In de gemeente Aa en Hunze zit de burger bijna bij de overheid op schoot. Deel 1 van een tweeluik over politieke cultuur op het platteland.

Over een paar maanden worden er gemeenteraadsverkiezingen gehouden. In dorphuizen staan op 6 maart weer de bekende verwijsbordjes naar een iets te warm gestookt zijzaaltje met een stemcomputer. Daar zit de kiescommissie, voor het merendeel gemeenteambtenaren, al vanaf zeven uur ’s morgens tegen de slaap te vechten, tot eindelijk laat in de namiddag de loop er in komt.
Toch wijken de opkomstcijfers op het noordelijke platteland nog steeds sterk af van het landelijk gemiddelde, in positieve zin. Die hoge opkomst is een van de vele factoren die het beeld bestendigen van een hechte plattelandsgemeenschap waar nog oerdemocratische waarden heersen, waar de veelbesproken kloof tussen burger en overheid een non-item is. Daarom dromen stedelingen wel eens van wonen in een plattelandsdorp, waar mensen geen nummers zijn. Achter het loket op het gemeentehuis onthouden ze wie je bent als ze je één keer hebben gezien.
Het is een idylle die menige makelaar goed van pas komt. Maar is het verhaal ook waar? Hebben dorpsbewoners wel zoveel te vertellen? Hoe krijgt in plattelandsgemeenten de relatie burger-overheid eigenlijk vorm? Is de kans op beïnvloeding van gemeentelijk beleid er groter dan in pakweg de deelraad van Bos en Lommer in Amsterdam-West? Zijn de opvattingen van dorpsbelangenclubs een goede afspiegeling van wat er plaatselijk leeft? Of hebben deze verenigingen in feite – bij gebrek aan dorpsradenverkiezingen – dezelfde status als de geitenfok- en de zangvereniging? Dit is het eerste deel van een tweeluik over plattelandsdemocratie in de praktijk.

Experiment

Een eenduidig antwoord op de vraag hoe de politieke cultuur van het noordelijke platteland eruitziet, bestaat niet. Er is een wereld van verschil tussen bijvoorbeeld de politieke omgangsregels in een Drents esdorp en het gemeentebeleid op het Hogeland in Groningen. In Drenthe vergemakkelijkt de traditie van de Marke, die ooit grote delen van iedere dorpsinfrastructuur beheerde, een experiment met nieuwe vormen van samenwerking tussen bewoners en lokaal politiek gezag. De burger in het Groningse Winsum of Ten Boer daarentegen die probeert een klein stukje vormgeving van lokaal beleid naar zich toe te trekken, krijgt hardhandig het deksel op de neus gedrukt.
Een mooie illustratie van dit top-downdenken was de uitspraak van fractievoorzitter Febo Emmelkamp van de Bedumer Christen Unie, in het regionale huis-aan-huisblad de Noorderkrant van 9 november j.l. Emmelkamp was gevraagd om een reactie op de stortvloed van kritiek die de gemeente Bedum onlangs kreeg te verduren naar aanleiding van de zogenoemde Structuurschets 2005-2019, waarin de hoofdlijnen van het ruimtelijke-ordeningsbeleid zijn uitgezet. De lokale politicus antwoordde pinnig: ‘Een heldere communicatie over rollen en verantwoordelijkheden en bevoegdheden, voorkomt ergernis.’ Met andere woorden: burgers die zich moeite getroosten alternatieven te bedenken voor de inrichting van de eigen woonomgeving, moeten zich goed realiseren dat uitsluitend de gemeenteraad vormgever is van de ruimte die zij bezetten. Begrepen, betrokken burger?

Verschillen in betrokkenheid

In 1998 werd een sociologische studie gepresenteerd over het noordelijke platteland, die vooral ging over de mate van sociale cohesie en de functie van lokale dorpsverenigingen in de op dat moment kersverse fusiegemeente Aa en Hunze. Onderzoekers Frans Thissen en Joos Drooglever Fortuijn van de Universiteit van Amsterdam merkten op dat in een toch vrij beperkte geografische ruimte binnen één gemeente grote verschillen bestaan in de mate van onderlinge betrokkenheid van burgers. Zij verklaren die grote verschillen zelfs door het bodemtype, en benoemen typische zand- en veendorpen. Een ander type onderscheid dat ze aanbrengen is dat tussen betrekkelijk traditionele, hechte lokale milieus, en sterk gemoderniseerde kernen met veel import. Verder onderscheiden ze arme en veel minder arme (‘bemiddelde’) buurten. In de armere buurten zijn bewoners meer op zichzelf aangewezen, hebben ze een lager inkomen, weinig verhuismogelijkheden, en participeren ze weinig in dorpsverenigingen, laat staan dat ze politiek actief zijn. Reden om eens te kijken hoe het tegenwoordig is gesteld met de maatschappelijke betrokkenheid binnen de gemeente Aa en Hunze, ruim zeven jaar na het Amsterdamse onderzoek.

Vrouwen

Aangenaam herfstweer. De deur van café ’t Keerpunt aan de Oostermoer in Spijkerboor (Dr.) staat open. Een laagstaande zon schijnt naar binnen en zet het metaal van de tapkast in een warme gloed. Meer dan 250 jaar oud is het etablissement, strategisch gelegen naast een vaart en een kruispunt. Bijna tien jaar zwaaien Anneke en Willem Dijkema hier nu de scepter. Zelfs om kwart over vier op maandagmiddag zit er volk. Oma koopt na het wandelen twee ijsjes voor de kleinkinderen, een overduidelijke stamgast laat zich met een zucht van verlichting op een barkruk zakken en krijgt zonder vragen een pilsje aangereikt. In een hoekje zitten twee vutters hand in hand.
Drie uur later. In het zijzaaltje met een aparte ingang is het neonlicht al aan. Op de uitgeschoven tafels staan kannen koffie, kopjes en schaaltjes kouke te wachten op de vergadering van vanavond. Ruim tien personen schuiven aan voor de vaste maandelijkse bijeenkomst van de Vereniging Dorpsbelangen Spijkerboor, Nieuw- en Oud Annerveen. Vrouwen zijn ruim vertegenwoordigd. Ook zijn er twee wethouders en ambtenaren van Aa en Hunze. Iedereen gaat casual gekleed. Pas na het eerste vergaderrondje kom ik erachter wie de wethouders zijn.

Dorpsomgevingsplan

De dorpsbelangenvereniging vertegenwoordigt 360 inwoners uit drie kleine kernen. ‘Hier in Spijkerboor’, vertelde voorzitter Dirk van den Bosch me voor aanvang van de vergadering, ‘scoort onze vereniging heel hoog qua representatie. De meeste inwoners zijn lid, bijna honderd procent. Ik kan vaak op zo’n dertig mensen rekenen als er dingen georganiseerd moeten worden.’ In de andere twee dorpen, Nieuw-Annerveen en Oud-Annerveen is het precies zo.
Gemeentepolitiek zoals van Van den Bosch (53) ermee wordt geconfronteerd, houdt in dat het dorp de kans krijgt om bijna zelfstandig te beslissen hoe het eruit moet zien in de toekomst. De gemeente Aa & Hunze faciliteert dat hele proces. ‘Dat is natuurlijk niet vanzelf gegaan. Echte interesse van bewoners voor het dorp en zijn omgeving ontstond pas toen we op initiatief van provincie en gemeente een dorpsomgevingsplan (DOP) gingen maken. Cruciaal is het vertrouwen geweest dat we van de gemeente kregen. Die heeft sinds de gemeentelijke herindeling in 1998 een manier gevonden om dreigende fricties na de opheffing van de oude, vertrouwde, kleinere plattelandsgemeenten te kanaliseren. Ieder dorp kreeg een gemeentelijke contactambtenaar toegewezen die bij alle belangrijke vergaderingen zit. Voor Spijkerboor, Nieuw- en Oud-Annerveen is dat nu Harm-Jan Vos. Op die manier zit je als burger bijna bij de overheid op schoot. Ik wed dat de afstand nu kleiner is dan toen we deel uitmaakten van de gemeente Anloo.’

Pubers en natuurfreaks

Van den Bosch laat me het dorp zien. We beginnen bij de entree, de brug over de Oostermoersche Vaart. Het verkeer dat hier op volle snelheid het kruisdorp inrijdt, wordt tegenwoordig afgeremd. En aan de ‘achterkant’ van Spijkerboor, richting NAM-locatie Kielsterpomp, gebeurt dat nog efficiënter. Het wegprofiel is rigoureus versmald. Iedereen moet nu op elkaar wachten om te kunnen passeren. Dirk van den Bosch wijst me op een transformatorhuisje in Gronings-Amsterdamse stijl, links in de berm. Dat staat nu op een paar meter afstand van de weg. Voorheen liep de rijbaan er vlak langs, vertelt hij. De dorpsijsbaan aan de overkant van de weg ligt uitzonderlijk ver onder het maaiveld. ‘We hebben na het graafwerk de bodem met een leemlaag bedekt. Allemaal vrijwilligerswerk.’
‘Je moet niet denken’, vervolgt Van den Bosch, ‘dat iedereen bloedje enthousiast was toen we aan de slag gingen met het dorpsomgevingsplan. Eigenlijk wist niemand goed waar hij moest beginnen. We waren aanvankelijk met nog geen vijf dorpsomgevingsplan-gekken. Op voorstel van Hans Elerie van de provinciale vereniging van kleine dorpen, de BOKD, is toen heel Spijkerboor uitgenodigd om plekken te fotograferen die men mooi vond of juist lelijk. Dat heeft een hoop mensen gemotiveerd mee te denken. Het Baggergat vond iedereen een duidelijk minpunt, een modderpoel met een hoop rotzooi eromheen. Er zijn toen paden bedacht, waaronder een salamanderpad in het moerassige gedeelte.’
‘Het is nu een plezier daar te wandelen, evenals verderop waar de route vlak langs de erfgrens van achtertuinen loopt. Er is ook sprake geweest van een verbindingsweg over iemands land. Maar het is dorpswijsheid niet alles direct te willen. Je moet mensen de tijd geven aan iets te wennen.’
‘Beretrots ben ik op het hoge talud bij de entree van Spijkerboor. Daar kun je in alle rust genieten van de meanderende Drentsche Aa. De oevers, die regelmatig onderlopen, zijn eigendom van de stichting Het Drentse Landschap. En wij wonen er met onze neus bovenop. Nu, na vijf jaar heeft de natuur zich gezet. Meeuwen en allerlei soorten ganzen schikken nu in voor lepelaars en allerlei eenden- en zwanensoorten. Wanneer je langs het talud afdaalt, sta je op een picknickplek waar in het weekend de jeugd rondhangt bij auto’s met trancemuziek uit de speakers. Die twee leefgroepen, experimenterende pubers en natuurfreaks, verdragen elkaar hier zonder veel incidenten. Alleen stelt Het Drentse Landschap zich naar mijn smaak onnodig streng op ten opzichte van wandelaars in haar gebied. Dat is vanavond ook nog onderwerp van gesprek.’

Relaxt

De bijeenkomst verloopt opvallend relaxt. De sfeer heeft veel weg van een werkoverleg tussen gelijken. Er worden door de autoriteiten geen bestuurlijke clichés gebezigd, zoals wel het geval is tijdens zogeheten dorpenrondes op het Hogeland in Groningen. ‘Wij nemen het mee’, klinkt het dan voor de zoveelste keer vanaf de bestuurderstafel in de plaatselijke gymnastiekzaal, als burgemeester en wethouders daar één keer per jaar de kleine kernen in hun gemeente bezoeken. Een bestuursmodel dat nog gebaseerd lijkt op oude streng-calvinistische staatsopvattingen; gemeentelijk gezag, van God gegeven. Niet zelden wordt er gebeden bij aanvang van de raadsvergadering. ‘Die gang van zaken zul je in deze hoek van Drenthe niet snel tegenkomen’, zegt Dirk van den Bosch. ‘Veel dorpen hier zijn in de tijd van de vervening ontstaan als toevluchtsoord voor allerlei los volk dat van heinde en verre kwam. De sfeer is hier eerder: ‘kroug, gain kerk!’. x

In de volgende Noorderbreedte het tweede deel van De stem van de dorpsbewoner. Daarin gebiedsambtenaren en raadsleden van Aa en Hunze over de wijze waarop inspraak van burgers in deze gemeente is georganiseerd. Verder een gesprek met Hendrik Kieft van het Netwerk Plattelandsontwikkeling over de pot met rijksgeld die klaar staat voor vernieuwingsprojecten met een interactief karakter. Ook komen aan het woord Henny Stroes van de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen, en de Groningse hoogleraar staatsrecht Douwe-Jan Elzinga.

Trefwoorden