Op zo'n prachtige, warme zomermiddag nestelen twee dames in bloemetjes-strandjurk zich op het terras van hotel Van der Werff op Schiermonnikoog. Duidelijk 'dagjesmensen', een woord dat op het eiland met afschuw wordt uitgesproken als betreft het een gemankeerde soort, een lage vorm van het menselijk ras. In het hotel uit 1726, blijkens het briefhoofd vanouds Raad-, Recht- en Posthuis met de wapensteen der familie Stachhouwer, is het dédain des te groter omdat toeristen voor een dag de gelagkamer plegen te gebruiken als wachthokje voor de bus naar de veerboot.

Afijn, die twee dames dus, vragen de ober op deze zwoele zomermiddag om warme chocolademelk met slagroom. Chocolademelk met slagroom? Warm? Je zit op het terras van hotel Van der Werff, nota bene het hotel dat blijkens het briefhoofd bij herhaling is vereerd met bezoek van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard, en dan drink je op zo’n warme zomermiddag gewoon bier. Je mag natuurlijk, als je de beginselen van de Blauwe Knoop bent toegedaan, een frisje bestellen. Maar wat heeft je in dat geval dan in hemelsnaam naar het eiland gebracht? Naar het terras van hotel Van der Werff? Weet men dan niet dat dit een pelgrimsoord is voor de crème de la crème van alcoholisch Nederland, zoals de in Groningen wonende mediasocioloog Peter Hofstede het heeft geformuleerd? Warme chocolademelk met slagroom? ‘Daar beginnen we niet aan’, luidt het antwoord van de ober, de dames sprakeloos en in opperste verwarring op het terras achterlatend.
Vloeken in de kerk die hotel Van der Werff heet. Je doet het als nieuwkomer zonder dat je er erg in hebt. ’s Avonds vraagt een van de hotelgasten wat voor soep op het menu staat. Is er misschien tomatensoep? Groentesoep? Uiensoep? Of wellicht aspergesoep, daar is het tenslotte het seizoen voor? De nors kijkende ober, dezelfde als die van die twee dames op het terras, kijkt de gast doordringend aan en antwoordt: ‘Soep is soep!’ Daar valt weinig op af te dingen. Dat diezelfde gast vervolgens een Spa Blauw bestelt om bij te komen van deze schoffering, vermag ook al niet de goedkeuring van de ober weg te dragen. ‘Wat is er mis met water uit de kraan?’

Welling Buiten

‘Schiermonnikoog’, liet Youp van ’t Hek nog niet zo lang geleden in dit blad optekenen, ‘god, wat was ik blij dat ik daar weer weg kon. Men weet daar alles van elkaar, dat dorpse, daar kan ik absoluut niet tegen. Hoe heet dat hotel ook al weer daar en die eigenaar? Daar moet ik komend jaar eens naartoe met mijn dochter, die was zeer onder de indruk van de verhalen.’
Het hotel heet dus Van der Werff, naar de Fries Sake van der Werff, die zijn jeugd doorbracht aan boord van de modderschuit van zijn ouders, vervolgens ‘naar zee’ ging en het hotel bestierde van 1913 tot 1955. De eigenaar heet – sinds 1982 – Jan Fischer. Hij is de ober uit de genoemde anekdotes, of zijn het gewoon roddels of hardnekkige geruchten in de tijd dat Juffrouw Dien van 1955 tot 1981 de scepter zwaaide.
Hoe het ook zij, dit verhaal hoort op deze plek niet thuis. Of toch wel? Wat je ook van hotel Van der Werff mag vinden, gastvrijheid is niet het woord dat als eerste bij je opkomt. Toegegeven, de situatie is verbeterd. Durk en Minne zullen niet zo gauw zo hautain uit de hoek komen als hun baas vroeger, althans volgens de anekdotes. De bediening is geprofessionaliseerd. In het fraaie boekje Weg met Welling (uitgeverij Bas Lubberhuizen, 1995) schrijft wijlen Jan van Lieshout dat niet meer uitsluitend wordt gerekruteerd onder gesjeesde studenten van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Daardoor zijn de scherpe kantjes er wat van af. Het komt ook wat minder vaak voor dat er zich tussen ober en gast een levendig discours ontspint over Wittgenstein.’ Welling is een huiskamercafé in de Amsterdamse Concertgebouwbuurt. De vele hoofstedelijke eilandgasten noemen hotel Van der Werff wel ‘Welling Buiten’.
Misschien is het wel zo dat de regelmatige bezoekers van hotel Van der Werff een goed discours over Wittgenstein prefereren boven een gastvrij onthaal. Enig masochisme mag je aan de ‘kist’, waar drank en palaver zo goed samengaan, niet vreemd zijn.

Arrivé

Toen ik vanaf begin jaren tachtig regelmatig op Schiermonnikoog begon te komen, werd ik door de obers van hotel Van der Werff aanvankelijk genegeerd, met name op hoogtijdagen als kerst en oudejaarsavond. Ik bevond mij dan in het gezelschap van arrivé’s, vrienden die al sinds hun jeugd het eiland bezoeken en deelde mee in de rondjes die zij met het opsteken van een hand achter in het café in de wacht wisten te slepen. Zonder te betalen uiteraard, voor hen bestond de schuldenlast slechts op papier.
Het opsteken van de hand durfde ik als verlegen nieuwkomer niet, ook al ben je van nature niet verlegen, in hotel Van der Werff word je het wel gemaakt – en dus begaf ik mij schoorvoetend naar de kist wanneer het mijn beurt was om een rondje te bestellen. Daar heb ik wel staan wachten tot alle bekenden van de obers lang en breed – en in sommige gevallen wel twee keer – bediend waren. Pas toen er even een hiaat ontstond in het pandemonium van de overvolle, dorstige gelagkamer was het mijn beurt. En direct afrekenen natuurlijk. Wie dacht deze vreemdeling wel te zijn? Bij mijn vrienden aangekomen met het zo heldhaftig verkregen rondje, verdween de zelfvoldane glimlach al snel van mijn gezicht. Hun glazen waren al lang weer gevuld. De conversatie was niet eens onderbroken. Van achter uit het café had een van hen een hand opgestoken.
De mooie dag, jaren later, dat ik op het terras een kopje koffie direct wilde afrekenen en Durk bijna plechtig meedeelde dat ik het wel mocht laten opschrijven, herinner ik me als was het gisteren. Arrivé bij hotel Van der Werff! Ik koester het moment tot op de dag van vandaag.

Vredesconferentie

‘Ach, als je maar vriendelijk bent, roep ik altijd maar’, zegt uitbater Jan Fischer zonder ook maar een spoor van ironie. Die vriendelijkheid dateert uit de belle époque van Sake van der Werff. Toen stond er nog veel meer in het briefhoofd: ‘Groote Lom’rijke Tuin, Tennisbanen, Auto bij Aankomst der Veerboot, Terras met Uitzicht, Op Strand en Duinen, Zeebaden vanuit het Hotel. Het internationaal vermaarde Kurhaus in Scheveningen kon er een puntje aan zuigen. Ook kon men voor wandeltochten bij het ‘uitstekend verwarmde’ hotel Van der Werff terecht. En ‘op telefonisch verzoek komen wij u persoonlijk tegemoet lopen’. Sake van der Werff heeft het wadlopen ontdekt.
IJdelheid was deze arbeiderszoon niet vreemd. Hij was een Oranjeklant (vanwege de jacht had hij met name wat met Bernhard), en waande zich de steun en toeverlaat van de adel, van hooggeplaatste personen. Wie in het kantoortje van Fischer het boek Vooraanstaande personen brieven doorleest, komt juweeltjes van public relations avant la lettre tegen. Zo was Schiermonnikoog bijna even beroemd geworden als Jalta. In november 1939 stuurde Sake van der Werff brieven aan koningin Wilhelmina, koning Leopold van België, Hitler en Chamberlain met het voorstel op het eiland een vredesconferentie te organiseren. Fischer: ‘Hitler was de enige die niet antwoordde. Die deugde toen al niet.’
Sake kreeg wel vaker het deksel op de neus. Zo bood hij, zonder ook maar enige zeggenschap over het hele eiland te hebben, Schiermonnikoog aan het prinselijk paar Juliana en Bernhard aan als nationaal huwelijksgeschenk. Het eiland viel echter buiten het criterium van ‘blijvend gebruiksobject’ dat als leidraad diende voor het Nationaal Comité Huwelijksgeschenk. Volgens de Kamerheer van de kroonprinses was het plan van Van der Werff dan ook onuitvoerbaar: Hare Koninklijke Hoogheid zou Schiermonnikoog nimmer als geschenk kunnen aanvaarden.
Desondanks bood de ongekroonde koning van Schiermonnikoog het paar in de jaren die kwamen, bij elke vreugdevolle gebeurtenis zijn ‘hartgrondige gelukwensen’ aan. Ach ja, als je maar vriendelijk bent. In de gang naar de toiletten hangt een foto van een jachtgezelschap op Schiermonnikoog. Met het hoofd van prins Bernhard is iets mis. ‘In 1944 werd door een Duitser als burger gekleed den foto van ZKH uit kleinzieligheid onthoofd’, heeft Sake van der Werff er ter explicatie onder geschreven.

Doodzonde

Jan Fischer houdt van goede cafés. En onder goede cafés verstaat hij uitspanningen waaraan zo weinig mogelijk is verspijkerd. ‘Waar de uitbater zichzelf de nodige zelfbeheersing heeft opgelegd. Prachtige cafés zijn kapot gemoderniseerd. Doodzonde! Ik heb me heilig voorgenomen daar niet in te trappen.’
Cafés als Welling en Hoppe in Amsterdam en De Sleutel in Groningen. Sake van der Werff wist het al: ‘Veranderen kost alleen maar geld en de gasten komen toch wel.’ Vandaar de krokodil aan de wand die een zeeman ooit meenam. En de leeuw boven de bar die ooit op het roer van een binnenschip stond. Of het interieur nu zo bruin is van de verf of van decennia verrookte tabak, niemand die het weet.

Bekende Nederlanders

Hotel Van der Werff heeft een op het eerste gezicht onverklaarbare aantrekkingskracht op BN’ers, bekende Nederlanders. Fischer: ‘Dat was in de tijd van Sake van der Werff en Juffrouw Dien ook al zo. Sake was een geboren pr-man. Niemand kon iets hebben of er ging weer een ingelijste wandelkaart van het eiland naartoe. In één lente verstuurde hij soms wel twintig eerste kievitseieren van het eiland.’
Dat Hotel Van der Werff een lustoord is geworden voor BN’ers heeft ook met Fischer zelf te maken. Ooit liet hij zich door eilandgast Wibo van der Linde overhalen als producer te komen werken bij Tros Aktua. Hij leerde Hilversum kennen en – zo bleek toen hij het hotel overnam – Hilversum had hem leren kennen. Slechts een handjevol eilanders heeft iets met de BN’ers: bien étonné de se trouver ensemble. Voor de rest blijven het buitenstaanders. Echte eilanders sluiten de gelederen; die moeten met elkaar door de tijd.

Mooiste eetzaal van Europa

Voor de keuken hoef je de reis naar het eiland niet te ondernemen. ‘De bekende Hollands-Franse kaart’, relativeert Fischer, een Groninger. ‘Redelijk traditioneel. Past bij de stijl van het huis.’ Altijd lekkere soep. Vis op vrijdag. Zeer betaalbaar. Waar je het wel voor doet? Voor de ambiance. Hotel Van der Werff heeft de mooiste eetzaal van Noord-Europa. Slechts die in de duurste hotels van de Europese hoofdsteden kunnen wedijveren met de eetzaal van het bekendste logement in de wadden.

Eigen weg

Het vakantiegevoel begint met het ritje in de oude bus van de veerdam naar het hotel. ‘Een traditie van het huis vanaf de begintijd van de automobiel’, zegt Fischer. Dat er in de loop der tijden twee taxibedrijven op het eiland zijn gekomen, moet Sake van der Werff postuum een doorn in het oog zijn. Hij loste dat vroeger anders op. Toen de gemeente de Badweg wilde bestraten maar er geen geld voor had, liet Sake het doen. Nadat hij de Badweg voor de symbolische som van een gulden had aangekocht. Vervolgens plaatste hij er een bord op met ‘Eigen Weg’ en was de concurrentie weer voor lange tijd uitgeschakeld.
Een kopje koffie kost bij hotel Van der Werff nog altijd 1,75. ‘Pure eigenwijsheid’, zegt Jan Fischer. ‘Ik vind het nog steeds een forse prijs.’ Hij wijst in de richting van hotel Graaf Bernstorff aan de overkant. ‘Daar kost een kopje koffie het dubbele. Maar dat heeft alles te maken met het uitzicht.’ Voor het eerst verraadt het gelaat van de uitbater een spoor van minzame ironie.

Elitair koukleumen

De vestiging van Graaf Bernstorff heeft de Nederlandse taal overigens een nieuw begrip opgeleverd: elitair koukleumen. Dat zit zo. Echte Van der Werff-gangers vertonen zich niet, herhaal niet, bij dat nouveau riche geval dat ze een hotel noemen aan de overkant. Stel je voor zeg! Dat hotel heeft klanten, zij zijn gasten. Uitverkorenen, zeg maar. Het enige moment van de dag wanneer dat principe lastig vol te houden is, is aan het einde van zo’n zonovergoten middag. Je geniet dan nog even lekker na, met bier en bitterballen op het terras. Maar dan valt achter de hoge daken de zon weg. De koude schaduw verdraagt zich steeds minder met de schaarse kledij. En op het terras aan de overkant, daar waar Jacques Brel zijn ‘Burgerij’ gesitueerd zou kunnen hebben, zit men nog heerlijk in het zonnetje. Toch maar blijven zitten, dan maar met kippevel.
Wie één keer aan hotel Van der Werff verknocht is, blijft het hotel trouw. Van gastvrijheid in de traditionele zin van het woord, is geen sprake. Maar in de letterlijke betekenis van het woord wel. De gast is in hotel Van der Werff vrij, zo vrij als een vogel. Hij wordt vrij gelaten. Hij wordt met rust gelaten. Waar elders in Nederland kan iemand als Martijn Krabbé uren alleen aan een tafeltje een boek zitten lezen? Hij mag lachen, hij mag huilen. Hij mag dronken worden en een gat in de dag slapen, ook al had hij zijn kamer al uren eerder moeten verlaten. Hij mag een scheve schaats rijden, een schuinsmarcheerder zijn. Hij mag luidruchtig zijn en zich, naar maatstaven van ‘gastvrije’ hotels gemeten, misdragen. De uitbater zal hooguit een extra blik boven zijn brilletje in het oneindige werpen, een keer vaker zijn wijze hoofd schudden en zich op zijn kantoortje terugtrekken, in het besef dat zijn vijftig kamers tellende hotel nog tot in lengte van dagen de spil zal blijven van Nationaal Park Schiermonnikoog, de parel der waddeneilanden met z’n fraaie stranden en prachtige kwelders aan de oostkant.
Liefhebbers van die typische eilandnatuur zullen er altijd terugkomen. En de masochisten die niet buiten Van der Werff kunnen ook. Zo lang de uitbater zo dicht bij zichzelf blijft, roept het hotel gevoelens van nostalgie op die voor menigeen onweerstaanbaar zijn.

Hotel Van der Werff
Reeweg 2
9166 PX Schiermonnikoog
tel 0519-53 12 03