Stappen door het landschap is een rubriek over bijzondere wandelingen in Noord-Nederland, geschreven en gefotografeerd door landschapsverkenner Edward Houting. De wandelingen voeren u niet langs de obligate plekjes, maar laten u kennis maken met minder bekende locaties en geven beschrijvingen van onvermoede paden en ongebaande wegen. De start- en eindpunt van de wandelingen zijn bereikbaar met het openbaar vervoer.

Voordat ik de tocht langs het kanaal ga lopen heb ik een gesprek met vier schippers, die ooit het Oranjekanaal bevoeren. Met schepen van 40 tot 100 ton vervoerden zij allerlei lading. Turf, turfbalen, zand, grint, kunstmest, vlas (in Orvelte was ooit een vlasverwerkende fabriek), granen en stro. De scheepstypen waren steilstevens, tjalken, bolschepen, sloffen, haakschepen en klippers.
Copinga, De Jonge, Van der Veen en Van der Wal – schippers in ruste – ontmoet ik in de salonboot Witte Zwaan die in het Eemskanaal ligt. ‘Zonde’, zeggen ze alle vier, ‘dat dat kanaal niet meer te bevaren is’. ‘Op’ Smilde was een schippersbeurs waar de ladingen werden gegund. De meesten hebben goede herinneringen aan het kanaal betreffende bevaarbaarheid en vooral het schone water. Ze visten op witvis als brasem en voorn. Maar ook vingen ze stekelbaarsjes en af en toe een snoek.
‘Als kind moesten we naar school in de dorpen langs het kanaal. De meester zei tegen ons: ‘Ezels achter in de klas’. Schoolkinderen zongen de schipperskinderen toe:

Schipper schiet overboord
heeft zijn eigen kind vermoord
in een donker kamertje
met een houten hamertje.

‘In de oorlog deden we ’s winters mee aan een klopjacht op vossen op het Hijkerveld. En bij de spoorbrug, de Halerbrug, hebben we V1’s zien afschieten. We konden ’s nachts zelfs de gevolgen van het bombardement op Osnabrück zien!’

Scheepsjager

De tijden voor, tijdens en vlak na de oorlog waren sober. Men ging bescheiden uit in café’s in Emmercompascuum, Klazienaveen en Coevorden. Maaltijden bestonden wegens de zware arbeid vaak uit vette stamppotten en kaantjes op roggebrood. Als lekkernij werden paardebonen en groene erwten gepoft. Als er geen wind stond dan schoven ze het schip zelf vooruit door te bomen. Aan weerszijden van het kanaal waren jaagpaden, zodat het schip ook getrokken kon worden door het paard van de scheepsjager. Was daar geen geld voor dan trok men het schip zèlf met een lange jaaglijn. De vrouwen, die over het algemeen goed konden sturen, stonden aan het roer.
Het schutten in de kleine sluizen was een langdurig karwei, vooral als men met vijf of zes schepen achter elkaar voer. ‘Soms was er een slimme schipper die een geit op de voorplecht had staan. Die claimde het recht op voorschutting, omdat ie levend vee aan boord had!’
Interessant is dat er in Hijken een café annex bibliotheek was. Op de heenweg boeken lenen en op de terugweg weer inleveren. Historie en zware shag gaan over de tafel in de Witte Zwaan.

Vier panden

Halverwege de vorige eeuw wilde aannemer Jasper Klein uit Smilde een kanaal aanleggen van de Drentse Hoofdvaart naar de venen bij Noord- en Zuidbarge bij Emmen. Het kapitaal daarvoor moest, zoals vaker bij ontginningen in deze provincie, voornamelijk uit Holland komen. Het was niet al te moeilijk dit kapitaal bijeen te brengen en in het jaar 1853 ging de Drentsche Veen en Midden Kanaal Maatschappij (DVMKM) voortvarend van start. De aannemer uit Smilde had de gronden waar het kanaal doorheen ging ‘om niet’ van de boermarken gekocht. De boeren konden in ruil daarvoor hun producten via het kanaal afvoeren.
Omdat men dwars door het Drents Plateau moest graven, waren er vier verschillende waterpeilen, zogenoemde panden, voor het tracé nodig. Trapsgewijs vanaf Smilde tot de Hondsrug, door sluizen gemarkeerd. Bij Smilde was het peil circa 11 meter, terwijl dat bij Westenesch circa 18 meter boven Amsterdams Peil was. Vier stroomgebieden van diepjes moesten doorkruist worden, hetgeen men met duikers oploste.
Men verwachtte dat dit kanaal zou renderen vanwege de vele turfschepen, die tegen betaling gebruik zouden maken van deze vaarweg. In het zuiden van Drenthe kon men namelijk nog niet de Verlengde Hoogeveensche Vaart doortrekken tot de Bargervenen. Dat hield verband met de vraag of deze vaart kon worden doorgetrokken naar Duitsland. En dat was een langdurige ‘internationale’ kwestie.
Het heeft de DVMKM uiteindelijk veel hoofdbrekens gekost om het kanaal tot Zuidbarge aan te leggen. Sommige panden moesten verlaagd worden, omdat anders het veen van de omliggende gebieden niet via het kanaal afgevoerd kon worden. Verder viel vooral aanvankelijk het aantal schepen dat gebruik maakte van het Oranjekanaal tegen. Na de Tweede Wereldoorlog is het kanaal na 99 jaar overgegaan in handen van het rijk; het onderhoud werd namelijk een loodzware last op de magere financiële schouders van de concessiehouder DVMKM. Uiteindelijk is na een korte ‘staatse’ periode het kanaal bezit geworden van de provincie Drenthe. In 1976 is het kanaal definitief voor de beroepsscheepvaart gesloten.

Oranje

Op weg naar het Oranjekanaal ruikt het landelijk. Branderig, rokerig, een vage mestlucht en geur van zwarte veengrond. Langs de stille kant van de Drentse Hoofdvaart bij Hijkersmilde kijk ik tussen de huizen door uit op het achterland. De wind waait verre tractorgeluiden aan. Een lentedag. Ik start mijn wandeling waar het Oranjekanaal uitmondt in de Drentse Hoofdvaart. De zon en de zoele wind heb ik pal tegen. Er loopt een ruiter mij tegemoet. Het paard loopt zo langzaam dat ik tegen de ruiter zeg ‘Dat is ècht stapvoets hè?’ ‘Ja’, pareert hij, ‘zo zie je nog eens iets van de wereld’. Van de dijk af kun je ver het achterland inkijken. De houtsingels en houtwallen zijn nog transparant. Af en toe een witte veeg bloeiende sleedoorn door het struikgewas. Bij een akker blijf ik kijken naar een ploegende boer. De drie ploegscharen zijn gepolijst door de grond en blinken als spiegels tegen de zwarte akker. Op het erf ligt een bult flinten, vrijgekomen bij het ploegen.
De weg op mijn traject langs het kanaal is afwisselend aangelegd in asfalt, betonklinkers, betonplaten, gebakken harde klinkers en zowaar een vergeten stuk echt zand. In het 15 meter brede kanaal zwemt af en toe een koppel eenden of een verdwaalde gans. Niets verstoort de rust hier, behalve dat op bijna alle akkers boeren schijnen te moeten ploegen. Ik nader de eerste sluis, Schutsluis Nr. 1. In het water geen riet of waterplanten. De beschoeiingen zijn behoorlijk intact. De taluds wisselen van pand tot pand. Van gewoon gras tot opslag van elzen en berken. Dit kanaal is uitsluitend nog van belang voor aanvoer van water in zeer droge zomers. Alleen spelevaren tussen twee sluizen rest de aanwonenden en vakantiegangers. In het dorpje Oranje is de voormalige aardappelmeelfabriek omgevormd tot ‘Speelstad Oranje’. Als ik er langs loop rijdt net een buslading kinderen het terrein op.
Het kanaal heeft om en om een rustige en een drukke verkeerskant. Na Oranje kijk ik rechts door dichter wordend geboomte naar het Zuid Hijkerzand, een natuurreservaat. Hier kun je een indruk krijgen hoe de toestand voorheen was. Niets dan ruige heidevelden hoe ver je ook keek.

Veendrain

Wie eenmaal de topografische kaart van 1853 van de provincie Drenthe onder ogen kreeg en een hart in z’n lijf heeft, wandelt hier met weemoed. Voor hen, die het niet aanvoelen, het volgende. Deze met grote zorg en vakmanschap samengestelde kaarten roepen een ‘ongerept’ landschap op van zo’n specifieke natuurlijke rijkdom en schoonheid, dat de tranen in je ogen springen van spijt dat dat landschap voorgoed verloren is gegaan. Dit kanaal denderde dwars door die oude schoonheid en een aantal beekdalletjes heen. Uiteindelijk is het kanaal alleen een soort ‘veendrain’ geweest, want veel aanvullende industrie en werkgelegenheid heeft de aanleg niet gebracht. Vervoer over de weg heeft het kanaal overbodig gemaakt.
Hijken komt in zicht, waar huizen in een bocht van het kanaal meebuigen. Hier lijkt niet veel veranderd, want de aanblik is heel dorps. In het oudste café vraag ik of ze hier ooit een bibliotheekje hadden. De hoofden worden geschud. Dié kennis is verdwenen. Na Hijken loop ik aan de noordzijde van het kanaal. Bij een zijweg, die links afzwaait, begint een zandig tracé dat bij boerderij Oranjeoord weer ophoudt. Omdat de wind in het oosten zit hoor ik al vanaf een kilometer afstand het vierbaanswegverkeer van de A28 dat over het Oranjekanaal zoeft. Na de Halerbrug volg ik weer de zuidkant van het kanaal waar twee jongens zitten te vissen tussen bomen. Hier wordt het echt stil. Twee scholeksters vliegen in formatie vlak boven het water hevig piet-piet schreeuwend. Wat in het begin één langgerekt stuk water lijkt, verandert gaandeweg drastisch. Bochten ontnemen je het perspectief. Weiden, akkers en stukjes bos wisselen elkaar af.

Schuldig landschap

Vlak voor schutsluis Nr. 2 zie ik zo’n houten bolder, waar een scheepstros overheen gegooid kan worden. Het zal één van de weinige overblijfselen van de voormalige scheepvaart zijn die ik tegenkom.
Bij ‘Eekhorsten’ verbreedt het kanaal bij een losplaats. Michiel Gerding, provinciaal historicus van Drenthe, vertelde dat even verder bij de Oranjehoeve in de oorlogsjaren een smalspoor begon naar Kamp Westerbork. Verscheidene joden, van een zionistische actiegroep, wisten via dit smalspoor te ontsnappen. De nu vrij brede zandweg, Schattenberg geheten, verliest zich in onduidelijke verten. Past hier de term ‘schuldig landschap’ die Armando ooit gebruikte voor een verdwenen geallieerd vliegveld in Engeland?
Er zijn relatief veel bruggen en bruggetjes over het Oranjekanaal. Van hout of beton. Soms alleen voor voetgangers. De vergezichten trekken dicht naarmate ik Westerbork nader.
Gedeeltelijk zijn de oevers van het kanaal beplant met de, vermoedelijk originele, dubbele rij eiken. Enkele zware eiken zijn waarschijnlijk nog uit de tijd van aanleg van het kanaal.
Wandelaars kom ik onderweg niet tegen. Alleen enkele fietsers en een persoon die zijn motor uitlaat.
Na 20 km heb ik er tabak van. Bij een brug ga ik rechtsaf naar Westerbork. Op de hoek staat een huis met een nieuw spijlenhek om de tuin, voorzien van vijver met kabouter en reiger. Een halve meter zwarte grond voor het hek is keurig aangeharkt. Alles moet netjes zijn voor Pasen. Dan volgt de weg over de Noorder esch en de Westerborker esch. Een nog onaangetaste, glooiende inleiding naar het centrum van Westerbork. Prachtig oud hout met hoge hulst verbergt de dorpskerk. Op de brink, waar wat kraampjes de wekelijkse markt vertegenwoordigen, eindigt mijn tocht. Een tocht langs een kanaal met een geschiedenis.

Literatuur
G.A. Coert, Stromen en schutten, vaarten en voorden. Meppel, 1991.
P. Brood, In de vorige eeuw werd ’t Oranjekanaal gegraven. Maandblad Drenthe, 1972.
L.J.A. de Jonge, De vlasfabriek en het vezellaboratorium te Orvelte. Uit: Propaganda uitgave Groningen en Drenthe onder redactie van J.P. Wiersma. Z.j.

Trefwoorden