Ergens in april dit jaar kwam mij de Kunst- en cultuurkrant 2005 van de provincie Drenthe onder ogen. Ik bladerde hem door en liet me voorlichten over de vele culturele, toeristische en recreatieve belevingen die ik deze zomer zou kunnen ondergaan.

Ergens in april dit jaar kwam mij de Kunst- en cultuurkrant 2005 van de provincie Drenthe onder ogen. Ik bladerde hem door en liet me voorlichten over de vele culturele, toeristische en recreatieve belevingen die ik deze zomer zou kunnen ondergaan. Mijn oog viel op een aangekondigde opening van het nieuwe Gevangenismuseum in gevangenisdorp Veenhuizen. Een gevangenismuseum, dacht ik, hoe verzin je het! Na even verder lezen bleek het idee zelf niet eens nieuw te zijn, er was nota bene al sinds jaar en dag een gevangenismuseum in Norgerhaven. Het is zelfs al tijden goed voor minstens 30.000 bezoekers per jaar! Het ‘nieuwe’ in de aangekondigde opening had dan ook vooral betrekking op het gerestaureerde ‘carré’, het oudste gebouw van het gevangenisdorp, waarin het museum sinds 18 mei officieel is gevestigd. Naar aanleiding van de verhuizing is ook de collectie uitgebreid en vertelt het museum niet langer alleen het verhaal van bedelaarsgesticht en ‘Rijkswerkinrichting’ Veenhuizen, maar ook hoe we in Nederland vanaf circa 1600 met onze gevangenen zijn omgegaan. En je kunt met de boevenbus mee om het gebied te verkennen!
Naast het verhaal over Veenhuizen stond een kolom met als kop ‘Alle Drentse musea op een rijtje’. Het rijtje bleek een heuse rij te zijn, met maar liefst 37 musea in Drenthe! Ik viel om van verbazing. Wat voor soort musea zouden het zijn? Zouden de andere twee noordelijke provincies ook zo veel musea hebben? En zo ja, waaraan ontlenen deze musea hun bestaansrecht, zijn er wel genoeg bezoekers voor?
Volgens www.museumgids.nl (voor elke vraag een antwoord op internet tegenwoordig) heeft Drenthe zelfs 40 musea. Friesland zou 37 musea tellen en Groningen maar liefst 46! Ze zijn er in allerlei soorten en maten, van het Klompenmuseum in Eelde tot het Indian Motorcycle Museum in Lemmer, van het Ooststellingwerfs Culinair Historisch Kookmuseum in Appelscha tot het Nederlands Strijkijzer Museum in Noordbroek. Er zitten ook ‘echte’ kunstmusea tussen, bijvoorbeeld het Museum van Papierknipkunst in Westerbork, het Jopie Huisman Museum in Workum en het Groninger Museum. Zelfs een Museum voor de Valse Kunst ontbreekt niet, dat te vinden is in Vledder. Een scala aan museumboerderijen, streekmusea, oudheidkamers en cultuurhistorische centra vertellen verhalen over dorp, streek en landschap. Grotere bekenden in deze categorie zijn bijvoorbeeld het Hunebedcentrum in Borger en het Veenpark in Barger-Compascuum.
Volgens Toerisme in cijfers in Noord-Nederland 2004, een rapport van Toerdata Noord, is het aantal bezoeken aan musea in Friesland en Groningen in 2003 licht afgenomen. De Drentse dagattracties hadden in 2003 te maken met een lichte toename in bezoekersaantallen. In Friesland trekt het Kameleondorp in Terherne met 102.000 de meeste bezoekers. Andere Friese ‘groteren’ (meer dan 30.000 bezoekers) zijn het Jopie Huisman Museum, Stichting Aldfaers Erf Route, het Eise Eisinga Planetarium, het Fries Natuurmuseum, het Verzetsmuseum Friesland en verschillende bezoekerscentra op de Waddeneilanden. Van de musea in Groningen trekt het Groninger Museum met 235.000 de meeste bezoekers. Andere Groninger ‘groteren’ zijn de Stichting Vesting Bourtange, de Theefabriek in Houwerzijl, de Fraeylemaborg, de Menckemaborg, het klooster van Ter Apel en Museumspoorlijn STAR. In Drenthe staat het bezoekerscentrum Dwingelderveld met 140.000 bezoekers bovenaan en zijn het Veenpark, het Drents Museum, het Hunebedcentrum, het openluchtmuseum Ellert en Brammert, en dus het eerder genoemde Gevangenismuseum de andere ‘groteren’.
Alle overige musea op de lijst hebben minder dan 30.000 bezoekers per jaar. Hoe houden ze het hoofd boven water? Toegangsprijzen zullen, net als lidmaatschappen bij natuurbeschermingsorganisaties, lang niet voldoende geld in het laatje brengen om de boel draaiende te houden. Er zullen de nodige subsidies in het spel zijn. Ook draaien ze wellicht met de hulp van enthousiaste vrijwilligers. Hoewel de kleinere musea op deze manier mogelijk kunnen fungeren als sociaal bindmiddel voor de lokale (plattelands)bevolking, blijf ik toch benieuwd naar het belang ervan. Maken ze een gebied aantrekkelijker als bestemming? Misschien is dit een onderzoek waard?

Trefwoorden