De regen valt met bakken uit de hemel maar Indira Siahaya (18) blijft, nadat ze haar mountainbike heeft gestald bij het hek, maar doorpraten over wat ze een paar uur daarvoor thuis de centrale plek in 'een van de leukste tijden van mijn leven' heeft genoemd. Ze lijkt totaal vergeten hoe ze zich die morgen thuis tegenover mij heeft zitten opwinden over het steeds meer inkrimpen van het buitengebied rond Oosterwolde (Fr.). Eindeloos zwierf ze daar als kind rond.

‘Tweemaal niks!…’ is haar commentaar en ze trekt een vies gezicht. Het begint te motregenen als we door wat nieuwbouwbuurten fietsen op zoek naar de nieuwe plek die de gemeente Oost-Stellingwerf ‘haar’ Boer Gerrit heeft toegewezen. Een stief kwartiertje fietsen, Oosterwolde uit over Prandinga, een smalle geasfalteerde weg. Dan linksaf, een ree van steenslag op. Tussen al fors opgeschoten eikenhakhout een erf met betonplaten. Een vrijstaand modern huis, een draadsculptuur van een paard in galop op de zijgevel. Verbonden met een grote groenmetalen paardenstal. Weer die misprijzende trek op Indira’s gezicht. Ze zegt dat ze hier drie jaar geleden voor het laatst is geweest…
‘De oude boerderij veel dichter bij ons huis aan de Rozendaal, met de grote houten hanebalken, dat was pas iets. Kon je lekker wegdromen in het stro.’

Plattegrond

Ze tekent voor we op de fiets stappen, de plattegrond van dat paradijsje… Op de keukentafel in het grote huis van Beppe en Pake waar ze woont. Met zijn allen, ma Doortje, pa Koos en haar zusje zijn ze in 1992 bij Beppe ingetrokken. ‘Naar Gerrit’s oude boerderij kon je toen te voet. Aan onze kant van de sluis stonden vroeger twee “Belgen” in de wei, maar die waren niet van Gerrit. Gerrit was handelsfokker, volledig gek van Friese Stamboekpaarden. Daarom was hij ook nooit getrouwd geweest. Om bij hem te komen moest je na de “Belgen” een hobbelpad kruisen, verstevigd met dikke keien. Dan kwamen er nog drie weien rond zijn plaats. Op het erf drie bouwsels, het oude huis van zijn ouders, een oud klein huisje en een veenhut van twee bij twee meter. Daar maakten we ons clubgebouw van. Er kwamen daar massa’s kinderen. Al snel hielpen we mee. Gerrit leerde ons stallen uitmesten, voer halen, de paarden oppoetsen voor de keuring. Om half vier s’ middags was het “einde werk”. We dronken thee in de keuken met een grote snee suikerkoek. Er waren zoveel kinderen. Ik herinner me dat we met een stel onder de tafel zaten. Zo vol was het er.’

Alleen maar kakkers

‘Buiten ben je pas echt vrij. Toen we nog niet in dit huis woonden, zaten we op Weidemaheerd no.8. Dat was voor mijn achtste. Vlakbij was een klein stukje bos. Als je zeven bent, is zo’ n klein stukje heel groot. Nu is alles van steen daar en perfect aangeharkt. Iedereen kent iedereen. Je krijgt veel commentaar. Het zijn allemaal kakkers. Ze vinden mij een alternatieveling. Ik ben anders dan de rest. De rest houdt van R&B, van Rock. Ik van Marilyn Manson, Goa – dat is psychedelische trance – en Alanis Morissat.
Vorig jaar werd het me te veel. Ik kreeg een beetje probleempjes. Ben weggelopen van huis. Ik zou het liefst op mezelf wonen. In een klein knus huisje op de hei. Ook een stuk minder gehorig.’

Kutjaar

‘Het eerste jaar SPW (Sociaal-pedagogisch Werk) aan het Friese Poort-college in Drachten, ga ik overdoen. Het was een kutjaar. Eerst stierf Beppe. Ze had iets aan haar hartkleppen. Ze hoefde niet persé geopereerd; maar ze vond het zo sneu voor haar kleinkinderen dat ze niet met ze kon fietsen. Er ging iets mis op de operatietafel. Eenenzestig was ze. Drie maanden later “ging” tante Anna. Toen ik een keer bij haar was en ze zich omkleedde, zei ze “Je hoeft niet te kijken hoor”. Ze had overal van die plekken. Een of andere kanker. Vierendertig. Ze was ineens dood. We zouden net een surpriseparty voor een andere tante doen. Toen hebben we maar voor Anna gefeest.’

Paulina

Dit lijkt even ‘weg’, vergeten, als Indira zelfverzekerd door de nieuwe stal bij boer Gerrit struint, op zoek naar haar oude ‘verzorg’-paard Paulina. Buiten in de stromende regen loopt ze alle weien af. ‘Dat zou ze kunnen zijn’, zegt ze; die had min of meer ook zo’ n hoofd. Vakkundig en oneindig voorzichtig lokt ze de schuwe merrie naar zich toe. Ze berispt heel fijnzinnig en in volle concentratie ‘Paulina’ als die niet voorzichtig genoeg haar handpalm ‘kust’. De grote roze tong steekt heel licht af bij haar bruine vingers.
Binnen hoort ze van Gerrit dat de echte Paulina verkocht is aan iemand in Delfswaard.
‘Denkt Gerrit dat ik haar zou mogen opzoeken daar?’, vraagt ze.

Trefwoorden