Op een hoogtekaart laat deze combinatie van rust en bedrijvigheid zich niet aflezen. Het landschap lijkt op een grillige wolkenlucht, en Assen blijkt veel meer een stad van beken en loopjes te zijn dan je wandelend over straat ooit zou ontdekken. Of neem de dorpen Rolde en Anderen, mooi gelegen op de rand van die kleine ‘binnenzee’ van het Rolderdiep.
Smeltwaterstromen
Aan de basis van het landschap liggen de gletsjers die in de voorlaatste ijstijd (Saale) Drenthe hebben overstroomd. Na het afsmelten van het ijspakket bleef een laag keileem achter. In de overgang naar de laatste ijstijd (Weichsel) werd deze keileem sterk door erosie aangetast. Smeltwaterstromen slepen daarbij diepe dalen uit. In de beekdalen en de Hunzevlakte is de keileem vrijwel volledig opgeruimd. Vaag loopt door het kaartbeeld een keileemrug met daarop de dorpen Loon, Balloo, Rolde, Grolloo en Schoonloo. Goed is te zien hoe tussen Balloo, Loon en Zeijen het smeltwater de keileemrug tweemaal volledig heeft doorsneden. Tijdens de laatste ijstijd zijn grote delen van Drenthe bedekt geraakt met een laag dekzand. Deze zandlaag, die in dikte varieert van enkele centimeters tot circa vier meter, leidde tot een sterke nivellering van het landschap. De huidige hoogtekaart brengt de voormalige erosiedalen echter met veel detail in beeld.
Lichte bossen
We herkennen op het kaartblad diverse dorpsnamen met de uitgang -loo. In zijn monumentale studie Het Drenste Esdorpenlandschap toont Theo Spek aan dat de uitgang -loo kenmerkend is voor lichte bossen op dekzand. Al in prehistorische tijden werden deze bossen gekapt en begraasd zodat ze al in de vroege Middeleeuwen een open karakter hadden. Plaatsnamen met de uitgang -loo zijn waarschijnlijk secundaire nederzettingsnamen van dorpen die in de vroege Middeleeuwen in zo’n open boslandschap zijn ontstaan. Zo schiep de prehistorische mens ruimte voor de middeleeuwer.
Assen is relatief laat in het landschap verschenen. De kern van deze stad vormde het Maria in Campis-klooster, waarvan in 1258 de fundamenten werden gelegd. Toen het klooster werd gesticht lagen de dorpen van het huidige kaartbeeld al vele eeuwen op hun plaats. Het landschap zal uit een afwisseling van heidevelden, halfopen en dicht bos hebben bestaan. Assen ligt op een uitgestrekt keileemplateau. Het huidige Asserbos is mogelijk verwant aan de oude bossen. Het klooster verwierf in de loop der eeuwen steeds meer bezittingen, zoals de marke van Witten. Na de reformatie werd de abdij omgevormd tot het bestuurlijk centrum van de landstreek. Pas in de negentiende eeuw groeide Assen uit tot een plaats met stedelijke allure.
Scheebroeker loopje
Dit landschap laat zien dat grootschalige stedelijkheid en verlaten natuur zich op korte afstand van elkaar kunnen ontwikkelen. Een mooi voorbeeld van stille natuur vinden we ten noorden van Anderen in het stroomdal van het Scheebroeker loopje. Het diepje is een van de best bewaarde bovenlopen van de Drentsche Aa. Door sterke erosie zijn hier oude bodems aan de oppervlakte gekomen. Men vindt er potklei en oude zanden die van vóór de komst van de Saale-gletsjers dateren.
Legendarisch zijn de naoorlogse beschrijvingen van de vegetatie van dit gebied. In de Middeleeuwen werd het ontgonnen, in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd het ruilverkaveld, maar sedert 1989 is het weer natuurgebied. Op het Eexterveld wordt door doelgerichte natuurontwikkeling een poging gedaan om de oorspronkelijke botanische rijkdom weer enigszins te herstellen. De parnassia bloeit er niet meer, maar na enig zoeken kan men er nog altijd Spaanse ruiter, klokjesgentiaan, gevlekte orchis, welriekende orchis en zelfs blonde zegge vinden.