Voor jeugdtheater De Citadel uit Groningen zijn gymzalen en klaslokalen vertrouwde speelpodia. Met een aantal aspecten van locatietheater heeft het gezelschap in zijn twaalfjarig bestaan dan ook al ruime ervaring opgedaan: de acteurs spelen doorgaans dicht op het jeugdige publiek en van een traditionele theateropstelling is geen sprake. Op het gebied van locatietheater voor jongeren heeft het gezelschap een voortrekkersrol vervuld met het stuk Het huis van mijn leven in een voormalige grasdrogerij. Waarom dat locatietheater was? Het kon nergens anders gespeeld worden. Want dat is een absolute voorwaarde, volgens artistiek leider Rob Bakker.

‘Theater is locatietheater wanneer er een innerlijke noodzaak is het stuk naar juist die locatie te verplaatsen én wanneer er een verbinding tussen de locatie en het verhaal is.’ Dat is Rob Bakkers definitie van locatietheater, want theater op locatie kan alles zijn. Hij vergelijkt het met muziektheater en theater met muziek: ‘Wanneer er een cello meespeelt, is dat nog geen muziektheater.’
De eerste voorstelling die hij met De Citadel op locatie deed, was in 1992 Het huis van mijn leven, een jeugdvoorstelling op tekst van Suzanne van Loohuizen, gebaseerd op het leven van Hendrik de Vries. Bakker: ‘Het leek me mooi om het duistere en magische uit zijn leven door middel van de locatie te pakken te krijgen. We vonden een oude grasdrogerij in Zuidwolde. Hier regeerde het toeval: dit vervallen monument bestond uit drie hallen die overeenkwamen met de drie bedrijven uit het stuk. Al vroegen we ons bij de repetities in een lekkend, stinkend, duister gebouw, onder een paraplu verrekkend van de kou wel af waarom we dit onszelf aandeden.’ Het weerhield hem er niet van om vaker de thuishaven even te verlaten en eropuit te trekken. Naar Eexterveenschekanaal, waar De legende van Raaiders Klok gespeeld werd. Aan deze Groningse vertelling gebaseerd op het mythologische verhaal over Orfeo en Euridice bewaart hij goede herinneringen. ‘Het publiek moest over bruggetjes wandelen, en de dijk was zowel decorstuk als zitplaats. Het is prachtig om zo met het publiek te reizen, de traditionele tribunebouw los te laten!’

Antwoord op Disneyland

Uiteraard kleven er nadelen aan locatietheater. Bakker: ‘Alles wat normaal in het theater aanwezig is, van belichting en geluid tot kapstokken en zitplaatsen, moet nu verplaatst worden. Dat vraagt om nog meer organisatietalent. Ook kan het weer een grote spelbreker zijn. Daar staat tegenover dat die uitgekozen locatie het stuk dieper voelbaar maakt. Of dat nu voor volwassenen of voor kinderen is, maakt geen verschil. Voor beiden is het avontuurlijker, de verwondering is groter. Met Het huis van mijn leven heeft De Citadel een trend gezet bij andere jeugdtheatergezelschappen. Het was een van de eerste jeugdlocatievoorstellingen in Nederland. Maar vergeet niet dat we nu te maken hebben met ervaren entertainment-kinderen. Het ene weekend zitten ze in Disneyland, en een week later lopen ze onder de haaien door. Jongeren zijn wel wat gewend tegenwoordig. Ook daar moet theater antwoord op geven. Je moet altijd blijven nadenken over de vraag hoe je theater inricht. Toch breng je uiteindelijk steeds weer iets terug naar een simpel verhaal, dicht op de huid van kinderen. En of dat nu in een gymzaal of klaslokaal is: kinderen kijken geïnteresseerd.’

Zwarte doos

Onlangs speelde theater De Citadel De twee prinsen, naar het boek De zwarte met het blanke hart van Arthur Japin. De theaterbewerking werd gespeeld in de botanische tuin De Hortus in Haren. Of dit locatietheater genoemd mag worden, vraagt Bakker zich oprecht af. ‘In de zuivere vorm vind ik van niet. Waarom we voor de Hortus gekozen hebben? Omdat we in ons eigen theater in Groningen geen 150 mensen konden ontvangen en ik eens voor grotere aantallen wilde spelen. Ik las het stuk en dacht in een split second: dat moeten we op locatie doen. In de directe omgeving hebben we geen geschikte plek gevonden. Maar als je vraagt waarom we een zwarte doos van 20 bij 125 meter als de Hortus Botanicus pakken, dan is het toch vooral om een groot publiek te kunnen ontvangen. En dat heeft niets met locatietheater te maken, nee.’ Om aan zijn eigen definitie te refereren: aan de inhoud van het stuk voegt het niets toe.
Toch is de innerlijke noodzaak niet altijd alleen een reden om eens uit te wijken naar leegstaande erfgoederen. Hij is wel zo eerlijk om toe te geven dat een theatermaker soms iets moet creëren om op zoek te gaan naar een ander verbond met het publiek. ‘Op een locatie ben je af van de officiële regels die je stelt in een officieel theater: podium, coulissen, trekwand, kap, garderobe. Het is prettig zo nu en dan buiten die officiële regels te treden. Dat wil ik in eerste instantie: je kunt meer met het publiek doen dan in een officieel gebouw. Je doet een ander appèl op het kijkgedrag, je kunt met het publiek wandelen.’

Geen scheidslijn bij locatietheater

Volgens Bakker heeft de drang te zoeken naar een andere locatie dan het geëigende theater te maken met de verhouding met de natuur. Een passende locatie is geschikt om die natuur-elementen binnen te halen, meer dan een doods theater. Dat daarom juist veel locatietheater zich in het Noorden afspeelt, is niet meer dan logisch: het landschap leent zich er uitstekend voor. Noorderlingen hebben volgens Bakker een sterke band met hun platteland en de natuur.
Duidelijk is dat in locatietheater de scheidslijn tussen decor, beeld en publiek opgeheven wordt, waardoor het publiek zich deel van de voorstelling voelt. Boven, naast en onder het publiek gebeurt wat: theater is een fysieke ervaring geworden. Daarom is wat Bakker betreft een traditionele publieksopstelling ook verboden bij locatietheater. ‘In mijn werk ben ik steeds op zoek naar het opheffen van de afstand tussen acteurs en publiek. Maar dat kun je ook in een gymlokaal doen. Ik geloof in de wens van publiek en theatermakers bij tijd en wijle iets op te zoeken waarbij je buiten het officiële theatergebouw een andere beleving krijgt. Soms slaag je erin die omgeving belangrijk te maken, waardoor het publiek een andere denkhouding krijgt.’
Hij waarschuwt voor de ‘verpretparkisering’ van theater. ‘Uiteindelijk kan alles wel op locatie neergezet worden.’ Hij maant zichzelf zijn kritische houding niet te laten varen. Dus blijft hij altijd op zoek naar de innerlijke noodzaak waarom juist dát ene stuk op die ene locatie gespeeld moet worden.

Trefwoorden