Voor mij is Gaasterland, het gebied waar dit alles te vinden is, niet onbekend. Mijn eerste bewuste bezoek bracht ik zo’n tien jaar geleden naar aanleiding van het boek van Rudi van Dantzig over de tijd dat hij in Laaxum bij een Friese familie woonde. Ik wilde dat weleens zien, dat kleine haventje waar hij als kind in de Tweede Wereldoorlog de hongerwinter had overleefd. En ik herinner me nog levendig de verrassende eerste indrukken, want ook ik kende Friesland vooral van de zomers die ik er heel vroeger als zeilinstructrice bij de Vinea Domini doorbracht.
Die eerste keer zocht ik op de bonnefooi naar slaapgelegenheid. En zo kwam ik terecht in Hotel Jans in Rijs. Op zolder was een ruime sobere kamer die voldeed aan wat je op een afgelegen plek verwachtte. Ja, we konden ook blijven eten. Dat was mooi meegenomen, want het was herfst en mistig en niet echt uitnodigend om nog eindeloos te gaan zoeken naar een eetgelegenheid. We grepen de gelegenheid met beide handen aan. Bij zo’n sobere maar degelijke kamer paste vast een degelijk menu van kip, gebakken aardappels, boontjes en appelmoes, en wat wil een mens nog meer? Wie schetst onze verbazing toen er een menu werd voorgeschoteld dat niet zou hebben misstaan in een etablissement met Michelin-sterren? Ik kan me zelfs herinneren dat ik voor het eerste een stervrucht geserveerd kreeg en heel dom vroeg waar ze die in ’s hemelsnaam vandaan haalden. Alsof Gaasterland op wonderbaarlijke wijze beschikte over een geheime kweek van tropische bijzonderheden. ‘We gaan elke week naar Amsterdam om bij een speciale groothandel in te kopen’, was het antwoord. Tsjongejonge, Rijs lag toch meer in de bewoonde wereld dan we dachten!
Gul zand tot Rijs
Overigens was ik niet de eerste ‘buitenlander’ die Rijs ontdekte. Al in 1823 schreef Jacob van Lennep in Nederland in den Goeden Ouden Tijd: ‘Van Balk wandelden wij verder op langs heerlijke dennen en eikenbosschen over gul zand tot Rijs. Verruklijk is de aankomst te Rijs waar eene menigte lanen met hooge eiken beplant op elkander uitlopen. Treffend is het, wanneer men uit het kreupelhout komt, de Zuiderzee aan zijne voeten te zien welke de korenvelden besproeien komt. Teruggekeerd aten wij pannekoeken in een klein herbergje.’
Bij dat ene bezoek is het niet gebleven. Een paar jaar later liep ik het Zuiderzeepad, een van onze lange-afstandswandelpaden (LAW). Deze keer was er in de achtertuin voorzien in een paar huisjes waardoor de keuze in overnachtingsmogelijkheden was uitgebreid. Voor een wandelaar die verlangt naar een douche, een goede maaltijd en een lekker bed voldeed deze behuizing ruimschoots. Lekker rustig en veel privacy. En ook deze keer: vurrukkulluk eten! Ook was er een aardig terrasje aan de achterkant bijgekomen waardoor ik nog kon genieten van een glaasje wijn (ik loop fantastisch op een bepaald rantsoen goede wijn!) en een mooi boek. Alweer dacht ik: wat kan een mens nog meer wensen? Bovendien liep de route niet alleen langs de kust, maar ook langs alle andere aantrekkelijkheden van Gaasterland. Dan weer langs kleine stille kerkhofjes met een houten klokkentoren, dan weer door een bos, dan weer door een open weiland… en altijd aan het eind een gastvrij onderkomen in een dorp of stadje.
Ik was er deze keer in het hoogseizoen. Dat had een aantal voordelen. In de eerste plaats was het mooi wandelweer en hoefde ik niet te veel kleding mee te sjouwen. Ook mooi meegenomen waren alle terrasjes die buiten het seizoen natuurlijk niet functioneren. Je moet dan wel op de koop toenemen dat je lang van tevoren je slaapplaats moet reserveren en dat het in de stadjes en dorpen behoorlijk druk is. Mijn stellige indruk was overigens dat het merendeel van de bezoekers bestaat uit rustige mensen die zich ’s avonds terugtrekken op hun stekje. En in de nabijgelegen stadjes zijn dat, aan de uitdossing te zien, vooral watersporters op hun boot. Van al die drukte merk je helemaal niets meer zodra je weer wandelt. Ik weet niet hoe het nu is, maar vergeleken bij het Zuiderzeepad is het Pieterpad een winkelstraat op zaterdagmiddag!
Uitgesproken gastvrijheid
Een ander voordeel van een bezoek in het seizoen is het bruisende verenigingsleven dat zich manifesteert. Zo kwam ik bij mijn overnachting in Balk, Hotel Teenstra, terecht in de feestelijke braderie. Ik geloof dat er ook nog een restauratie van een kerk een rol speelde. Balk is trouwens ook zonder opsmuk van kraampjes zeer de moeite waard, maar deze keer waren de beide kaden volgestouwd met allerhande koopwaar en afwisselende huisvlijt. Ter opluistering van de feestvreugde zong het shantykoor uit een nabijgelegen dorp. Ook bleek mij algauw dat er nogal wat leuke Friese jongens rondliepen met opvallend vrolijk gedrag. Dat bleek samen te hangen met het feit dat het de laatste dag voor de bouwvak was. Net als de leden van het genoemde shantykoor verzamelden zij zich na afloop van de braderie in de plaatselijke kroeg, zijnde de gelagkamer van hotel Teenstra. Daar kreeg ik ruimschoots de gelegenheid om me te verdiepen in de karakteristieken van de volksaard van de plaatselijke bewoners!
Het eerste dat opviel, was de uitgesproken gastvrijheid. En dat ondanks het feit dat ik geen Fries spreek! Dat was een onverwachte meevaller. De jenever en de beerenburg vlogen over de tap. Eerst werd uitvoerig de rivaliteit uit de doeken gedaan tussen de verschillende dorpen, waarbij meen ik niet alleen shantykoren maar ook voetbalteams een rol speelden. Daarna trad de verbroedering in en werd er ingehaakt en gezongen naast, op en onder het biljart. Kortom, voor romantische verhalen over muzikale en authentieke taferelen hoef je niet helemaal naar Ierland. Ook in Balk tref je nog folklore.
Wat ook duidelijk werd die avond, is dat deze hoek van Friesland inmiddels erg in zwang is bij randstedelingen die de drukte moe zijn. Zo trof ik die avond een kunstenaar die in de buurt zijn domicilie had. Hij had een Engelssprekende vrouw bij zich en werd dus al gauw geïdentificeerd als ‘import’. Ik zag er, ondanks het verbroederende drinkgelag, kennelijk nog niet uit als een echte autochtoon, dus als vreemdelingen onder elkaar raakten we al snel aan de praat. Als beeldend kunstenaar, zo deed hij uit de doeken, was hij stomverbaasd over het subsidiebeleid voor beeldende kunst. ‘Als je goed bent heb je geen subsidie nodig, en als je niet goed bent ook niet’, zo luidde zijn simpele redenering. ‘In Groningen’, ging hij verder, ‘waren ze helemaal mesjokke. Daar had hij net een mooie opdracht binnen voor een beeld op een beeldenroute, en dat werd notabene door die onnozelaars van die provincie daar gesubsidieerd!’ Ik heb hem maar niet verteld dat ik degene was die het verzoek onlangs had gehonoreerd!
Hotel Teenstra is overigens ook zonder sterke verhalen een bezoekje waard. Aan de buitenkant ziet het er nog volkomen onbedorven uit als een hotelletje waar al in de voorvorige eeuw logies werd verleend. Ik hoop alleen dat de perzische kleedjes niet uit een oogpunt van modernisering door iets anders worden vervangen! Als je op de koop toe neemt dat de aangrenzende brug ’s nachts bij elke auto even bonk-bonk doet, is het absoluut een aanrader voor een eenmalige overnachting. Je hoeft na het doorzakken alleen nog maar de trap op.
Besloten karakter
De aanleiding voor dit artikel is een hernieuwde kennismaking met Hotel Jans en Gaasterland, op uitnodiging van Noorderbreedte. Dus werd het ook tijd om me een beetje meer te verdiepen in de landschappelijke historie van dit bijzondere stukje Friesland. Ik maak daarbij dankbaar gebruik van het boekje dat in de reeks LAW is geschreven over het Zuiderzeepad. Zoals eerder opgemerkt doet het karakter van Gaasterland eerder denken aan het Gooi of Drenthe dan aan Friesland. Glooiende bouw- en weilanden rond brinkachtige dorpen, buitenplaatsen met hakhoutbossen en statige beukenlanen. De zogenaamde ‘gaasten’, de aanduiding voor de zandige hoogten waar dit gebied zijn naam aan te danken heeft, zijn zo’n 135.000 jaar geleden ontstaan. De hoogste steekt twaalf meter boven NAP uit. Toen was het noorden van Nederland nog bedekt onder een enorme ijskap. De gletsjers namen overal stenen, puin en zand mee, en al dat materiaal werd op weg naar zuidelijker streken afgezet. Zo ontstond in Gaasterland keileem. En doordat het ijs zich af en toe in golvende bewegingen terugtrok en weer terugkwam, werd dit opgestuwd tot bulten, ook wel gaasten genoemd. Het taaie keileem bood weerstand aan de zee. Zo zijn ook de bijna Engels aandoende kliffen ontstaan die je nergens anders in onze contreien kunt aantreffen, en die vooral bij het Oude Mirdumer- en Mirnserklif te bewonderen zijn. Dit alles geeft Gaasterland een heel besloten karakter.
Het mooiste tijdstip van de dag in Gaasterland is het einde van de middag, als de zon al laag staat en je een rondje rijdt: heen ‘binnendoor’, waardoor je over het glooiende landschap het water ziet, met hier en daar een boerderij of klein (voormalig) arbeidershuisje; terug direct langs de kust, waarbij natuurlijk even letterlijk en figuurlijk stilgestaan moet worden bij het Roode Klif, zo genoemd vanwege de rode kleur van het keileem. Hoe je ook denkt over de slag bij Warns en de nationalistische gevoelens die die gebeurtenis bij een deel van de Friezen nog oproept, het is een gedenkwaardige steen en een gedenkwaardige plek.
Experiment Gaasterland
Natuurlijk is het landschap niet blijven stilstaan sinds de prehistorie. De mens heeft er inmiddels akkerbouw en veeteelt geïntroduceerd, er zijn bossen geplant en veel karakteristieke landschappelijke elementen zijn ontstaan en weer verdwenen. Ook in Gaasterland heeft de agrarische ontwikkeling niet alleen bijgedragen aan het economisch draagvlak van het gebied. Ook veel waardevolle kenmerken zijn het gevolg van boerenbedrijvigheid. Maar ook hier, net als in andere gebieden, is het besef doorgedrongen dat met de schaalvergroting en intensivering in de landbouw ook een aantal van die kenmerken al verdwenen zijn of dreigen te verdwijnen. Vrijwillige medewerking van boeren, bijvoorbeeld bij het beschermen van weidevogelnesten of bij het aanleggen van erfbeplantingen, is dan ook geweldig belangrijk om dit buitengewone stukje Friesland te behouden. In het Experiment Gaasterland hebben boeren en burgers de handen ineen geslagen om in het gebied niet allen de cultuurhistorische waarden een duurzaam karakter te geven, maar ook de natuur de ruimte te geven, zodat ook de dieren- en plantenrijkdom (weer) een kans krijgen.
Er zijn overigens al verschillende plekken waar natuurliefhebbers hun hart kunnen ophalen. In de Wijckelerpolder, bestaande uit hooiland afgewisseld met moerasjes, kun je in de winter bijna alle soorten ganzen en zwanen aantreffen, waaronder meer dan twintigduizend brandganzen. Aan de kust zijn er ook vogeluitkijkposten (voor mensen wel te verstaan) die uitzicht bieden op talloze soorten waar liefhebbers hun hart kunnen ophalen.
Ideale uitvalsbasis
Hotel Jans diende weer als uitvalsbasis. Ook nu was het eten uit de kunst. Het diner is beslist een omweg waard. Het zou nog mooier zijn als de ambiance zou aansluiten bij dat hoge niveau. Er zit nog een mooi authentiek element in de eetzaal, namelijk de prachtige artdeco-deur met gezandstraald glas. Hoe mooi zou het niet zijn als die sfeer weer teruggebracht kon worden!
Deze keer waren we ondergebracht in een houten huisje aan het eind van de rij, waarschijnlijk het meest recente. Het was er rustig en er stond een bed. Voor mensen die uitgeput van een wandeling of van een maaltijd in bed ploffen, is dat ook alles wat nodig is. De kamer nodigt qua inrichting niet uit om gezellig in te gaan zitten. En omdat ook het hoofdgebouw zelf niet over een rustige zithoek beschikt, heb je niet zoveel aan dat mooie boek. Als het mooi weer is biedt het terras uitkomst, maar zo fortuinlijk waren we deze keer niet. Wel een beetje jammer, want bij het lezen van een mooi boek hoort een lekker glas wijn, en daar beschikken ze absoluut over. De overheerlijke Merlot moesten we dus helaas missen toen we met boek en al naar Oudemirdum zijn getogen, waar we in het plaatselijk café annex bistro het lezen gecombineerd hebben met een jonge borrel, ook niet te versmaden. Overigens was het aardig dat men de bistrofunctie prima had weten te combineren met de oorspronkelijke dorpskroeg, want tijdens het lezen aan een tafeltje bij de bar konden we uitgebreid de laatste commentaren op het plaatselijke nieuws horen.
Verder is Hotel Jans een ideale uitvalsbasis voor wandelen en fietsen. Pal achter het hotel begint het Rijsterbos, dat door Jacob van Lennep al werd beschreven. Het stamt uit het eind van de zeventiende eeuw en behoorde toe aan een grootgrondbezitter. Door bossen met intrigerende namen als de Bremer Wildernis kun je prachtig fietsen, en een bezoek aan Stavoren mag je natuurlijk niet overslaan. Gaasterlân is tige mooi, sa moat it bliuwe.
Hotel Restaurant Jans
Mientwei 1/3
8572 WB Rijs tel 0514-58 12 50