis aan de westkant van Niezijl. Deze strategische plaats heeft in de Tachtigjarige Oorlog een belangrijke functie gehad, omdat er een schans lag. De kerk dateert uit 1661. De poldermolen De Zwakkenburger uit 1865 is een achtkantige bovenkruier.

Grijpskerk

In de verte ligt de ondergrondse gasopslaglocatie van Grijpskerk, een van ergste aantastingen van het Groninger landschap van de laatste tijd. We kruisen weer het Hoerediep en naderen Grijpskerk. Grijpskerk is ontstaan aan een oude zeedijk, toen de Ruigewaard werd ingepolderd in 1425. Er werd een kerk gesticht door de familie Grijp. Door de aanleg van de spoorlijn is het dorp gegroeid en heeft het een duidelijke verzorgingsfunctie voor het Westerkwartier gekregen. Langs de Groningerstraatweg staan fraaie villa’s van rentenierende boeren. De korenmolen De Kievit uit 1899 en de watermolen De Westerhorner uit 1829 zijn achtkantige bovenkruiers. De toren van de hervormde kerk dateert uit 1612. Het Wolddiep, dat hier Poeldiep wordt genoemd, is in 1385 gegraven en stroomt vanuit het zuiden naar Grijpskerk. Langs de Westerhornerweg die hier over een vroegere dijk van Grijpskerk naar Lutjegast loopt, liggen ook weer oude boerderijen.

Visvliet

In de verte ligt Visvliet, een klein dorpje genoemd naar het visrijke water van de Lauwers. Het is gesticht door de monniken van Gerkesklooster. De hervormde kerk is in 1427 gebouwd en de watermolen in 1868. Daarachter, bij het dorpje Burum, ligt It Greate Ear met zijn grote witte schotels, het grondstation voor satellietcommunicatie. We passeren het Visvlieterdiep en het station Visvliet. Niet alleen is de halte Visvliet in 1991 opgeheven, het fraaie stationsgebouw is ook nog afgebroken. Volgens Bob den Uyl is dit een groot verlies voor heel Nederland: ‘In het kader van een boekenweek zat ik in de trein van Leeuwarden naar Groningen en verheugde me al bij voorbaat op het stationsgebouwtje van Visvliet. Voor mensen die niet in noordelijke streken bekend zijn zeg ik erbij dat dit stationnetje eenzaam temidden van de weilanden staat en bij nadering voor je oprijst als een surrealistisch bouwwerk, bij het zien waarvan de mond openvalt van de schoonheidservaring. Het dorp Visvliet zelf is niet te zien, dat ligt aan de horizon verscholen achter een groepje bomen, en het verband tussen dorp en station dringt zich hierdoor niet direct op. Alles bijeen een unieke plek. Toen de trein begon af te remmen voor de halte Visvliet keek ik vol vertrouwen uit het raam om het genot dat de aanblik van dit gebouwtje biedt op me in te laten werken. Maar ik zag het niet, het was weg! Toen de trein stilstond ontwaardde ik een miezerig, transparant tramhuisje met een bordje erop: Visvliet. Ik keek naar de horizon en zag een groepje bomen met een torenspits er bovenuit. Het kon niet missen, dit was echt Visvliet. Verbijsterd liet ik me op de bank terugvallen en kon niet anders dan vaststellen dat de NS het gebouwtje hadden laten slopen. En het stond nog wel op de monumentenlijst, schoot me te binnen. Als Rotterdammer ben ik natuurlijk vertrouwd met het verschijnsel dat waardevolle gebouwen rücksichtslos worden afgebroken, maar hier, in dit vriendelijk Friesland, zou dat toch anders moeten liggen. Was er dan niet geprotesteerd en gedemonstreerd? In Groningen aangekomen belde ik op het station direct naar een kennis bij het grootste dagblad aldaar. ‘Wist jij’, zei ik, ‘dat het stationnetje van Visvliet afgebroken is?’ ‘Ja’, antwoordde hij somber, ‘stiekem in een razend tempo gesloopt’. Ik vloekte. ‘Maar het stond toch op de monumentenlijst’, riep ik weer. ‘Ha!’ zei hij steeds bitterder, ‘dat dacht iedereen. Daarom was niemand erop verdacht. Maar toen we die lijst ’s doorkeken bleek dat het er niet op stond.’ Er volgde een stilte. ‘Dit is een groot verlies voor heel Nederland,’ zei ik toen, waarna we een tijd en een etablissement afspraken om het gebeurde nog eens grondig te bespreken.’

Fogelsanghstate

In de verte ligt een tolhuisje dat wordt afgebroken en weer opgebouwd in de Amerikaanse nederzetting Holland in de staat Michigan. Vlak voor de Lauwers, bij een watermolentje, passeren we de provinciegrens en zien we bij de afbuiging van de rivier een aftakking van de Oude Ried, die we even verderop passeren. In de verte zien we de twee torens van Kollum en de Groningerstraatweg. Tussen de bomen ligt de kerk van Augsbuurt, aan het eind van de Stroobossertrekvaart. Hier beginnen de houtsingels van het Friese-Woudengebied. We stoppen in Buitenpost en zien het industrieterrein en experimentele woningbouw. We passeren de Lauwersmeerweg. In dit gebied zijn verschillende landgoederen, waaronder Fogelsanghstate bij Veenklooster. In dit brinkdorp stond vroeger een vrouwenklooster. Wanneer het klooster precies ontstaan is, is niet bekend. Wel weten we dat het gebouw in 1287 getroffen werd door een stormvloed. Na de Hervorming werden de kloosters in Friesland geseculariseerd en vervielen zij aan de provincie (1580). De Staten verkochten het voormalig klooster in 1644 aan Sjouck van Fogelsangh. De bomen van het park en het bos zijn duidelijk zichtbaar. Bij het bos stroomt de Zwadde en op een verhoging in de bos is de theekoepel te zien. De bekende architect Roodbaard is nog betrokken geweest bij de Engelse theetuin. In 1963 werd Fogelsanghstate ingericht tot uithof van het Fries Museum. In het parkbos staan prachtige oude eiken, beuken, acacia’s en platanen. Er is een waterpartij en een hertenkamp. In Veenklooster bevindt zich ook het landbouwmuseum De Brink. Bij Zandbulten passeren we de Zwadde. De zadeldaktoren van de kerk van Kollumerzwaag steekt boven de begroeiing uit.

Zwaagwesteinde

Van oorsprong is Zwaagwesteinde een klassiek middeleeuws kerkdorp. De heidedorpen zijn vooral ontstaan in de achttiende en negentiende eeuw, op de grens van twee gemeenten. Deze afgelegen veengebieden oefenden een sterke aantrekkingskracht uit op werkloos geworden veenarbeiders, bedelaars en personen met een crimineel verleden. Armoede was troef. Zwaagwesteinde, Twijzelerheide en Noordbergum zijn voorbeelden van dergelijke heidedorpen. Langs de spoorlijn staan nog de arbeiderswoninkjes. Zodra we de Zwemmer over zijn, passeren we weer de Goddeloze Singel, die de Hoofdweg naar Dokkum kruist.

Schierstins

We rijden Veenwouden binnen, dat in de Middeleeuwen bestond uit de naar elkaar toe gegroeide dorpen Eslawald en Sint Johanneswald. Het plaatsje is bekend vanwege de Schierstins en als geboorteplaats van Theun de Vries. De Schierstins was een uithof van het klooster Klaarkamp. Hier woonde de veenmeester van Klaarkamp, die turfwinning en -transport regelde. Het gebouw is nu een oudheidkamer. De Schierstins is de enig overgebleven stinstoren in Friesland. Veenwouden is nu een forenzendorp.

Natuurreservaten

Direct buiten het dorp ligt een interessant laagveengebied dat bestaat uit plassen, poelen, rietvelden en hooilanden: de Sippenfennen en het Ottema-Wiersmareservaat van It Fryske Gea. Het laatste is genoemde naar de vroegere eigenaren, tevens bestuursleden van It Fryske Gea. Reeën komen hier veelvuldig voor. De Sippenfennen werden vroeger extensief gebruikt door de boeren uit Feanwâldsterwâl. Het gebied was erg nat en alleen over water bereikbaar. Er werd hooi gewonnen en soms werden er pinken ingeschaard. Aan het einde van de jaren zestig verlieten de boeren het gebied en bleef het braak liggen. Er zijn plannen geweest om het gebied te bestemmen als vuilstortplaats en als winningsplaats voor zand, maar die zijn niet doorgegaan. Vanaf 1961 heeft It Fryske Gea het gebied aangekocht, evenals de meertjes Lodde Hel en de Wiel. Rond het jaar 1000 was dit een uitgestrekt hoogveengebied, dat in de late Middeleeuwen grotendeels is afgegraven door de monniken van de kloosters Mariëngaarde bij Hallum en Claerkamp bij Rinsumageest. Tot in deze eeuw is in dit gebied turf gestoken. De petgaten werden dichtgegooid en notaris Ottema uit Leeuwarden heeft deze gebieden opgekocht. Het vormt een onderdeel van de ecologische verbindingszone van het Wielengebied naar het Lauwersmeergebied. Op de voorgrond zien we Japmuoi’s kolk, de kolk van tante Japke, een oude eendenkooi van It Fryske Gea. Langs de spoordijk liggen driehoekige meertjes die gediend hebben voor de aanleg van de spoordijk. Het kerkje van Ryptsjerk (Rijperkerk) is even later duidelijk zichtbaar.

Bos van Ypey

Na het station van Hurdegaryp, sporen we over de snelweg en komen we bij Tytsjerk, waar het Bos van Ypey is aangelegd door de bekende tuinarchitect L. P. Roodbaard. Het wandelpark heeft vijverpartijen, een grot, een kluizenaarshuisje, een tropische kas en een volière, en is onderdeel van het landgoed Vijversburg bij Toutenburg. Daarna komen we langs het recreatiepark de Kleine Wielen, de golfbaan van de Groene Ster en het Otterstation Aqualutra. In het kader van de Blauwe Zone wordt een aantal kunstmatige meren aangelegd, direct ten oosten van Leeuwarden. Het zand wordt opgeslagen ten zuiden van de Kleine Wielen. Merkwaardige plannen in het toch al zo waterrijke Friesland! We zien ook de plas de Merriedobbe, een restant van de vervening die teruggaat tot de Middeleeuwen.

Zodra we het Ouddeel zijn overgestoken en langs de Kurkemeer rijden, zijn we in Camminghaburen, met bijna 1200 inwoners de grootste woonwijk van de Friese hoofdstad. Enige postmoderne kunstwerkjes zijn te zien bij de halte Camminghaburen. Als we een viaduct en de Tijnje gepasseerd zijn, zien we Koopmans meelfabrieken, de Oranjewijk, de Emmakade en de Koepelkerk. Bij de Potmarge komen we langs de nieuwe grootschalige kantorenbouw. We stappen uit op het fraaie station van Leeuwarden.

Literatuur

Bijkerk, L., ‘Frieslands eerste spoorweg’, in: Op de rails, 1994-9 en 1994-10. Hartman, T. en F.C. Kornack, Groningen, gids voor cultuur en landschap, Groningen, 1994. Schroor, M., De wereld van het Friese landschap, Groningen, 1993. Uyl, B. den, Het land is niet ondankbaar, Amsterdam, 1989