Friesland geniet grote bekendheid als watersportprovincie bij uitstek. Dat is begrijpelijk voor een provincie die voor meer dan een derde uit water bestaat. Dertien grote en zeventien kleine meren, onderling verbonden door vaarten en kanalen, maken Friesland tot een waar paradijs voor de varende vakantieganger.

Maar hoeveel mensen kennen het andere Friesland, het ‘binnenland’ met zijn eigen gezicht en eigen bekoring? Dit is het meest intieme en in feite meest karakteristieke deel van Friesland met zijn schilderachtige dorpen en monumentale steden? Het platteland ligt te wachten om ontdekt te worden door een groeiende groep toeristen die van cultuur en natuur houden. In het verleden bezocht de toerist slechts de topmonumenten in de steden. Tegenwoordig interesseren zij zich ook voor de geschiedenis en de bewoners van de streek. In het Friese land zijn het gezellige terpdorpjes, monumentale kerken, rijk gedecoreerde stadhuizen, voorname huizen en kasteeltjes, oude en nieuwe molens, robuuste boerderijen, interessante streekmusea, sluizen en waterkeringen die hun bewondering wekken. Deze juweeltjes van monumentale architectuur worden opgepoetst en aan een ketting geregen, zodat er boeiende wandel-, fiets- en autoroutes voor de toerist ontstaan. En passant kan de bezoeker genieten van gratis en gezonde ‘natuurproducten’: rust, ruimte en frisse lucht.

‘De pronk an’

Het meest kenmerkende gebied van Noordwest-Friesland is de Greidhoeke: de streek tussen Makkum en Bolsward, naar het noorden tot de lijn Harlingen-Franeker. Het is het gebied van de groene weiden, bevolkt door het zwartbonte stamboekvee of door grote aantallen schapen. Het voorjaar tooit dit gebied op zijn fraaist, in een zonnig geelgroen kleed van paardebloemen. Rondom Harlingen, Franeker en Bolsward is de industrie en handel geconcentreerd. Drie van de elf steden telt het Noordwest-Friese gebied maar liefst. Ze hebben elk een eigenzinnig karakter en ook herbergen ze ieder een schat aan historische wetenswaardigheden. Ten noorden van Harlingen en Franeker bevindt zich het vruchtbare kleigebied. Talrijk zijn de akkers die vanaf de Middeleeuwen op de zee werden veroverd door de bewoners van het Bildt. De klei leent zich uitstekend voor de verbouw van onder meer pootaardappelen, granen, suikerbieten en koolzaad. Vooral in de zomermaanden heeft het Bildt ‘de pronk an’. ’s Winters betoveren grijsgetinte kleurschakeringen de aarde, als deze te wachten ligt op een volgend vruchtbaar gewas. Kortom, in Noordwest-Friesland kunt u genieten van de groene weilanden, het ruime uitzicht en het verre verschiet. Een gebied dat haar verleden welhaast als een geheim koestert. Archeologische bodemvondsten wijzen op een rijk verleden, schuilgaand in terpaarde. Zo werden hier scherven van vaatwerk aangetroffen, dat tot de oudste overblijfselen behoort van de terpencultuur uit de voor-Romeinse tijd.

Terpengebied

Noordwest-Friesland kent nog veel terpen, de een meer herkenbaar dan de andere; de meeste dorpen en steden zijn op zo’n door mensenhanden opgeworpen hoop aarde verrezen. In het oude Westergo, het gebied tussen Harlingen en Franeker, hebben de afgelopen jaren verschillende archeologisch onderzoeken plaatsgevonden, met name rond de terp van Wijnaldum, waar onder andere de vondst van een rijk versierde gouden mantelspeld (fibula) sterk tot de verbeelding spreekt. De spectaculaire resultaten van de opgravingen wijzen erop dat zich hier in de vroege Middeleeuwen een belangrijke nederzetting heeft bevonden, misschien zelfs wel een woonplaats van een Fries heerser.

Wijnaldum

De oudst reconstrueerbare vorm van de naam Wijnaldum is Winwaldaheim. Dat betekent ‘heem van de machtige Win’. En die naam ‘Win’ zou in verband gebracht kunnen worden met een mogelijke Friese koning Finn Folcwalding, die in de Beowulf (een oud-engels heldendicht) wordt genoemd. Hoe het ook zij, tussen de kustlanden langs de Noordzee zijn historisch gezien veel handels- en politiek-culturele verbindingen aan te wijzen. In de eerste duizend jaar na Christus vormde het huidige Nederlandse en Noord-Duitse kustgebied de spil in het handelsverkeer tussen het vasteland van West-Europa, Engeland en Scandinavië. Een van de grootste handelsplaatsen van Europa ontwikkelde zich in de jaren tussen 500 en 700: Dorestad, aan de splitsing van de Rijn en de Lek. Er werden in het Friese kustgebied munten geslagen, die bij archeologisch onderzoek her en der in West-Europa uit de bodem te voorschijn kwamen. De Friese ‘koningen’ slaagden er in de tweede helft van de zevende eeuw in het kustgebied van de Schelde tot de Weser, maar mogelijk nog verder oostelijk tot aan Denemarken, te controleren. Op de lange termijn bleek dit Friese machtsgebied voor een groot deel niet bestand tegen de druk van de opkomende Franken. De integratie in het Frankische Rijk bracht ingrijpende veranderingen teweeg, zoals de overgang naar het christendom en een nieuwe bestuurlijke organisatievorm. Niettemin ging het goed met de handel, want Friese handelslieden vervoerden producten, zoals wijn, glas en aardewerk uit het Frankische achterland op grote schaal naar Engeland en Scandinavië. Het Friese kustgebied zelf leverde Fries laken en zout. Handel Het uiteenvallen van het Karolingische Rijk en de herhaalde aanvallen van de wilde Noormannen maakten in de loop van de negende eeuw een einde aan de vroegmiddeleeuwse bloeiperiode van de Friese handel, maar niet aan de handel zelf. In zekere zin kunnen de activiteiten van de ondernemende Friese handelslui zelfs als begin worden gezien van het Hanzeverbond en nog later van de zeventiende-eeuwse Verenigde Oost-Indische Compagnie.

Koningen van de Noordzee

In het Friese kustgebied, vooral in de nederzettingen, zijn veel vondsten gedaan die vervolgens hun weg vonden naar diverse musea. Deze archeologische vondsten vormen de enige informatiebronnen over deze tijd, want geschreven bronnen uit de vroegmiddeleeuwse tijd (ook wel eens de ‘duistere Middeleeuwen’ genoemd) zijn spaarzaam voorhanden. Spectaculaire vondsten zullen worden tentoongesteld in de internationale archeologische tentoonstelling Koningen van de Noordzee, 250 tot 850 na Chr. die in december 1999 in het Fries Museum van start zal gaan. De archeologische resultaten van de opgravingen in 1991-1993 in en rond de ‘Tjitsma’-terp bij Wijnaldum zullen een prominente plaats krijgen binnen deze expositie. Maar niet alleen Friese vondsten zullen hier gepresenteerd worden, ook kunstzinnige voorbeelden van de Noordzeecultuur uit musea in de ons omringende landen, zoals het ‘Nordfriesische Museum Nissenhaus’ te Husum in Duitsland, het ‘Tyne and Wear Museums’ te Newcastle upon Tyne in Groot-Brittannië, het ‘Esbjerg Museum in Denemarken en het ‘Arkeologisk Museum’ te Stavanger in Noorwegen. Museum het Valkhof te Nijmegen zorgt eveneens voor invulling van het Nederlandse aandeel in deze belangwekkende tentoonstelling. De expositie zal informatie geven over het landschap, de interactie tussen land en zee, de schepen en de scheepvaartroutes, de handel en natuurlijk spelen de vroegere heersers ook een belangrijke rol.

Arrangementen

Wie deze tentoonstelling in het Fries Museum wil gaan bezoeken (start half december 1999) kan gebruikmaken van aantrekkelijke cultuurtoeristische arrangementen, waarbij ook de kustregio van Noord-Friesland en Groningen wordt verkend. Zo is het mogelijk in de voetsporen van de Friese koningen te treden, waarbij onder leiding van een deskundige gids een bustocht gemaakt wordt door Noordwest-Friesland. Men kan ook een poging doen om een koninklijke sieraad geïnspireerd op de vroegmiddeleeuwse juwelen te vervaardigen door deel te nemen aan workshops. Anderzijds is er een arrangement samengesteld waarbij ruimte is geschapen voor een meditatieve pelgrimsreis door het land van de Friese koningen, met als einddoel de Bonifatiuskapel te Dokkum. Bij het Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme is informatie over deze arrangementen in het kader van Koningen van de Noordzee te verkrijgen.

Franeker

Men kan eveneens wandelend en fietsend door het land van de Friese koningen gaan. De route voert via een deel van de Slachtedijk door de ‘Bjirmen’ (de dorpen Oosterbierum, Sexbierum en Pietersbierum), Wijnaldum en Herbaijum, en informeert over cultuurhistorische wetenswaardigheden en bezienswaardigheden. De tocht begint en eindigt in Elfstedenstad Franeker. Deze plaats wordt voor de eerste maal als ‘Fronakre’ vermeld in een aan het jaar 1085 toegeschreven oorkonde. Het is ook mogelijk dat Franeker al eerder voorkomt, en wel als ‘Franiglande’, dat wordt vermeld in een tiende-eeuwse schenkingslijst van het Duitse klooster Fulda. Het eerste deel van de naam, het oud-Friese ‘fran’ betekent ‘koninklijk’, terwijl ‘franig’ of ‘franniga’ waarvan het afgeleid is, ‘heerlijk’ of ’tot het koninklijk domein behorend’ betekent. Het is zelfs mogelijk dat dit deel van de naam teruggaat op een nog oudere betekenis, namelijk ‘heilig’. En dan zou in de naam Franeker de westgermaanse godennaam Frô bewaard kunnen zijn gebleven. In het denken van de Germanen was de koning de wereldlijke vertegenwoordiger van een godheid. Er is dus zeker een verband tussen beide hierboven vermelde betekenissen. En mogelijk werd in de vroege Middeleeuwen met de begrippen ‘akker’ en ‘land’ uit het tweede gedeelte van de naam wel hetzelfde vruchtbare land bedoeld. Franeker kent overigens nog steeds Friese koningen, want op het Sjûkelân, de plaats waar eens het stadskasteel van de Sjaerdema’s stond, is tegenwoordig de ‘gewijde’ grasmat, waarop jaarlijks op de vijfde woensdag van juli of de eerste woensdag van augustus kaatsers verbeten maar ridderlijk strijd voeren om de koningstitel van de kaatssport.

Meer informatie over cultuurhistorische en toeristische uitgaven in Noordwest-Friesland kunt u aanvragen bij: Stichting Kultuer en Toerisme yn Fryslân, Postbus 1236, 8900 CE Leeuwarden, tel. 058-2122451, fax 058-2161213. Voor arrangementen rondom Koningen van de Noordzee: Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme, Postbus 330, 9200 AH Drachten, tel. 0512-585000.