We beginnen onze tocht in Gieten en gaan op weg naar Gasselternijveen. Als we het dorp verlaten wacht ons een onaangename verrassing. Het landschap is hier voorgoed verpest door een grote, adembenemend lelijke uitbreidingslocatie, volgepropt met cataloguswoningen. Bennen: ‘Een van de doelstellingen van het Hunzeproject is de woningbouw af te leiden van de Hondsrug naar het Hunzegebied. Maar die woningen moeten dan wel zorgvuldig worden ingepast in het landschap. Het Hunzegebied heeft een eigen identiteit. Het is een gebied met grote, niet voor iedereen zichtbare, cultuurhistorische betekenis. Daar moet in het ontwerp van nieuwe woningbouwlocaties rekening mee worden gehouden.’
De bijl erin
Vlak voor Gasselternijveen houden we stil bij het eerste doel van onze tocht. Bennen wijst ons op een productiebos dat in het akkerland is opgeschoten. ‘Dit is dus een economische activiteit, of wat mij betreft noem je het natuurontwikkeling, waarbij de nodige vraagtekens kunnen worden geplaatst. Een van de kenmerken van dit gebied is dat je overal aan de horizon de Hondsrug kunt zien liggen. Die openheid is karakteristiek voor het Hunzegebied. Maar dit bos ontneemt je het uitzicht. Enige tijd geleden maakten we onder leiding van Hans Elerie van het Keuning Instituut een busrit door het gebied met vertegenwoordigers van de lokale bevolking. Elerie wees ons op dit bos en zei: ‘Daar moet dus gewoon de bijl in.’ Dat was voor velen een eye opener. Dat je de identiteit van het gebied niet alleen kunt versterken door te conserveren, maar ook door dingen af te breken.’
Kennismakelaar
‘Tijdens die busreis viel ons op hoeveel kennis de mensen hebben van het gebied. Een van de passagiers pakte op een gegeven moment spontaan de microfoon over van Elerie en vertelde honderduit over de streek waar we doorheen reden. De lokale bevolking wordt bij het Hunzeproject betrokken in zogeheten deelgebiedscommissies. Door intensief met de bevolking te communiceren en rekening te houden met hun wensen, kunnen we op grote betrokkenheid bij het project rekenen. Zo houden we de aandacht voor het project vast. Zo willen we de vaart erin houden. De mensen moeten hun inbreng kunnen terugvinden in de besluitvorming. Het moet duidelijk zijn dat er daadwerkelijk invloed is op de inrichting van het gebied. Als ambtenaar ben je in zo’n geval een soort kennismakelaar. Ik bepaal niet meer vanachter mijn bureau hoe het gebied eruit ziet, maar probeer de wensen van de bevolking te vertalen in uitvoerbare projecten. Een randvoorwaarde is dat rekening moet worden gehouden met het bestaande beleid. We maken vooraf duidelijk wat vastligt en wat onderhandelbaar is. Zo kunnen we teleurstellingen voorkomen.’
Gebiedsgerichte aanpak
‘We ontdekken het nut van een gebiedsgerichte aanpak. We gaan steeds minder sectoraal werken, omdat in die situatie ieder organisatieonderdeel zijn eigen belang probeert te behartigen. We moeten werken vanuit een integrale ontwikkelingvisie op het gebied. Uit die visie moeten onze projecten en acties voortkomen. Grenzen tussen gemeenten en organisatieonderdelen zijn dan niet zo belangrijk. Het rijk onderkent dit en stuurt aan op gebiedscontracten tussen provincie en rijk. In het Drentse Aa gebied loopt in dit kader momenteel een voorbeeldproject. Uitgangspunt voor een gebiedscontract is dat je vanuit een ontwikkelingsvisie meetbare doelstellingen voor een gebied formuleert. Op voorwaarde dat je die doelen realiseert, stelt het rijk vervolgens budgetten ter beschikking. Ook voor het Hunzeproject kan die benadering heel zinvol zijn. Vaak ontbreekt de integrale aanpak. Beleid en budgetten zijn nog te weinig gestroomlijnd.’
Rol van de landbouw
We vervolgen onze tocht in de richting van Gieterveen. Bennen wijst op het Bos van Kruit, een gigantisch, langgerekt productiebos dat loopt van Gasselternijveen tot Stadskanaal. Dit kan een van de schakels worden in toekomstige natuurontwikkeling, en het Hunzedal verbinden met ecologische zones in de provincie Groningen. Bennen is van mening dat de landbouw een belangrijke rol kan spelen in het gebied: ‘Ons cultuurlandschap is grotendeels gevormd door de landbouw. Ik vind dat de landbouw een belangrijke rol moet blijven spelen. Er moeten concrete mogelijkheden komen voor agrarisch natuurbeheer. Dat de akkerbouw hier en daar nog grootschaliger zal worden staat wel vast. Maar ook dit biedt kansen. Het wordt een uitdaging om nieuwe functies te zoeken voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.’
Parel van de Veenkoloniën
Dan arriveren we in het gehucht Veenhof. We zijn onder de indruk van deze pastorale idylle. Midden in het open veengebied liggen op een zandkop enkele statige boerderijen, omringd door monumentale bomen. ‘Dit is de parel van de Veenkolonin’, zegt Bennen. ‘Hier gaan we, wat mij betreft, nooit aankomen. Dit is voor iedereen die met het gebied bezig is een bron van inspiratie. Onze opgave is het Veenhof van de eenentwintigste eeuw te maken. Het wordt de kunst om het zo te doen dat we de kwaliteiten van het landschap benutten zonder dat we het opsouperen. Er zijn verschillende voorbeelden te geven van mooie plekken waar je woningen zou kunnen bouwen. Je hebt hier en daar in het open landschap groepjes bomen, meestal sporen van vroegere bebouwing. Ook de prachtige glooiingen, restanten van oude rivieroevers, die je her en der onverwachts in het landschap aantreft, zouden mooie woonlocaties vormen. Het is een afweging tussen continuïteit en dynamiek. We willen het mooie van het landschap behouden, maar ze mogen over honderd jaar ook weten dat wij er zijn geweest.’
Cultuurhistorische hoofdstructuur
In Annerveenschekanaal verwijzen de talrijke groenwitte bruggen naar de historie van het gebied. Ooit verleende de provincie Drenthe hier concessies voor de turfwinning. De turf werd vanuit Stadskanaal via het Grevelingskanaal naar Groningen gevoerd. De bruggen, het kanaal en de sluis zijn nog steeds eigendom van de stad. Binnenkort worden de bruggen overgedragen aan de gemeente en de sluis en het kanaal aan het waterschap. Aan het eind van het kanaal rijst het imposante huis op van de toenmalige concessiehouder Greveling. ‘Er is meer aandacht nodig voor de cultuurhistorie van landschappen’, vindt Bennen. ‘Onlangs heeft het rijk hiertoe een aanzet gegeven met de nota Belvedere. De verwachting is dat ook de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening aandacht zal geven aan culturele aspecten. Ik zou het toejuichen als het rijk met een subsidiestelsel en voorbeeldprojecten komt, zoals ook is gebeurd voor de Ecologische Hoofdstructuur. We hebben in Nederland behoefte aan een culturele vernieuwing van het landelijk gebied.’