De Nota Ruimte is dit voorjaar in het Noorden met applaus ontvangen. Dat lijkt logisch, want er is eindelijk geld voor de Zuiderzeelijn en Groningen-Assen is tot nationaal stedelijk netwerk uitgeroepen. Bovendien betekent de nota een trendbreuk op planologisch gebied. Provincies en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid en vrijheid bij de ontwikkeling van ruimtelijk beleid. Maar een half jaar later blijkt het veelbelovende karakter van de Nota Ruimte in schril contrast te staan met de daarna verschenen kabinetsplannen voor onze economie en infrastructuur. Pieken in de Delta, de nota over gebiedsgerichte economische perspectieven, maakt duidelijk dat regio’s met een economische achterstand niet langer op extra geld hoeven te rekenen. En de Nota Mobiliteit is een schaamteloos pleidooi voor de aanleg van meer dan duizend kilometer extra asfalt in de Randstad, investeringen in de A2, A4 en A12 en de groei van Schiphol en de Rotterdamse haven. Behalve de komst van de Zuiderzeelijn zit er voor het Noorden tot 2020 niet meer in het vat dan een haak om Leeuwarden en een ring om Sneek.
Centra van nationale betekenis
Tot dusver was de beeldvorming over de noordelijke samenwerking gebaseerd op twee kenmerken die Friesland, Groningen en Drenthe gemeen hebben: de economische achterstand ten opzichte van de rest van Nederland (nadeel) en rust en ruimte (voordeel). Maar om hoog te scoren in landelijke beleidskaders red je het niet met achterstand en rust en ruimte. Als we de komende jaren succesvol aanspraak willen blijven maken op landelijke investeringsbudgetten moeten we kansrijke deelgebieden beter aan de man durven brengen.
In Den Haag heeft men onvoldoende zicht op kansen van nationaal belang in het Noorden. Minister Dekker gaf daar tijdens het congres ‘De regio pakt de ruimte’ op 14 oktober duidelijk blijk van. Ze noemde het LOFAR-project (Low Frequency Array) een typische kans voor het Noorden omdat er hier nog voldoende ruimte is voor tienduizend grondantennes. Maar ze vergat te melden dat deze grootste radiotelescoop ter wereld alleen kan werken door de koppeling aan de op één na snelste supercomputer ter wereld die straks in Groningen staat.
Onze Rijksuniversiteit en het Academisch Ziekenhuis zijn centra van nationale betekenis voor kennisontwikkeling en onderzoek op het gebied van biomedische wetenschap, gen- en nano-technologie. Het is amper bekend. Ook de kennis die in het Noorden aanwezig is op het gebied van fossiele brandstoffen verdient meer aandacht, evenals het Groningse onderzoek naar transitie- en waterstoftechnologie. De continue speurtocht naar schonere energie is wereldwijd van belang. Nu ‘Energy Valley’ – de verzamelnaam voor deze activiteiten – summier aandacht heeft gekregen in de Nota Ruimte moet niet alleen de noordelijke samenwerking deze initiatieven omarmen als speerpunt van toekomstig economische beleid, maar moet dit ook in de regio Groningen-Assen verder handen en voeten krijgen.
Nog een voorbeeld. Binnenkort zal vlak over de grens de A31 in Noord-Duitsland gereed zijn. Daarmee heeft de Eemshaven een filevrije verbinding met het Ruhrgebied, de economische motor van Duitsland. Het Noorden kan met name in de transport- en overslagsector een verbindende schakel worden naar Noordoost-Europa, Scandinavië, de Baltische Staten en Rusland. Terwijl er straks een derde Maasvlakte voor het oprapen ligt tussen Uithuizermeeden en Spijk, kiest het kabinet in de Nota Mobiliteit voor de aanpak van de chronische verkeerscongestie op de A2, A4 en A12. Ook dat is een kans voor de noordelijke samenwerking.
Krachtige stad
Een vermelding in een landelijk beleidskader is overigens nog geen garantie voor succes. De Regiovisie Groningen-Assen 2030 heeft ons in de Nota Ruimte wel het predikaat ‘nationaal stedelijk netwerk’ opgeleverd maar niet de bijbehorende middelen voor diepte-investeringen in onze bereikbaarheid. Voor het openbaar vervoersplan ‘Kolibri’, het nieuwe station Europapark en de tweede fase van de Zuidelijke Ringweg komt tot 2020 geen geld. De vermelding in de Nota Ruimte heeft in Den Haag niet geleid tot integrale afspraken tussen ministeries over gerichte investeringen in ons stedelijk netwerk. Ook de constatering dat het Noorden volop beschikt over ‘rust en ruimte’ maakt ons nog geen geduchte concurrent op de nationale woningmarkt. Wat wij al doen in de regio Groningen-Assen – de stedelijkheid vergroten en tegelijkertijd het landschap behouden – moet daarom nu ook uitgangspunt worden van de noordelijke samenwerking. Het Noorden is bij uitstek de plaats waar economische kerngebieden met echte stedelijkheid een ‘piek’ kunnen vormen in het landschap. Geen vitaal platteland zonder krachtige stad, geen Parc zonder Center!
Voor de noordelijke economie en de netwerkstad Groningen-Assen blijft de komst van de Zuiderzeelijn van groot belang. Daarmee brengen we de reistijd tot de Randstad terug tot een uur en ontsluiten we het Groningse kennisprofiel en het aantrekkelijke woonklimaat voor de gehele nationale economie. Omgekeerd geldt hetzelfde: de maatschappelijke en ecologische kosten van de vestiging van een nieuw bedrijf of de bouw van honderd nieuwe woningen in de Randstad zijn vele malen hoger dan dezelfde investering in het Noorden. Met de aanleg van de Zuiderzeelijn brengen we de kosten voor de nationale economische groei omlaag.
Kortom: een kabinet dat moet kiezen uit vele perspectieven is gebaat bij een beter, scherp en helder beeld van het Noorden. Daarom moeten we ons, in aanvulling op de gevestigde noordelijke samenwerking, optimaal inzetten voor de ontwikkeling van een profiel dat meer omvat dan ‘rust en ruimte’. We zullen de aanwezige perspectieven op het gebied van kennis, economie en woonklimaat ten volle moeten benutten. Want Nederland is gebaat bij de noordelijke pieken in de weilanden. < Willem Smink is wethouder Ruimtelijke Ordening van Groningen. Deze bijdrage is een bewerking van een voordracht die hij hield tijdens het congres ‘De regio pakt de ruimte’ op 14 oktober in Groningen.