De horeca in het dorp Odoorn moet die middag nog een beetje op gang komen. Geen mens te zien op het zonnige terras van Hotel-Restaurant De Oringer Marke. Maar Easger Zwart (19) is hier kind aan huis en het duurt niet lang of de koffie komt. Toch blijft het gevoel hangen dat we daar een beetje voor schut zitten, met ons tweeën zo vlak op de Exloërweg. Het dorp lijkt de komst van grote horden toeristen nog even uit te willen stellen. Dat ze ooit zullen komen, lijdt geen twijfel. In een straal van vijfhonderd meter tel ik minstens zeven horecabedrijven.

‘Dit hotel is meer voor gewone mensen’, legt Easger uit. ‘Laagdrempelig, je komt hier iedereen tegen. Heel anders dan een tweehonderd meter verder, bij De Lubbelinkhof. Daar is het allemaal veel luxer. Het gerucht gaat dat Willem-Alexander daar incognito heeft gezeten. Voetbalclubs logeren er als ze op trainingskamp zijn, en het tv-programma Big Diet is er opgenomen. Er gaat iets intimiderends uit van de inrichting, waardoor je echt niet zomaar naar binnen loopt. Als je een biertje wilt drinken op het terras, moet je zo ongeveer reserveren. Er lopen daar alleen maar professionals rond in de bediening. Jeugd op zoek naar een bijbaantje komt daar niet binnen.’

Stukje frikadel

‘Achteraf bekeken is de aanwezigheid van horeca in het dorp heel belangrijk voor me geweest, toen ik hier vier jaar geleden kwam wonen en totaal niemand kende. Ik was vijftien en ben De Oringer Marke binnen gestapt met de vraag of ze me konden gebruiken. Drie kwartier later was ik aan het afwassen.
Toen mijn vader een erfenis kreeg en hier een huis kocht, vertrokken we uit Emmen.
Ik ben in Exloo geboren maar daar weet ik niks meer van. Mijn hele leven heb ik in een echte stadswijk gewoond, in een rijtjeshuis met uitzicht op grote grijze flats. Allemaal andere culturen. Ik had een Marokkaans vriendje, Chafik, en kwam bij Joegoslavische jongens op feestjes. Maar als kind heb je totaal niet in de gaten dat zoiets bijzonder is.
Toen we moesten verhuizen zijn mijn zusje en ik een week daarvoor naar Odoorn gefietst. We wisten niet wat we konden verwachten. Maar eerlijk gezegd schrokken we wel een beetje. Wat een kleine winkeltjes! In onze wijk Emmerhout had je in het winkelcentrum wel drie grote supermarkten.
Er was nog een verschil. Hier woonden alleen autochtonen. En er waren geen flats. Het enige wat hetzelfde was, waren de grote hoeveelheid kapperszaken. Maar hier had je dan weer meer mensen die zo’n beetje aan huis kapten. Nee, we waren niet echt in paniek. Mijn zusje zei: “Wij kennen niemand hier. Nou het zal wel komen.”
Zij had van ons het eerste beet; kreeg een bijbaantje in Valthe en leerde daar allerlei mensen kennen. In die spoelkeuken waar ik werkte, ontmoette ik twee mensen die later mijn beste vrienden werden. Binnen hetzelfde bedrijf hadden ze ook een snackbar-restaurantje. Daar heb ik later gewerkt. Ben er na ruzie weggegaan. Nu zit ik in de Dierentuin Emmen, ook weer in het horecagedeelte. Altijd weer die horeca!
Mama kwam papa ruim dertig jaar geleden voor het eerst tegen in een snackbar en trok zijn aandacht door een stukje frikadel aan te bieden. Papa was een ruige gozer toen, speelde in allerlei bandjes. Grappig, zonder die frikadel was ik er misschien niet eens geweest.’

Buitenman

‘Mijn moeder is een stuk jonger dan mijn vader. Dat ze met mijn vader ging, gaf aanvankelijk nog een hoop gedoe. Mijn moeder komt uit Zweeloo. Wat moest ze met die vreemde Fries, vonden mijn oma en opa. Als boeren met veel koeien, die altijd prijzen wonnen, heb ik hen eigenlijk niet meer gekend. Als kind heb ik alleen maar een herinnering aan een klein huisje in de Duindoornstraat in de wijk Emmermeer.
Mijn vader heeft op Minerva gezeten; hij is schilder en beeldhouwer. Zijn ouders hadden een drogisterij. Dat vak zag mijn vader niet zitten. Als hij binnenkomt, spat het “buitenman zijn” uit al zijn poriën. Het schilderen staat op een laag pitje nu, hij hakt meer in grote blokken hout. Soms wordt hij wel “die Boswachter” genoemd.
Mijn moeder heeft altijd de kost verdiend. Wat mijn vader verdient, is extra. Papa’s droom was een eigen stuk land. Nu heeft hij een akker zo groot als een flink voetbalveld, tussen Valthe en Exloo. Met een graafmachine heeft hij drie grote cirkels laten graven. Daar brengt hij de meeste tijd door.
Ik hou wel van de natuur hier, maar het is mij niet exotisch genoeg. Het meest spectaculaire dat je hier kunt tegenkomen, is een ree.’

Science fiction

‘Van kinds af aan ben ik weg van science fiction. Ik las de bibliotheek leeg. Mijn kamer was volgeladen met van die monsterpoppetjes. Die vind ik het mooist en die teken en schilder ik nog steeds het liefst. Ik werk met een soort gemengde techniek met krijt en aquarel. Soms ook maak ik kleine doekjes met olieverf. Zompvochtige oerwouden ergens op een verre planeet waar maar met moeite licht doordringt. Als je goed kijkt zie je luiaardachtige wezens tussen de takken hangen.
Papa vindt het wel leuk dat ik teken en schilder, maar ik ben zelf nogal sceptisch over de toekomstkansen. Als ik naar mijn vader kijk… je bent zo afhankelijk van opdrachten. Toen ik vorig jaar mijn middelbare schooldiploma had, wist ik eigenlijk niet goed wat ik wilde. Misschien wil ik wel iets met kunst maar dan de theorie. In een museum werken, dan heb je een vast inkomen en ben je toch met kunst bezig. In Groningen kun je Kunst, Cultuur en Media doen. Maar op dat moment had ik even geen zin meer in school. Aan de andere kant had ik het gevoel: als ik meteen ga werken, blijf ik met alleen dit diploma mijn hele leven afwashulp in de horeca. En dan wil ik toch meer waardering krijgen. Ik wilde eigenlijk ook wel gaan reizen maar uiteindelijk ben ik praktisch geweest. Ik heb van wat ik gespaard heb gewoon mijn rijbewijs gehaald.’

Trefwoorden