Het kan niet bij mooie woorden blijven. Nieuwe denkbeelden en inzichten moeten worden vertaald in plannen en vervolgens daadwerkelijk worden uitgevoerd. Aan goede en inspirerende ideeën ontbreekt het niet; de voorgaande delen van de publicatiereeks Dorpslandschappen getuigen daarvan, maar ook in de dagelijkse praktijk van boerenbedrijf op het Hogeland tot departement in Den Haag wordt gezocht naar een passend antwoord op de veranderingen en opgaven die ons te wachten staan.
Maar hoe zorgen we ervoor dat die alom aanwezige ideeën worden vertaald in inspirerende doch uitvoerbare plannen? Willen we het dorpslandschap een nieuwe en levensvatbare toekomst geven,dan zullen spa en piketpaaltje de grond in moeten en kunnen dromen uiteindelijk werkelijkheid worden.
Over het maken en uitvoeren van plannen gaat dit vierde deel van de publicatie Dorpslandschappen. In een viertal hoofdartikelen wordt vanuit verschillende invalshoeken bekeken in hoeverre de geschetste vertaalslag gestalte kan krijgen. Daarnaast is dit nummer – net als het voorgaande – gelardeerd met acht interviews door Jaap-Evert Abrahamse en Jos Webbing met mensen die vanuit de dagelijkse praktijk betrokken zijn bij de uitvoering van het dorpslandschap.
Verder bevat dit deel het tweede artikel van Jan Abrahamse uit de reeks ‘de beleving van het dorpslandschap’,met dit keer een interview met Roel Olivier over het wierdedorp Westeremden. En net als in de andere delen geeft Harry Cock in het middenkatern op een inmiddels vertrouwde en treffende wijze blijk van zijn liefde voor het leven van het dorpslandschap.
De rode draad in dit vierde deel van Dorpslandschappen is het concreet vormgeven aan het begrip identiteit. In voorgaande afleveringen is dit begrip al veelvuldig genoemd als mogelijk instrument om het spanningsveld tussen traditie en vernieuwing vorm te geven. In dit deel wordt vooral gezocht naar een werkwijze waarbij nieuwe ontwikkelingen worden benut om de ruimtelijke samenhang van het dorpslandschap te verbeteren en de identiteit een nieuw profiel te geven.
Elerie spreekt in dit verband over het verstaan en vernieuwen van de taal van het dorpslandschap. Willen we constructief vormgeven aan het toekomstige dorpslandschap dan zullen de diverse spelers,ieder met hun eigen landschapstaal,elkaar tenminste moeten verstaan. Daarnaast is vernieuwing noodzakelijk. Of zoals Elerie het zegt: ‘Nieuwe functies moeten niet a priori worden weggestopt, maar worden beoordeeld op hun bijdrage aan de taalverrijking van het nieuwe dorpslandschap.’
Bij het maken van plannen spelen onderzoek en ontwerp een belangrijke rol. Beide elementen kunnen van nut zijn bij het in kaart brengen en vertalen van identiteit. In de praktijk gebeurt dit ook al.
Bureau Alle Hosper laat aan de hand van een concreet dorp zien hoe je als ontwerper een dergelijke opgave tegemoet treedt. Zowel voor het buitengebied van Diepenheim als voor de openbare ruimte in de kern,heeft het bureau voorstellen gedaan die zowel worden ‘verstaan’ door de huidige ’taal’ van het dorpslandschap,als een aanvulling vormen op het bestaande vocabulaire.
Bureau Reijndorp laat zien hoe je vanuit onderzoek handen en voeten kunt geven aan het diffuse begrip identiteit. Ook hier wordt aan de hand van een concrete praktijksituatie beschreven hoe identiteit te onderzoeken is en hoe dit vervolgens is te vertalen in planvorming en beleid.
Analyseren en creëren van identiteit,kortom het vernieuwen van de taal van het dorpslandschap,heeft slechts kans van slagen wanneer dit is ingebed in een helder planproces. Ruimte om samen met gebruikers en bewoners te werken aan het toekomstige dorpslandschap is niet alleen een absolute noodzaak,maar bovenal mogelijk en kansrijk. Mits randvoorwaarden en spelregels duidelijk zijn omschreven,zouden bestuurders en beleidsmakers deze uitdaging – meer dan nu het geval is – aan moeten gaan.
Volgens Herngreen is dit de enige mogelijkheid om de plurale samenleving – een actieve,mondige en rijkgeschakeerde gemeenschap van burgers – vorm en inhoud te geven. En daarmee de democratie van de noodzakelijke nieuwe impulsen te voorzien.