Paulien (15) en Karin (13) Prakken uit Tronde
Wonen in Tronde is heel vanzelfsprekend voor de zusjes Prakken. Ze zijn geboren in Makkinga, maar nu al weer acht jaar gelukkig in het dorpje met pakweg veertien huizen tussen Elsloo en Makkinga.
Ze geven het eerlijk toe: eigenlijk hebben ze er nog nooit over nagedacht hoe het is om in zo’n prachtig gebied te wonen. Terwijl ze er op schooldagen toch heel wat kilometers in weg fietsen. Zoals Karin, die iedere dag zo’n vijftig kilometer heen en weer trapt tussen haar school in Wolvega en thuis in Tronde. ‘Maar we kletsen eigenlijk de hele weg. Dan kijk ik niet om me heen of het hier mooi is’, zegt ze.
Ze moeten er niet aan denken om in een drukke stad te wonen. Hoewel de afwezigheid van winkels een klein minpuntje van dorps wonen is. En dat er niemand van hun eigen leeftijd is. ’t Zijn of volwassenen of juist heel kleine kinderen. Gelukkig hebben ze genoeg vrienden, die allemaal in dorpen in de buurt wonen. Ook hun toekomst zien ze in Tronde. Paulien wil het huis van haar ouders wel hebben. Karin heeft een ander huis in ’t dorp op het oog. Een auto is daarbij wel onontbeerlijk, beamen de meisjes.
Hun vader is veehandelaar, ze helpen hem regelmatig om de koeien en schapen te vangen. ‘Da’s wel lachen’, vindt Paulien. ‘Meegaan met jagen is trouwens ook leuk.’ Ditmaal is Karin het niet met haar zus eens. ‘Niks aan’, zegt ze met een vies gezicht.
De Linde, die kennen ze van dichtbij. Die loopt vlak achter hun huis. Ze hebben erop geschaatst, en met een bootje op gevaren. En waar nu hun geitenhok staat, dáár is de Linde ontstaan. Droevig detail: de hond is daar begraven. Maar voor de rest hebben ze het enorm naar hun zin in Tronde. Eigenlijk zijn ze twee dik tevreden zusjes.
Olger Ernst (16) uit Oldeberkoop
Z’n hele leven woont Olger op dezelfde plek in hetzelfde huis in Oldeberkoop. En dat bevalt hem prima. Want ondanks dat er in het dorp niet veel te beleven is, verveelt hij zich geen seconde. Buiten is er genoeg te doen, met de Tjonger aan de ene kant, de Linde aan de andere, en al het moois er tussenin.
Vroeger ging hij vaak met zijn vader naar de Dellebuursterheide. Dan gingen ze wandelen, of Schotse Hooglanders zoeken. Er was altijd wel wat te zien. Met z’n vrienden had hij er een plaggenhut waar ze altijd in speelden. Ook achter op het erf bij het huis van zijn ouders had hij trouwens een hut.
Over die Dellebuursterheide heeft hij zelfs nog een werkstuk voor school gemaakt. Hij wist dat het een bijzonder stuk natuur was, met de pingoruïnes, de Tjongerwallen, de beekdalen en heide. Het zou wel heel erg jammer zijn als al dat moois zou verdwijnen.
Of deze omgeving van rust en ruimte van invloed op hem is geweest? Zeker weten van wel. Hij speelde altijd buiten. In een stad had hij vast meer binnen gezeten voor de tv of achter de computer.
In Oldeberkoop moet je niet zijn voor spannende activiteiten, winkels of uitgaan. Maar daar heeft hij toch geen behoefte aan. Je kunt er krijgen wat je nodig hebt. Trouwens, Heerenveen is nog geen twintig kilometer verder en sinds de komst van de snelbus ben je er zó. Een dorpje vlakbij de stad, dat is ideaal. Het beste van beide werelden.
Toch zit hij niet vast aan Oldeberkoop. Om eerlijk te zijn is hij er inmiddels ook wel wat uitgekeken, dus eens een ander deel van het land verkennen is ook prima. Zijn ouders blijven hier toch wel wonen, hij kan terugkomen wanneer hij wil. Voor even weer een wandeling over de heide.
Anouk de Kleijn (16) uit Blesdijke
Ze is geboren in het Groningse Middelstum, maar al voor haar eerste verjaardag verhuisde ze naar Blesdijke. En daar woont ze nu nog steeds. Samen met zo’n vijfhonderd andere inwoners. Wat oppervlakte betreft is het wel een groot dorp. Dat betekent dus veel ruimte en veel rust. Het winkelaanbod houdt niet over: een tuincentrum en wat boeren die aan huis wat melk of aardappelen verkopen. Voor de dagelijkse boodschappen rijden de meesten dan ook naar Oldemarkt, een dorpje net over de grens met Overijssel. Het echte shoppen gebeurt in Groningen of Heerenveen.
Toch vindt ze het heerlijk, die rust en ruimte. Wanneer ze vroeger wel eens bij vriendjes ergens anders ging spelen, moesten ze de straat op of naar een aangelegde speeltuin. Dat hoefde bij haar thuis nooit. Er was genoeg ruimte om nooit uitgespeeld te raken.
Om naar school te gaan fietst ze iedere dag zo’n tien kilometer naar Wolvega. Dan kiest ze niet de rechttoe rechtaan weg. Ze rijdt juist langs een mooie, bochtige weg tussen weilanden en door het bos. ‘Het is hier echt gigantisch leuk fietsen’, zegt ze stellig. Dat vinden de duizenden toeristen ’s zomers ook. Het dorp en de rest van het gebied tussen de Linde en de Weerribben is dan één grote toeristische attractie. ‘Dan vragen ze waar in het dorp een Chinees is. Of een winkelcentrum’, zegt ze meesmuilend. In de winter is er geen toerist meer te bekennen. Dan is het dorp weer helemaal eigen.
Vroeger zwom ze vaak in de Linde. Sinds twee jaar mag dat niet meer. Het water is té vervuild. ‘Toen er een jonge ree dood gevonden werd, hadden we er ook al geen zin meer in.’ Maar ze mist het wel. Het blijft nu bij pootje baden, vissen, kanoën of schaatsen.
Voor haar staat het vast: dit gebied moet zo blijven zoals het is. Dat vindt ze echt heel belangrijk. ‘Het is toch heerlijk als ik ’s morgens naar school fiets, dat dan de vogels om m’n hoofd fladderen en de konijntjes in het rond springen! Ik moet er niet aan denken dat daar huizen zouden komen.’ Ze zal dan ook nooit een papiertje in de berm gooien, dan zoekt ze wel een prullenbak op. ‘Het staat ook zo raar, afval op het pad. Ik wil dat het mooi blijft.’
Of ze hier zal blijven wonen, hangt van verschillende factoren af: studie, baan… Midden in een stad wil ze niet wonen, maar ergens aan de rand zou nog wel gaan. Zoiets als Wolvega bijvoorbeeld. Wel wat meer winkels en andere voorzieningen, maar ook de natuur en ruimte, waar ze zo aan gehecht is.