In Friesland wordt sinds 2001 een grootschalig merenproject uitgevoerd. Maar waarom heeft de provincie dat nodig? Komen niet nu al jaarlijks honderdduizenden toeristen op het Friese water af? Riep een lyrische verslaggever van de BBC Sneek niet begin dit jaar nog uit tot een van de tien mooiste watersportplekken ter wereld?
Mooie publiciteit, lacht gedeputeerde Bertus Mulder, maar die waterliefhebbers moeten vooral ook blijven komen. Om de concurrentieslag met Zeeland, Noord-Holland en buitenlandse gebieden niet te verliezen, moeten de meren en hun directe omgeving worden verbeterd.
Na de val van de muur bleken achter het IJzeren Gordijn enorme plassen water te liggen. De voormalige West-Duitsers hoefden ineens niet meer naar dat verre Friesland. Ook Groningen hoopt met verbetering van vaarwegen en de aanleg van de Blauwe Stad Duitse passanten binnen te halen. Groningen blikt wel eens jaloers naar toeristische luxeproblemen bij de Friezen, die al jaren kampen met opstoppingen en filevaren op de meren. Per jaar telt Friesland 11,4 miljoen ‘toeristische overnachtingen’, waarvan 2,5 miljoen direct te danken zijn aan de watersport.
Projectleider Jaap Goos: ‘Friesland staat bekend als watersportgebied. Maar je loopt het risico dat de wet van de remmende voorsprong in werking treedt. Het ging goed, het gaat goed, dus het zal wel goed blijven gaan. Het provinciaal bestuur zegt: dat is niet het geval.’ Goos wijst op veranderend gedrag van toeristen, die kritischer en verwender zijn dan voorheen. Schijnt de zon onverhoopt niet in Friesland, dan pakken ze het vliegtuig naar warmere oorden. Ze willen meerdere vakanties per jaar en een hogere kwaliteit. ‘Vroeger was men tevreden met rust en ruimte, een beetje vissen en wat spartelen. Dat is niet meer zo. Men klaagt nu dat er te weinig speelvoorzieningen zijn voor de kinderen. En men wil uit kunnen gaan.’ Goos onderscheidt de watersporter van de waterrecreant, die zich láát vermaken. ‘Avontuur: graag, maar ‘s avonds lekker onder de warme douche. Dat kan nu lang nog niet overal.’
Middelseerûte
Een tweede reden voor de grootschalige aanpak zijn logistieke problemen. De Friese wateren zijn overvol, en in de loop der jaren zijn ze ondiep geraakt. Sinds 2001 is Friesland daarom bezig een groot aantal maatregelen te treffen, samen met het waterschap, de Hiswa en Staatsbosbeheer. Om de opeenhopingen van schepen voor bruggen op te lossen worden tientallen bruggen opgehoogd en krijgt de provincie er vijf nieuwe aquaducten bij. Die bij Houkesloot is in 2003 geopend. Kosten: 16 miljoen euro. Daarnaast staan voor 2008 nog vier andere waterbouwwerken gepland: bij Jeltesloot (22,8 miljoen euro), Woudsend (8,7 miljoen euro), Galamadammen (22,7 miljoen euro) en Geeuw (36 miljoen euro). De eerste drie zijn voor in totaal 19 miljoen euro betaald uit Kompasgelden – rijkssubsidies om de noordelijke werkgelegenheid te stimuleren. Grofweg eenderde van het gehele project wordt betaald uit die gelden, een derde door de provincie en een derde door de gemeenten.
De nieuwe bouwwerken helpen om de beroepsvaart – zoals op het Prinses Margrietkanaal – zo veel mogelijk te scheiden van de recreatievaart. Ook de aanleg van alternatieve recreatieve routes over tot nu toe ongebruikte wateren, zoals de Middelseerûte van Leeuwarden naar Sneek die over de Zwette voert, is bedoeld ter ‘ontmenging’. Verder komen er nieuwe aanlegplaatsen en fietspaden, worden vaarten en meren uitgebaggerd en haalt de provincie betonnen duikers uit de jaren zeventig weer weg.
Tegen 2010 moeten de werkzaamheden klaar zijn. Haast is geboden, want het rijk wil de subsidies na 2006, anders dan verwacht, niet zonder meer voortzetten.
Prachtig vaarwater
Bij Sneek passeert men het spiksplinternieuwe paars-roze aquaduct van Houkesloot. Langs de nieuwe ringweg graven machines sloten uit en werken mannen aan een brug naar de wijk Pasveer, waar boten achter de huizen klaarliggen om zo vanuit de achtertuin via sluipwegen de meren op te varen.
In het iets verderop gelegen dorpje Scharnegoutum zijn de werkzaamheden voor de Middelseerûte in volle gang. Overal staan graafmachines, hangen bordjes met omleidingen en liggen bergen zand in het landschap. Verkeer rijdt stapvoets het dorp in over de noodbrug. Daar bij de ingang van het dorp, aan de hoofdweg, kijkt meneer Jansen toe hoe arbeiders met een enorme machinale boor en sloophamers de brug uiteenbreken. Het betonnen draagvlak is doormidden, er steken roestige ijzeren kabels uit. Een man versnijdt met een brander het ijzer tot schrootjes. Een machine graaft zand weg en neemt en passant de halve beschoeiing mee. En dat alles recht voor de deur bij warme bakker Dirk Feenstra en een supermarkt van de keten Poiesz.
Vanaf een noodbrug heeft Jansen prima zicht. Hij geniet van de werkzaamheden die van dit riviertje, De Zwette, een doorgang voor grotere boten moet maken. ‘De Zwette is te mooi om geen gebruik van te maken. Het is prachtig vaarwater, maar de boten lopen vast op al die bruggen.’ De brug die nu gesloopt wordt, steekt misschien net een meter boven het water uit. Dat wordt straks tweeënhalve meter, zodat een beetje jacht eronderdoor kan. Verderop komt een doorbraak van het water, zodat toeristen aan één stuk door kunnen varen. Een paar huizen zijn voor de plannen gesneuveld.
‘Het toerisme is ontzettend belangrijk voor Friesland’, weet Jansen, een geboren Schiedammer die na zijn pensionering in de provincie is komen wonen. ‘De veeteelt neemt af en industrie is er al zoveel.’ Hij woont sinds viereneenhalf jaar in Sneek, ook aan de Zwette. Volgens hem kan Sneek nog wel wat levendiger worden. ‘Die grachten in de binnenstad liggen daar maar gracht te zijn. Je ziet alleen een paar kano’s en wat rubberbootjes. Ik weet dat het bijna ondoenlijk is ook dóór Sneek te varen, maar dan zou de stad nog mooier zijn dan die al is.’
De inwoners van Scharnegoutum nemen de puinhoop voor lief. Ze hopen mee te liften op het recreatieve succes dat de route moet worden. Ze hopen dat de aanlegsteigers en ligplaatsen de horeca goed zullen doen en misschien kano-, boot-, of fietsverhuurbedrijfjes opleveren. De dorpse website – Scharnegoutum ‘een dorp bij Sneek in Friesland in Nederland, the Netherlands’ – biedt uitleg over het Friese-merenproject, nieuws, en telefoonnummers voor vragen en klachten. Die zijn er amper, zegt de bakkersvrouw. Er zijn geen files, de bedrijven zijn inmiddels weer bereikbaar en de informatieverstrekking stemt tevreden.
Vooroevers
De uitvoering van het merenproject gaat tot nu toe in goed overleg met belangenorganisaties die zich bekommeren om de dertienduizend hectare natuur die in het spel is, zegt Auke Boersma. Namens Staatsbosbeheer, deels eigenaar van het gebied, zit hij in een werkgroep voor het traject Stavoren-Sneek. Er wordt geluisterd naar hun ideeën. Van de baggerspecie uit de meren zijn kleine eilandjes te maken waarop de leefomgeving voor beesten – zoals de Noordse woelmuis – wordt verbeterd en waarop ‘interessante moerasflora’ kan ontstaan. Ook bepleiten landschapsverenigingen de aanleg van zogeheten vooroevers – glooiende, langzaam oplopende oevers, soms met een rietoever ertussen – in plaats van de loodrechte en abrupt eindigende kades. ‘Dat is mooi in het landschap, goed voor de Friese boezem en oeververdediging, goed voor de vissen en voor de golfslag.’
In alle plannen voor verdiepte vaargeulen, bereikbare havens en recreatie-eilanden schuilt een bedreiging voor de natuur. Boersma: ‘Daarom zitten wij erbij. Maar dat natuur en landschap de kip met de gouden eieren vormen, realiseert iedereen zich heel goed, ook de jachthaveneigenaren en de commerciëlen.’ <
Jonathan Huseman is als freelance journalist onder meer werkzaam voor Trouw.