De wet Milieubeheer en het ruimtelijke-ordeningsinstrumentarium bieden voldoende mogelijkheden om lichthinder tegen te gaan, maar deze worden slechts op beperkte schaal benut. Geen enkele gemeente heeft het voornemen om het onderwerp op de agenda te plaatsen. Dit zijn de belangrijkste resultaten van een inventarisatie naar de beleving van licht en donker in de provincie Drenthe. Deze enquête, waarvan de resultaten in mei zijn gepresenteerd, is onderdeel van een landelijke probleemverkenning door de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) met betrekking tot lichthinder. Marga Kool is lid van de RMNO en initiator van het project ‘Mooi licht, mooi donker’ in Drenthe.
‘Als leden van de Raad voor RMNO konden we suggesties doen voor zaken die onderzocht zouden moeten worden om vervolgens beleid op dat betreffende terrein te kunnen ontwikkelen. Omdat ik me nogal eens erger aan de manier waarop we met licht omgaan, heb ik dit onderwerp op de agenda gezet. Er is voor gekozen er een Drents pilotproject van te maken.’ Marga Kool is gelukkig met het gegeven dat er nu aandacht komt voor verschillende vormen van lichthinder. Zelf zegt ze zich in toenemende mate te storen aan reclameverlichting op gevels die al op grote afstand te zien is, aan overdreven verlichte bedrijventerreinen, aan felle buitenlampen op plekken waar dat niet zinvol is, aan de zeeën van licht boven kassencomplexen en snelwegen, maar ook aan de kille, witte verlichting langs fietspaden. Marga Kool: ‘Duistere nachten waarin naar de sterren gekeken kan worden, zijn belangrijk voor mensen. Dat blijkt uit het onderzoek. Mensen willen de nacht als oerwaarde kunnen ervaren. Daarom geeft ruim negentig procent van de respondenten aan dat ze het belangrijk vinden dat er in Drenthe gebieden zijn waar het ’s nachts nog echt donker is. Het licht rukt helaas overal op. Ik denk dat we nog op tijd zijn en dat we er nu nog wat aan kunnen doen. Beleidsmakers moeten zich afvragen wat de problemen in de toekomst zullen zijn als er nu geen maatregelen genomen worden. Echt grote problemen kunnen nu nog voorkomen worden en daarom moet er nu wat gebeuren. Het doel van de inventarisatie is om de lichtsituatie in kaart te brengen en te stimuleren dat bestuurders bewust omgaan met het aanbrengen van verlichting en het behouden van donkere gebieden in Drenthe.’
Drents pilotproject
Het totale RMNO-project bestaat uit drie onderdelen. Er is een quick-scan waarin nagegaan wordt hoe men in het buitenland omgaat met verlichting in de openbare ruimte. Daarnaast wordt onderzocht waar er in Nederland al beleid is ontwikkeld met betrekking tot lichthinder en of er al onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effecten van het toenemende licht op de gezondheid en het welbevinden van mens en dier. En dan is er in de derde plaats de Drentse pilot. Die bestaat uit een enquête onder drie groepen actoren: bevolking, ambtenaren en bestuurders. Ook zijn belangenorganisaties bij het onderzoek betrokken. Het onderzoek onder de bevolking is uitgevoerd in samenwerking met de Milieufederatie Drenthe. De respons van de enquête was opvallend hoog: bestuurders: 92%, ambtenaren Wet Milieubeheer: 69% en ambtenaren Ruimtelijke Ordening: 39%. Er waren 521 inwoners van de provincie Drenthe die het vragenformulier hebben ingevuld. Opvallend is dat 90% hiervan zich wel eens ergert aan verlichting en prijs stelt op gebieden waar het ’s nachts echt donker is. Opvallend is dat die ergernis niet leidt tot klachten, behalve bij kassencomplexen. Volgens Marga Kool heeft dat te maken met het fenomeen dat men duisternis waardeert, maar tegelijkertijd vaak ook beangstigend vindt. Voldoende verlichting geeft een veilig gevoel, vooral bij vrouwen. Kool: ‘Wat doe je met die akelige reclameverlichting op de gevel van de buurman of die paardenbak drie huizen verder die elke avond baadt in een zee van licht? Als je erover klaagt weet je zeker dat je goede verhouding met de buren onder druk komt te staan. Bovendien weten mensen vaak niet waar ze met klachten over overdadige verlichting naartoe moeten. Men laat het er dan maar bij. Men heeft wel sterk het gevoel dat al dat licht niet past bij het beeld van landelijk wonen, maar tegelijkertijd ervaart men het niet als een bedreiging van het levensgeluk. Men heeft niet direct het idee dat het schadelijk is of ongezond. Dat is ook het verschil met andere beleidsterreinen. Als je kijkt naar de milieuwetgeving dan is de kern daarvan dat mensen anderen niet mogen hinderen. Het gaat dan om geluid, stof, stank en dat soort zaken. Alles is daaromtrent tot in detail geregeld. Ook de handhaving. En als er iets niet klopt dan weten degenen die hinder ondervinden snel de weg naar de bevoegde instanties te vinden. Bij lichthinder ligt dit anders. Het is wonderlijk, maar met licht mag je over de grenzen van je eigen perceel heen anderen lastig vallen zonder dat je daar problemen mee krijgt. Ik vind dat dit anders moet worden.’
Marga Kool geeft aan dat zaken soms op simpele wijze anders kunnen: ‘Vervang bijvoorbeeld die akelige, kille en ver uitstralende verlichting langs fietspaden door lampen die gericht op het fietspad schijnen. En moeten altijd overal lampen branden? Vraag je af waar dat zinvol is en laat ze vervolgens alleen dáár branden. Er zijn ook steeds meer technische mogelijkheden om gepast met verlichting om te gaan. Er kunnen tijdschakelaars geïnstalleerd worden. Lampen kunnen gaan branden op het moment dat er mensen in de buurt komen. En waarom moet je de hele nacht McDonalds kunnen zien? Er valt op een eenvoudige wijze veel aan overdadige verlichting te doen.’
Lichtbelevingswaarde
Ex-gedeputeerde en huidige dijkgraaf Kool benadrukt dat het er haar niet om is te doen om zo veel mogelijk licht kwijt te raken. Wat ze wil is licht waar het echt nodig is en aangepast licht waar het kan. Vandaar de benaming van het project: ‘Mooi licht, mooi donker’. Ze pleit voor een bewuste, gebiedsgerichte aanpak van lichthinder. Volgens haar verdient het aanbeveling dat gemeenten en provincies op eigen initiatief meer en beter gebruikmaken van bestaande wet- en regelgeving, en niet alleen reageren op klachten voorzover die er al zijn of komen. Het provinciaal bestuur zou een stimuleringsbeleid moeten ontwikkelen gericht op de gemeentelijke bestemmingsplannen. De gemeentebesturen zouden bij de invulling van die bestemmingsplannen vervolgens rekening moeten houden met het thema licht. Marga Kool: ‘Zoals mensen hun huizen inrichten met sfeerverlichting in de woonkamer en functionele verlichting in de badkamer, zo richt het gemeentebestuur de openbare ruimte in. En naast allerlei andere zaken moet je daar ook heel goed kijken welke verlichting op welke plek gewenst of juist ongewenst is. Dat kun je via bestemmingsplannen en milieuvergunningen voor bedrijven prima regelen. Als het bewustzijn en de wil er maar zijn. Het gaat om een proactieve, geïntegreerde aanpak. Er moet nader onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheid om in bepaalde gebieden de duisternis te kunnen behouden. Met betrekking tot verlichting kan gebiedsgericht beleid de kwaliteit van het landelijk gebied versterken. Lichthinder en lichtbelevingswaarde moeten aan de orde komen bij buurt- en wijkonderzoek. Met deze aspecten moet rekening worden gehouden bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen en nieuwe woonwijken. Het is geen probleem om in de ruimtelijke ordening aandacht te besteden aan het aspect licht. Je kunt eisen stellen aan reclame-uitingen. Het gaat dan om hoogte en omvang. Je kunt singels planten bij bedrijventerreinen. Er zijn zoveel mogelijkheden.’