Stappen door het landschap is een rubriek over bijzondere wandelingen in Noord-Nederland, geschreven en gefotografeerd door landschapsverkenner Edward Houting. De wandelingen voeren u niet langs de obligate plekjes, maar laten u kennismaken met minder bekende locaties en geven beschrijvingen van onvermoede paden en ongebaande wegen. Het start- en eindpunt van de wandelingen zijn bereikbaar met het openbaar vervoer.

Zaterdag halftien, busstation Groningen. Twee passagiers in de bus; één die naar Saaksum moet en ik die bij Garnwerd uit zal stappen. Via de wijk De Held rijden we langs het Aduarderdiep en gaan bij de Frouketil rechtsaf naar Garnwerd. De zon breekt net door. Over het terras van café Hammingh, waar al een druk geroezemoes heerst, loop ik richting dijk. De brug is open voor een kruisertje. In rode cijfers geeft een display op de brug aan dat het 10.04 uur is. De tijd staat hier niet stil.

Een hek is als hindernis snel genomen om op de westelijke dijk langs het Reitdiep verder te lopen. Veel koeienvlaaien wijzen op de begrazing van dit dijklichaam. Bij de eerste bocht kom ik de dames tegen. Eén roodbonte tussen vele, nieuwsgierige zwart-witte metgezellen. De roodbonte, nr. 883, komt me iets te dichtbij en ik ga wat onder de steilrand van de oever zitten.
Er komt een schip aangevaren. Heel rustig maar gestaag glijdt het schip door het water. Dichterbij gekomen zie ik de naam: ‘Speedy’ uit Warga. Een wat optimistische naam voor een schip dat ik onderweg nog tweemaal tegenkom op mijn wandeltocht naar Zoutkamp. De schipper en ik groeten elkaar. En dan denk ik aan die regels uit het gedicht Het schip van Ida Gerhardt: ‘Met boegbeeld en naam kwam het nader, de ophaalbrug ging omhoog; een deining liep door het water dat tegen de schoeiing bewoog.’
Ondertussen is het gaan regenen. Je ziet de bui aankomen. Een brede, grijze band wolken, die in mijn richting oprukt. De wind wordt wat vlagerig. Luchten zijn in dit landschap essentieel voor de beleving van het landschap. Groenen, grijzen, rode dakvlakken en oplichtende einders. Ik zie een schilderij van Mark Rothko zomaar in de lucht.
Onder mij in het weiland huppelt een schare koeien met mij mee. Dan daal ik af naar een betonnen weg langs de dijk, die uitkomt bij de boerderij ‘Hunzebocht’. Niemand te zien op het erf. Bij Aduarderzijl neem ik wat foto’s van de zijl en van een herinneringssteen. Drie vissers zitten aan de dijk op een onderlinge afstand van een meter of tien. Eigenlijk wil ik zo
veel mogelijk over de dijk langs het Reitdiep, maar het natte gras en de vele obstakels in de vorm van prikkeldraad en hekken weerhouden mij daarvan.

Notenbomen dragen goed

Er is weinig verkeer op deze kleine landwegen. Af en toe wat verdwaalde fietsers die vriendelijk groeten. Bij de Allersmaborg loop ik naar het ophaalbruggetje over de gracht. De notenbomen langs het pad dragen weer goed dit jaar. Soms zijn hier tentoonstellingen en als die er niet zijn, kun je altijd nog om de borg lopen over een smal schelpenpad. Ruisende boomtoppen kondigen de volgende bui aan. Ik schuil even onder een kastanjeboom. Drie keer onderweg trek ik mijn regenpak aan en uit. Maar juist de afwisseling tussen buien, schoon gewaaide luchten en het doorbreken van de zon maken je oplettend voor de komende verten.

Braderie vandaag

Ezinge nader ik. Geblèr uit een luidspreker, dat mij telkens met vlagen bereikt, komt uit een blauw-witte tent. Een piepkleine kermis is samengepropt op een stuk grasveld. In de kroeg bij de brug drink ik koffie en vraag wat er gaande is in het dorp. ‘Braderie vandaag’, zegt de vrouw van de kastelein. ‘Ik ben nou al mui’, zegt ze tegen haar man. ‘Drei uur heb ik
sloapen vannacht.’
Langs het Oldehoofsche Kanaal loop ik verder. In de fabriek met de zware schoorsteen was de brouwerij Quist gevestigd, die Gronings bier produceerde. In het gras naast de weg zijn veel nieuwe bomen aangeplant. Het blijkt, volgens het aangeniete strookje, de Ulmus ‘columella’ te zijn, die goed aanslaat. Volgens K. Poppema van kwekerij De Bonte Hoek is deze nieuwe soort goed bestand tegen de iepenziekte, hoewel het altijd dertig jaar duurt bij een nieuwe soort voor je een beetje zeker kunt zijn of dat zo is. De onderstam is Ulmus Hollandica ‘Belgica’. Karakteristiek is de iep niet alleen op de Amsterdamse grachten, maar zeker ook langs de kronkelende wegen op de Groninger klei; zeer goed bestand tegen wind en veelal in zuidoostelijke richting ‘geschoren’ door de overheersende westenwinden. Een teken van gezonde lucht vormen de vaak dikke pakketten (korst)mossen op de stammen van iepen en esdoorns.
In de bermen bloeit de liguster met een zware, weeë lucht. Verder wilde lathyrus met zijn warmgele bloemen, weegbree, paardenbloem en andere composieten. Saaksum, evenals Ezinge en Oldehove een oude wierde, heeft een kerk uit de dertiende eeuw als bezienswaardigheid. Een nieuw betonnen fietspad loopt aan de zuidkant van het kanaal richting Oldehove. Bij een bruggetje ga ik rechtsaf richting Saaksum en aan het eind gelijk linksaf richting Englum, waar enkele huisjes tegen de dijk liggen gevlijd. Achter een grote boerderij ligt binnendijks een voormalige doorbraakkolk.

Waas van adeldom

Bij een eigenlijk onbegaanbaar pad staat een bordje met de tekst ‘Toegang op eigen risico’. Het ‘pad’ is 30 cm breed en ligt tussen schapengaas en schrikdraad. Maar het lukt en het is weer zo’n stil, onverwacht plekje in dit landschap. Over het achtererf van de aanpalende boerderij keer ik terug
naar de weg. Op het erf staan her en der voor eeuwig verroeste tractoren en landbouwwerktuigen. Een boerenkerkhof. Alweer passeer ik een gigantische sleuf in de klei die door deze streek is gegraven. In Oldehove met zijn twee molens en oude kerk is wat nijverheid in de vorm van garages.
Op weg naar Aalsum zie ik na 200 meter links Kenwerd liggen. Het is alsof ik met ogen van honderd jaar geleden kijk. Ouderdom lijkt een waas van adeldom over de dingen te leggen. Volledig in zichzelf gekeerd ligt deze boerderijencluster op een vier meter hoge wierde. Koeien completeren het beeld. Een beetje perplex van zoveel plotselinge schoonheid loop ik verder door naar Aalsum. Daar sla ik rechtsaf de Electraweg in, recht op boerderij Lammerburen af, een herenboerderij langs de dijk. Het koren staat een halve meter hoog. Door het koren zie ik een donkerbruin zeil varen. Bij Electra, ter hoogte van het grote gemaal De Waterwolf, komt de Kommerzijlsterrijt uit in het Reitdiep. Daar zie ik het zeilscheepje dat hoort bij het donkerbruine zeil. Mast en zeilen zijn gestreken om onder de brug door te kunnen varen naar de schutsluis in het Reitdiep.
Bij dit gemaal zijg ik neer op gecreosoteerde palen en eet en drink wat. Hier wordt het Reitdiep haast een heuse rivier. Een asfaltweg volg ik richting Zoutkamp. Bij een huis loopt een stabijachtig wezen mij een paar honderd meter na. Vriendelijk doch waakzaam. Waar het weggetje naar rechts afzwaait ga ik de dijk op. Wuivend riet begeleidt beide oevers zover het oog reikt. Meteen word ik geconfronteerd met het gezelschap van schapen. Op een holletje lopen ze voor mij uit. Schijterige beesten. Om ze niet al te bang te maken loop ik over een halve kilometer onder langs de dijk. Nerveuze schapenkoppen kijken mij nog net over de grashalmen aan. Na verloop van tijd wennen ze aan me. Een lam probeert al kwispelend melk aan moeders uier te ontfutselen. Hier kom ik Speedy weer tegen en wat andere pleziervaartuigen.

Boulevards van verbeelding

Ik kijk uit over de Noorder Reitdiepspolder, waar akkerbouw overheerst. Een klein gemaal, ver van de bewoonde wereld, draagt een geëmailleerd huisnummerbordje met het cijfer 9. Rivierdijken zijn de boulevards van de verbeelding. Water voert me mee stroomafwaarts naar een haven die komt. Land
voert me mee naar de windomwaaide, omgrachte boerderijen. Godzijdank zijn hier geen moderne windmolens die de horizon bederven. Veel vogels heb ik onderweg niet gezien. Wat zwaluwen, een enkele reiger en net als ik denk waar blijven de meeuwen, vliegt er een over me heen.
Het zeilscheepje met het bruine zeil stopt met zeilen. Al laverend schoot het niks op en haalde ik het lopend in. Dit brede stuk Reitdiep krijgt hier de allure van een estuarium. Groene en rode tonnen geven de vaargeul aan. Stokken boven de waterlijn duiden op fuiken, waarin paling wordt gevangen.
Na een stuk dijk met lang gras volgt een stuk dat kort, vergeeld gras voert. Lekker om op te lopen. Nog één keer kom ik koeien tegen, die op een kluitje bij een hek staan.

Het zuur is altijd zoet in Zoutkamp

Bij de volgende bocht van het Reitdiep zie ik na vijf uur lopen als een verlossing Zoutkamp liggen. Een driemaster ligt tegen de kade aan. Jammer dat de schilder Alfred Sisley al dood is. Het laatste stuk dijk, vlak bij Zoutkamp, heeft een hoogte van meer dan vijf meter. Het eindigt bij een weiland met schapen. Tot slot klim ik voor de laatste keer over een hek om achter een fabriekshal uit te komen. Een groot, verweerd anker ligt op het bedrijfsterrein. De driemaster ligt klaar om gesloopt te worden. Roest, roest en nog eens roest. Iets verder begint de kade waar het VVV annex Visserijmuseum is gevestigd. Havens hebben altijd een warm plekje in mijn hart. Bedrijvigheid, gedoe met zeilen en proviand. Oude mannen met kapiteinspetten die alles gadeslaan en becommentariëren.
Nu is Zoutkamp, het oude Soltcamp, niet bepaald verwend met in stijl gebouwde huizen. Dat kom je wel meer tegen in havensteden. In het oude IJmuiden bijvoorbeeld. Jaren-vijftig-bouw. Lelijke baksteen, verkeerde kleuren. Hier en daar een dukdalf in de tuin of een scheepsschroef gemetseld in beton of ergens in hangend. Maar de Provinciale Sluis vergoedt veel door het weidse uitzicht. In de luwte van het havenhoofd liggen verscheidene zeiljachten. Boven op de sluis zijn twee teksten te lezen. Eén ervan meldt dat de volgende geschilderde tekst te lezen was op een stuk aangespoeld wrakhout: ‘Daarom o mensch, wilt nu toch leeren, het zij in voor en tegenspoed, ons schikken naar de wil des Heeren, dan is het zuur altijd zoet.’ Het einde van de tocht was voor mij zout. Twee verorberde haringen waren de apotheose van deze dag vol van wind, akkers, luchten, wierden en schepen. Holland op z’n breedst!

Literatuur
Ida Gerhardt, Verzamelde Gedichten, pag. 592, Amsterdam, 1980.
Groningen, Gids voor cultuur en landschap, Bedum, 1994.

Trefwoorden