In 1998 hebben de toenmalige ministers van VROM en OCW, De Boer en Ritzen, een Milieuprijs voor het Hoger Onderwijs ingesteld. Er werden onder andere twee aanmoedigingsprijzen uitgereikt, waaronder één aan een inzending vanuit de Faculteit Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. In het voorstal, Duurzaam omgaan met de natuurlijke omgeving, geven de schrijvers aan in hoeverre aspecten van duurzaamheid van belang zijn voor studenten in onder andere de talen, archeologie en geschiedenis. Zij beogen zowel de visie van studenten te verbreden als tegemoet te komen aan vragen die onder hen leven.

Volgens de jury, onder voorzitterschap van Commissaris van de Koningin in Groningen Alders, is hier sprake van een ‘opmerkelijk initiatief’. Zij was ‘unaniem lovend’ hierover. De RUG laat hiermee zien dat milieu en duurzaamheid ook in de alpha- en gammastudierichtingen op een zinvolle manier kunnen worden geïntegreerd. Met het geld van deze aanmoedigingsprijs, vijfduizend gulden, wordt een collegereeks opgezet waarin het begrip ‘duurzaamheid’ belicht wordt door docenten uit uiteenlopende disciplines, zoals economie, milieukunde, biologie, agrarische geschiedenis, milieugeschiedenis en archeologie. We schetsen hier kort welke thema’s en dilemma’s aan de orde komen.

Our common future

Het woord ‘duurzaamheid’ heeft langzamerhand een zeer diffuse betekenis gekregen. Iedereen gebruikt het en praat erover, zonder dat duidelijk is wat er per spreker of per gelegenheid onder wordt verstaan. De commissie-Brundtland introduceerde de term in 1987 in het publieke debat. In haar rapport Our common future worden twee elementen onderscheiden: de behoeften van de armen in de wereld en de idee van de beperkingen die de stand van de techniek en maatschappelijke organisatie opleggen aan het vermogen van het milieu om huidige en toekomstige behoeften te vervullen. Samengevat: ‘Een ontwikkeling die in de huidige behoeften voorziet, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden tot voorziening in hún behoeften in gevaar te brengen.’

Minder materialen en energie

Het is een dynamisch begrip, omdat voortdurend aanpassingen aan veranderende technische mogelijkheden en maatschappelijke omstandigheden nodig zullen zijn. Het is ook een begrip dat om een langetermijnstrategie vraagt. Het was de bedoeling van Brundtland c.s. om deze te ontwikkelen, zodat vanaf het jaar 2000 (in 1987 nog ver weg, maar nu akelig dichtbij) het pad naar de duurzame ontwikkeling zou kunnen worden ingeslagen. Volgens de commissie is economische groei voor het bereiken van duurzame ontwikkeling noodzakelijk, zowel in de ontwikkelde als in de ontwikkelingslanden. De laatste groep kan er niet buiten, omdat er anders geen verbetering van haar levenspeil kan plaatsvinden. Vanwege de internationale economische samenhang kunnen we volgens de commissie niet volstaan met groei in de ontwikkelingslanden alleen. Deze groei moet met minder materialen en energie tot stand komen dan tegenwoordig. Dit streven moet bij alle beslissingen een rol spelen. In de tweede plaats moeten de grenzen van het milieu worden gerespecteerd; onder deze grenzen verstaan we het vermogen van het milieu om in de huidige en toekomstige behoeften te voorzien. Dit houdt tevens verbetering van de kwaliteit van natuur en milieu in. Hier zijn de beperkingen ‘keihard’. De beschikbaarheid van energie en de capaciteit van de biosfeer om de afvalproducten van het energiegebruik te absorberen, zijn immers aan grenzen gebonden. Het energiegebruik van de geïndustrialiseerde wereld kan niet wereldwijd ingang vinden.

Problemen bij toepassing

Bij de praktische toepassing van het begrip stuiten we op allerlei problemen. Hoe kun je bv. fossiele energie gebruiken zonder de voorraad te verminderen? Voor bepaalde grondstoffen als ertsen geldt dezelfde overweging. Hoe moeten we uitbreidingen van woonkernen of het groeiende ruimtebeslag in het algemeen vanuit duurzaamheidsoogpunt beoordelen? Grond die is geasfalteerd of waarop huizen zijn gebouwd, is niet meer voor andere doeleinden te gebruiken. Is het wellicht een contradictoir concept? Of is het juist zo dat iedere nieuwe bedreiging of belemmering moet worden opgevat als een uitdaging en dat er daarom eigenlijk geen belemmeringen zijn, zoals de Amerikaanse econoom Julian Simon stelt? Een ander punt van discussie bestaat uit de vraag of trendbreuken nodig zijn of dat we kunnen volstaan met het verbeteren van de efficiëntie van apparaten en systemen, dan wel of substitutie van materialen of producten een remedie is. Anders gezegd: hoe verhouden maatschappelijke en technologische ombuigingen zich tot elkaar?

Duurzaamheidsdilemma

Als we ernaar streven om een op duurzaamheid gebaseerde maatschappij in 2050 wereldwijd tot stand te brengen, zien we een problemen die binnen de bestaande sociale context nauwelijks op te lossen lijken. In ieder geval is er een ‘duurzaamheidsdilemma’. Bevolkingsgroei, de mate van gebruik van niet-vernieuwbare en vernieuwbare energiebronnen, verbetering van de energie-efficiency, de mate van welvaart per individuele wereldbewoner en beperking of opslag van de CO2-uitstoot, zijn hetzij nauwelijks te behalen of lijken tegen alle ideeën over een duurzame ontwikkeling in te gaan. Duurzame ontwikkeling heeft daarmee een economische, een ecologische, een morele en ethische, een demografische en een politieke lading.

Minister Pronk

Op deze en soortgelijke vragen zullen in de collegereeks van de RUG antwoorden worden gegeven. Daarnaast is er een extra ‘Letteren-dimensie’ door het belichten van archeologische, historische en literair-historische aspecten. We realiseren met deze reeks een multidisciplinaire aanpak van het vraagstuk die nodig is voor het verkrijgen van een zo compleet mogelijk beeld van de diverse perspectieven. Alleen op deze wijze wordt een afgewogen oordeel over te volgen strategieën en tactieken mogelijk. Wij pretenderen aldus een in ons land vrij unieke aanpak te verschaffen. De reeks wordt afgesloten door een inleiding van drs. J. Pronk, minister van VROM en oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking. Hij mag voor beide aspecten van duurzame ontwikkeling bij uitstek deskundig worden geacht.

De cursus wordt georganiseerd door de Letterenfaculteit Groningen, in samenwerking met Studium Generale Groningen. De colleges zijn bestemd voor studenten uit alle faculteiten en voor belangstellenden van buiten de universiteit. Inschrijving is verplicht en kan geschieden via het secretariaat van het Arctisch Centrum, Oude Kijk in ’t Jatstraat 26, Postbus 716, 9700 AS Groningen.

Trefwoorden