Op 14 oktober vond in Groningen een drukbezocht congres plaats met de titel ‘De regio pakt de ruimte. Samen werken aan een eigen(zinnige) ontwikkeling van de Noord-Nederlandse leefomgeving’. Aanleiding was de eerder dit jaar verschenen Nota Ruimte, die provincies en gemeenten meer beleidsvrijheid geeft. Planoloog Jelger Visser, mede-organisator van het congres, geeft uitleg bij de Nota Ruimte en schetst nieuwe kansen voor het Noorden. Aansluitend betoogt Willem Smink, wethouder ruimtelijke ordening in Groningen, dat de noordelijke regio zich moet inspannen voor een veel krachtiger uitstraling.

Ruimte voor ontwikkeling. Dit is de titel van de nieuwe rijksnota die op 27 april van dit jaar aan de Tweede Kamer is aangeboden. De Nota Ruimte, zoals hij kortweg wordt genoemd, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland voor de komende decennia. Eén van de kernbegrippen is ‘decentrale verantwoordelijkheid’. Het kabinet kiest hiermee voor een koers die in verschillende opzichten afwijkt van de koers in eerdere rijksnota’s: ‘centraal wat moet, decentraal wat kan’ is het motto.
De wijze waarop de fysieke leefomgeving – het gebied waarin wij wonen, werken en recreëren – wordt ingericht is van groot belang. De hoeveelheid beschikbare ruimte is beperkt in Nederland, terwijl de vraag náár ruimte is toegenomen. En voorlopig ziet het er niet naar uit dat dit zal veranderen. Dit betekent dat we zorgvuldig en doordacht moeten omgaan met het inrichten van de ruimte.
Jarenlang heeft de rijksoverheid geprobeerd om dit proces te structureren met strakke wetgeving en normen, bijvoorbeeld door het stellen van minimale afstanden tussen woonwijken en industrie. In deze werkwijze is het een en ander aan het veranderen. De rijksoverheid realiseert zich dat niet ieder ruimtelijk vraagstuk op dezelfde manier kan worden benaderd. Voor sommige problemen volstaat een aanpak waarbij eenvoudig wettelijke normen worden toegepast. In andere gevallen zijn de problemen te complex en is een op maat gesneden oplossing beter. Daarom heeft de rijksoverheid langzaam de teugels van beleidsvrijheid laten vieren: de ‘terugtredende overheid’ is inmiddels een veelgehoorde term. Provincies en gemeenten krijgen hierdoor meer bevoegdheden en mogelijkheden om zelf beleid voor de leefomgeving te maken.

Trendbreuk

In de Nota Ruimte is deze nieuwe aanpak goed te herkennen. In het verleden was het rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in verschillende nota’s ondergebracht. Zo was er een nota voor ruimtelijke ordening, een nota voor milieu, een nota voor verkeer en vervoer en nog een handvol andere nota’s. Het beleid voor de fysieke leefomgeving was hiermee verdeeld over verschillende domeinen en daardoor minder efficiënt dan bedoeld. Het huidige kabinet heeft ervoor gekozen om deze nota’s te integreren in één Nota Ruimte.
In deze nota wordt een ‘sturingsfilosofie’ voorgesteld die een breuk betekent met het tot nu toe gangbare beleid. Was het voorheen de rijksoverheid die de kaders schetste waarbinnen de lagere overheden het beleid konden invullen, in de Nota Ruimte is gekozen voor een aanpak waarbij onderscheid wordt gemaakt naar ‘rijksverantwoordelijkheden en die van anderen’. Het rijk houdt vooral zeggenschap over gebieden die van nationaal belang zijn. In de nota worden die aangeduid als mainports (economie), brainports (kennis) en greenports (natuur). Ondertussen kunnen gemeenten en provincies nu hun eigen visie op de ruimtelijke inrichting uitwerken. Zeker voor het Noorden is dit interessant. Meer dan voorheen is het voortaan mogelijk om rekening te houden met regionale gebiedskarakteristieken. Wel is het nog de vraag of overheden goed raad weten met de verkregen beleidsvrijheid.

Congres

Op 14 oktober zijn de consequenties van de Nota Ruimte aan de orde gesteld tijdens het congres ‘De Regio pakt de Ruimte’. Dit congres was een gezamenlijk initiatief van de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) en de Regiovisie Groningen-Assen 2030. Ruim achthonderd noordelijke bestuurders, wetenschappers en andere belanghebbenden waren bijeen om te discussiëren over de wijze waarop er samengewerkt kan worden om de geboden beleidsvrijheid in te vullen.
Het spits werd afgebeten door Sybilla Dekker, minister van VROM. Zij was naar Groningen afgereisd om haar nieuwe ruimtelijk beleid toe te lichten. Het kabinet zal krachtig en selectief inzetten op economisch kansrijke regio’s, liet ze weten. Als een verrassing kwam deze boodschap niet want in juli werd Noord-Nederland al opgeschrikt door de nota Pieken in de Delta van staatssecretaris Karien van Gennip (Economische Zaken). Hierin wordt het Noorden afgeschilderd als ‘kansarm’.
Pieken in de Delta is de economische agenda voor de komende jaren en was al aangekondigd in de Nota Ruimte. In de nota schrijft Van Gennip dat ‘de delta op orde moet zijn en het rijk zich vooral wil richten op de pieken in de delta’. Deze stelling doet de vraag rijzen of het Noorden wel in de delta ligt. Het antwoord lijkt negatief. Het is zelfs de vraag of de staatssecretaris het zelf weet. In een televisie-interview sprak zij onlangs over haar bezoek aan ‘Hoogemeer-Sapperveen’.
Minister Dekker ging in haar lezing vooral in op de vraag wat het rijk doet en welke ruimte de regio zelf heeft. Vooral met betrekking tot de tweede vraag was Dekker stellig: ‘Het kabinet wil de komende jaren veel meer overlaten aan provincies en gemeenten’. Het is volgens de minister de enige garantie om een optimaal effect te bereiken voor economische regionale ontwikkeling en behoud van waardevolle natuurgebieden: ‘Dat is inhoud en verantwoordelijkheid op het juiste niveau’. En: ‘Het belangrijkste is dat de regionale partijen zelf de handen ineen slaan’.

Bindmiddel

De afgelopen jaren hebben de noordelijke bestuurders reeds laten zien dat zij gezamenlijk visies kunnen ontwikkelen en initiatieven durven op te pakken, constateerde de minister terecht. Er bestaat zelfs een formeel samenwerkingsverband tussen Friesland, Groningen en Drenthe: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. Maar het Noorden is op meer gebieden trendsettend. Zo kunnen we putten uit verschillende regiovisies, provinciale omgevingsplannen en de ontwikkeling van bijzondere projecten, de zogeheten ‘gebiedsgerichte aanpak’. Het Noorden is zelfs de eerste regio waar al een regiovisie gesneuveld is. Kortom, ervaringen te over.
Volgens Gert de Roo, hoogleraar planologie aan de RuG, is deze samenwerking vooral bedoeld om ‘een blok te vormen tegen de maatregelen van de rijksoverheid’. Door de nieuwe beleidsvrijheid bestaat nu het gevaar dat iedereen zijn eigen weg gaat, en geen aandacht meer voor elkaar heeft. ‘Het onderling vertrouwen’, zo waarschuwde De Roo tijdens het congres op 14 oktober, ‘is snel verbroken, zeker wanneer elk bindmiddel in de vorm van een hogere overheid wegvalt’.
Kern van zijn verhaal was dat beleidsvrijheid een prima goed is, maar dat we er wel voor moeten zorgen dat er duidelijke afspraken gemaakt worden en dat de beginselen van het gedecentraliseerde beleid helder zijn: ‘(…) zondermeer decentraliseren kan niet straffeloos’.
Ondanks het schouderklopje over de noordelijke samenwerking van minister Dekker pleitte Marc Calon, de Groningse gedeputeerde voor ruimtelijke ordening, voor een nog verdergaande samenwerking dan nu het geval is. Hij ziet kansen voor een meer structurele samenwerkingsvorm tussen gemeenten en provincies. ‘We moeten afspraken met elkaar maken op een hoger niveau. Afspraken die ook afrekenbaar zijn’.

Reusachtige koeltorens

In het hoofdprogramma liet Gert de Roo een aantal mogelijke toekomstperspectieven de revue passeren. Zijn Center Parcs-concept is inmiddels veelvuldig in de media opgedoken: wonen in een water- en natuurrijke omgeving, voorzien van alle functies in de directe nabijheid. Minder bekend is het idee van reusachtige woonzuilen als nieuwe elementen in het landschap. Deze woonzuilen, gebouwd in de vorm van koeltorens van energiecentrales, kunnen meer dan honderd meter hoog zijn en beschikken over tal van voorzieningen. In Japan bestaan concrete plannen voor het realiseren van deze multifunctionele ministeden. In het Noorden zouden deze koel/woontorens kunnen dienen als versterking van het terpenlandschap.
De Roo opperde ook om fietspaden te verhogen ten opzichte van andere infrastructuur en bepleitte de strategie van ‘kwalitatief de grootste sprong’: investeren in wonen in kansarme gebieden, bijvoorbeeld langs het van Starkenborgkanaal, in plaats van aan het Zuidlaardermeer.
Het middagprogramma van het congres was bedoeld om de inhoudelijke creativiteit de vrije loop te geven. Daar is dankbaar gebruik van gemaakt. Een groot aantal adviesbureaus, landschapsateliers en landschapsarchitecten hebben deze kans aangegrepen om hun visie op de toekomstige ruimtelijke inrichting van het Noorden uit te dragen. Een greep uit de gepresenteerde visies: nieuwe dorpen voor de gemeente Dantumadeel, landgoederen in Drenthe, mega-melkveehouderijen in de Veenkoloniën, nieuwe waddeneilanden of waddenschiereilanden, de Zuiderzeelijn. Ook de ‘Valleys’ schieten als paddestoelen uit de grond: Wellness Valley, Energy Valley, Food Valley, Technology Valley en Health Valley. Het gaat hier om gebieden waarin de ruimtelijke inrichting gedirigeerd wordt door een bepaald thema.
Ook voor nieuwe vormen van regionale samenwerking zijn ideeën gespuid. Die hoeven niet beperkt te blijven tot samenwerking tussen provincies en gemeenten. Ook kennisinstituten en kapitaalkrachtige organisaties zoals woningcorporaties kunnen een aantrekkelijke partner zijn in het ontwikkelen van gezamenlijke gebiedsvisies. De mogelijkheden zijn divers. Te denken valt bijvoorbeeld aan een soort regionaal adviesorgaan, dat als taak heeft om de kansen en beperkingen van inrichtingsperspectieven tegen elkaar af te wegen.

Innovatief

Er leven al met al veel ideeën en ook is de wil tot samenwerking in het Noorden aanwezig. Er liggen echter gevaren op de loer. De Nota Ruimte is een nota op hoofdlijnen, waarmee bestuurders van lokale en regionale overheden zoals gezegd veel beleidsvrijheid krijgen. De nota Pieken in de Delta daarentegen kan juist belemmerend werken, aangezien daarin wordt voorgesteld de Langman-subsidiekraan dicht te draaien. Dit kan tot gevolg hebben dat deze beleidsvrijheid onvoldoende benut kan worden, want voor innovatieve ideeën is veel geld nodig.
Maar ook als de economische steun voor het Noorden naar nul zou worden afgebouwd, gaat het Noorden door op de weg die zij ingeslagen is. Via de noordelijke dagbladen liet Hans Alders, voorzitter van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, deze boodschap onlangs duidelijk doorklinken: ‘Ik garandeer u dat er regionaal ontwikkelingsbeleid zal blijven. De selectieprocedure zal alleen zwaarder worden. Niet innovatief? Dan ook geen subsidie.’ In feite komt het erop neer, zoals de Groningse wethouder Willem Smink zei, dat het Noorden moet gaan voor de ‘pieken in het weiland’.

Jelger Visser is planoloog bij de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen.

Trefwoorden