Het kost me moeite om Eva Nieuwhof (17) bij te houden. Met een flink tempo beent ze in de lentezon over de Tsjerkeboarne in Oppenhuizen (Fr.).

‘We zijn niet zo kerks hoor’, zegt Eva. ‘Mijn moeder is meer actief op de christelijke basisschool, als secretaresse bij de ouderraad. En ze heeft de tussenschoolse opvang opgezet. Bij de slager, waar we zo langs komen, werkt ze in de winkel. En het verhaal is nog niet uit, want ze leert nog voor hondentrainster ook.’
Haar vader was helemaal een actieveling. ‘Hij deed de Oranjevereniging, kon op ieder muziekinstrument spelen behalve gitaar, heeft de harmonie Euphonia opgericht en zat in de ijsclub. Hij had letterlijk twee rechterhanden. Wat hij zag, maakte hij. Hij had een bootje net als wij vroeger. Maar mijn vader heeft die van ons weggedaan. Hele weekenden staat hij tegenwoordig met tweedehands boeken op de markt. Min of meer toevallig is hij die handel ingerold. Want door de week werkt hij bij de Gaswacht.
Als we thuis iets niet lusten gingen we naar opa en oma, drie straten verderop. Daar kon alles. Bij het spelen hoefde je nooit op de bloempotten in de vensterbak te letten. Bij mijn andere opa en oma in Sneek was het precies omgekeerd. Daar moest je netjes met je armen over elkaar zitten. Aan Opa Sneek heb ik daarom niet zo veel herinneringen. Behalve dat wij samen met zijn tweeën een hele pot zure haring hebben opgegeten, toen hij al heel erg ziek was.
Vlak voor mijn verjaardag – ik werd twaalf – stonden we in augustus op een camping in Hardenberg. Opeens, midden in de nacht, ging de rits van onze tent open en iemand riep: “Familie Nieuwhof!” In een uur tijd waren we in Sneek in het ziekenhuis. Opa Oppenhuizen lag op sterven. Ik had geen zin meer om jarig te zijn. De kist stond gewoon thuis. We hebben er tekeningen in gelegd en het kon niet schelen als kinderen vette vingers op het raampje van de deksel achterlieten. Mijn opa lag er zo gezond en bruin bij. Hij was brugwachter in Sneek.’

Potentrapperij

‘Ik ben altijd een echt buitenkind geweest. Ik kan niet voorbij een bal lopen of ik moet er een trap tegen geven. Mijn moeder had aanvankelijk een enorme hekel aan wat zij “potentrapperij” noemde. Maar voor mij is voetbal alles. Ik heb hier in Oppenhuizen lang tegelijk op twee niveaus gespeeld. Dan speelde ik zaterdagsmorgens twee maal vijfendertig minuten bij de meisjes van TOP ’63, stapte in een auto en werd ergens naartoe gereden om een dameswedstrijd te voetballen. Het niveauverschil bij de meisjes was soms idioot groot. Speelden we tegen Wit-Zwart Sneek, wonnen we met 21-0. Zes keer heb ik gescoord toen!
De dames van TOP ’63 zijn uit de competitie genomen omdat ze te weinig motivatie hadden. Mooi weer voetballen, zoals zij doen, is niks voor mij. Ik speel nu bij SC Joure. Behoorlijk hoog, derde klasse. Eén ding weet ik zeker. Ik blijf voetballen tot mijn beide benen geamputeerd zijn!’

Buurtsuper

‘Anderhalve dag per week, naast mijn havo, sta ik in een buurtsuper. Iedereen in Sneek weet wat “Sperkhem” wil zeggen, ook al noemt de gemeente die buurt tegenwoordig netjes “Tuindorp”. Maar ik werk liever dáár dan bij de Albert Heijn. Als je je aan de codes houdt, lopen ze met je weg.
“Zwaksociaal” heet dat geloof ik, maar ik vind het wel straight als een moeder, wanneer ze ontdekt dat haar kind snoep jat, zijn broek afstroopt en midden in de supermarkt een paar flinke kletsen voor zijn blote kont geeft. Mijn baantje daar is wel leerzaam. Je ziet daar meisjes die op hun twintigste al met twee kleine kinderen sjouwen…’

Polderjongen

‘Als deze polderjongen, zoals mijn moeder me wel eens noemt, tien jaar verder kijkt, ziet ze zichzelf zeker niet getrouwd of met kinderen. Ik heb dan wel een eigen huis en een grote Bordeaux Dog. Ik zit bij de politie of ben lerares Engels. Maar om dichter bij huis te blijven, eerst flink werken naast mijn school. Vanaf mijn vijftiende spaar ik al voor rijlessen.
Zodra met Pasen het watersportseizoen begint en de Duitsers komen, vind je mij op vrijdag bij Watersportcentrum Kuiper in Uitwellingerga. Er is niks mooiers dan met een praam varen en achter je aan een stel Valkjes die in de verhuur zijn geweest, weer thuis te brengen. Dan wordt het moeilijk om je voor te stellen dat je voor een baan ooit Friesland zult verlaten. Maar als je bij de politie wilt, moet dat misschien.
Hoewel, laatst was ik in Den Haag, daar denken ze echt dat iedereen in Friesland nog in een overall rondloopt met klompen aan. En ik heb niet eens klompen!’

Trefwoorden