Op het meer van de Blauwe Stad kan al worden gesurft. Dit najaar zijn de eerste honderd kavels verkocht. En onlangs is een jeugdvoetbalteam FC Blauwe Stad opgericht.

De Blauwe Stad, 19 oktober 2005

Het verhaal van het roemruchte supermeer begon zeventien jaar geleden in het hoofd van de Oostgroninger Wim Haasken. En nu ligt het er, zij het in een vorm die sterk afwijkt van de allereerste hersenspinsels en ook van diverse latere ideeën.
Op 12 mei landde koningin Beatrix in de Blauwe Stad-in-wording, op een speciaal aangelegde helistrip bij het felrode informatiecentrum. Vanaf een steiger langs de oprijlaan liet ze de eerste liters poldervocht het gebied ingutsen. Nu, vijf maanden later, staan nog niet alle delen van het meer onder water, en het uiteindelijke peil is nog lang niet bereikt. Maar er wordt gesurft en geroeid – vooralsnog illegaal. Families wandelen in het weekend over het toekomstige strand. En omwonenden staren vanaf de kant onwennig naar de watervlakte.
Een doordeweekse namiddag. Civieltechnisch manager Ron de Boer gunt me net als een tijdje geleden een blik op de vordering van de activiteiten in het plangebied. In de regen staan twee mannen de kademuren te metselen van wat een passantenhaven voor zestig boten moet worden. Ze stapelen hun stenen vanaf een steiger op de betonnen voet van de kademuur, gelegen in een verder nog kale vlakte van water en zand. Hier moet de komende jaren een sfeervolle havenbuurt verrijzen. Met woningen in pakhuisstijl en straatjes van tweedehands stenen, geïnspireerd op het plaatsje Blokzijl. ‘Het Dorp’ gaat het hier heten. Het wordt het centrum van de Blauwe Stad, met een paar collectieve voorzieningen zoals een plein en misschien een bakker. Er zijn behalve de metselaars, die uit het aanpalende Oostwold komen, ook betonvlechters uit Bremerhaven aan het werk.
Even later stuurt Ron de Boer zijn auto over dampend asfalt, zonet gelegd in woongebied Het Park. Hij en collega’s van bureau Invraplus uit Veendam zijn door de Blauwe Stad-bazen ingehuurd om te adviseren over planning en procedures met betrekking tot de aanleg van het water, de bruggen, de wegen, het groen en het riet, havens, oeverbeschoeiing, nutsvoorzieningen en steigers. Omdat ze hierbij ‘risicomanagement’ toepassen – risico’s herkennen en daar tijdig op inspelen met adequate maatregelen – ligt alles mooi op schema, zegt hij. ‘Als door slecht weer de planning van het metselen van de kademuren in gevaar komt, dan verzoeken we de aannemer een tent te plaatsen zodat de mannen gewoon door kunnen werken.’
Ter hoogte van Finsterwolde is een pier met aanlegplekken bijna klaar en wordt een parkeerplaats aangelegd voor een toekomstig paviljoen. Over de dijk langs het meer slingert een gloednieuw fietspad. Deze winter start de aanplant van bomen en struiken.
Langs de wegen rond de Blauwe Stad staan opvallend veel huizen te koop. Omdat de waarde flink is gestegen, denkt Ron de Boer.

De Blauwe Stad, 4 oktober 2005

Vandaag – het is een zachte herfstdag – gaat een ploegje bedenkers en uitvoerders van het project voor de eerste keer zelf de plas op. Aanleiding: alweer koninklijk bezoek, dit keer van prins Willem-Alexander, wiens komst is stilgehouden maar wel is uitgelekt naar de regionale krant. Het gezelschap bevindt zich aan boord van de baggerschuit van de gebroeders Plat uit Midwolda en bestaat onder anderen uit Blauwe Stad-directeur Jan Postema, gedeputeerde Marc Calon en adviseur Jan Kleine. Men tuft langs de boorden van de toekomstige woongebieden, test de waterkwaliteit (helder!) en laat de onmetelijke ruimte op zich inwerken onder het genot van een zoute haring.
De prins toont zich zwaar onder de indruk van de schaal van de omgekeerde inpoldering: een gebied zo groot als bijvoorbeeld Amsterdam. Deze sprekende vergelijking werd gemaakt in de eerste landelijke advertentie. Die stond in de Volkskrant, op de dag dat de koningin de Blauwe Stad bezocht. De advertentie liet een geheel in duotoon blauw weergegeven plattegrond van Amsterdam zien. Daarin waren de contouren getekend van het toekomstige Oost-Groningse woonlandschap. Met eronder de blauwe tekst: ‘In het noorden van Nederland wordt een nieuwe stad gebouwd. Blauwe Stad (zonder lidwoord, AK). Met die stad is iets bijzonders aan de hand. Aan de ene kant is Blauwe Stad net zo groot als uw stad (omtrek ca. 23 km). Aan de andere kant worden er maar 1500 huizen gebouwd. Dat betekent enorm veel leefruimte. Enorm veel rust. Enorm veel natuur. Enorm veel water. Eigenlijk is alles enorm aan deze stad. En ja, het is ook enorm ver weg. Maar daar krijgt u dan wel een heel bijzondere woonplek voor terug. Met ongekende ruimte en vrijheid.’

De aanwezigheid van de prins in hun midden ervaren de Blauwe Stad-vertegenwoordigers letterlijk als een kroon op hun werk. Ze voelden ‘best emotie’, zal Jan Postema later tegen me zeggen, bij de gedachte dat ze ‘na jaren van vechten voor dit plan’, nu eindelijk voeren op wat land van combines en boeren was.

De Blauwe Stad, 6 oktober 2005

Ondanks hun grote vertrouwen in het project is het een opluchting voor Blauwe Stad-directeur Jan Postema en andere betrokkenen: begin oktober zijn van de eerste 138 uitgegeven kavels er bijna 100 verkocht. Tussen 18 juli en 4 september konden gegadigden zich inschrijven op kavels in woongebied De Wei (62 stuks), Het Riet (52 stuks) en Het Park (27 stuks, inclusief een boom en in de meeste gevallen tevens een wit geschilderd houten hek en een beukenhaag). De prijzen: van 90.000 tot 260.000 euro voor 700 tot 2000 vierkante meter, inclusief een aantrekkelijke ‘pionierskorting’. Via deze bonussen heeft de projectorganisatie getracht zich te verzekeren van een flitsende start.
Bijna dertig mensen deelden hun voorkeur met een of meer anderen, bleek aan het eind van de inschrijftermijn. Na loting werden 79 kavels daadwerkelijk verkocht. De resterende kavels zijn nu in de vrije verkoop. Vanuit de werkkamer van voorlichtster Marie-Lou Gregoire in het rode infocentrum, waar ook Postema is aangeschoven, is te zien hoe nutsleidingen worden aangelegd in Het Park. Zodra de kavels bouwrijp zijn worden de koopcontracten getekend, de betreffende gronden opgeleverd en kunnen de eigenaren in principe beginnen met bouwen.
Dat men er nu honderd kwijt is, is ‘dik boven verwachting’, zegt Postema. ‘We hadden gehoopt op vijftig’. Plan De Wei, pal aan het water, was bij de pioniers het meest in trek. Daarna het eilandenrijkje Het Riet. Met de kavels in Het Park vlot het minder, maar dat is niet raar, vindt de Blauwe Stad-directeur: de beoogde omgevingskwaliteiten – riet, veel bomen – zijn daar nog niet zichtbaar.
Van de kopers is tot nu toe 70 procent noorderling (40 procent woont thans minder dan 30 kilometer van het gebied af, 30 procent zit op meer dan 30 kilometer afstand maar wel in Groningen, Friesland of Drenthe). Verrast is Postema niet door de verhoudingsgewijs grote noordelijke belangstelling voor het project dat – terecht of onterecht – de reputatie heeft vooral te zijn bedoeld voor ‘rijke westerlingen’. De directeur: ‘De marketingcampagne is nog niet echt gestart, dus de bekendheid van de Blauwe Stad buiten Noord-Nederland is nog gering.’ Hij verwacht dat uiteindelijk de helft van de kopers uit andere delen van het land zal komen.
De bijna 1400 andere nog te verkopen vrije kavels en projectwoningen, komen in een van de volgende fasen aan bod. De tweede fase begint mogelijk eind dit jaar en zal vooral draaien om projectmatig te bouwen woningen. Ondertussen trekken de maquette en de informatiepanelen in het multifunctionele voorlichtingscentrum nog steeds honderden bezoekers per week. ‘Bewoners uit de buurt nemen visite van ver mee hierheen en laten trots zien wat er hier gebeurt’, zegt Postema. Hij heeft een ‘goed gevoel’ over het draagvlak in de streek.

Groningen, 20 oktober 2005

‘Wat maakt Oost-Groningen voor u aantrekkelijk om te blijven?’ ‘Ziet u voor uzelf mogelijkheden beter te worden van de Blauwe Stad?’ Student sociologie Brenda Hooiveld vroeg het aan volwassenen, ondernemers en jongeren. Ze vroeg nog veel meer dingen. Op het provinciehuis in Groningen is ze bezig de resultaten te verwerken. Van haar bevindingen gaat ze verslag doen in haar afstudeerscriptie, over de verwachtingen van bewoners van het Oldambt met betrekking tot de Blauwe Stad.
Ze bladert door een stapel printjes. Van de volwassen inwoners van de aangrenzende dorpen plus Noord-Winschoten, citeert ze uit eigen werk, is bijna 40 procent ‘positief’ over de Blauwe Stad; 41 procent is ‘neutraal’; 19 procent oordeelt ‘negatief’. De neutralen neigen echter naar het positieve, meent Brenda Hooiveld. ‘Anders hadden ze zich wel onder de negatievelingen geschaard’.
Over de beeldvorming bij ondernemers kan ze nog niet veel zeggen, maar de uitslag van de jongerenenquête (15-21 jaar) heeft ze wel. Positief is 31,6 procent, neutraal 52,4 procent en negatief 16 procent. Het gemiddelde rapport-cijfer ligt met een 6,3 lager dan de ‘dikke 7’ die volwassenen het project geven. Een van de verklaringen van de studente is dat de Blauwe Stad een ver van m’n bed show is voor de jeugd, dat het tot nu toe allemaal wat abstract voor ze is.
Heel wat enthousiaster dan jong en oud in Oost-Groningen, kijkt Henk Poortinga van de provincie Groningen tegen het project aan. Hij was hoofd Ruimtelijke Ordening bij de provincie, in de tijd dat het duo Wim Haasken/Jan Timmer op de proppen kwam met een plan voor onderwaterzetting van een aanzienlijk deel van het Oldambt, nu ruim vijftien jaar geleden. ‘Ik vond het idee voor een grootschalige functiewijziging geweldig. Ik ben vanaf het allereerste uur absoluut vóór geweest. De problematiek van het gebied was niet met een aspirientje op te lossen.’
Inmiddels leidt Poortinga het project ‘Ring Blauwe Stad’, dat erop is gericht ook de directe omgeving van de Blauwe Stad te vernieuwen en te ontwikkelen: ruimtelijk, sociaal en economisch. In die functie wordt hij nu dagelijks bevestigd in de opvatting dat het waterplan een uitstekende zet was. ‘De proof of the pudding is of de Blauwe Stad mensen, kinderen, jongeren een betere toekomst biedt. Na jaren van voorspellingen en prognoses zien we op dit moment in de praktijk dat bewoners hun huis opknappen en alle mogelijke initiatieven ontplooien. Het feit dat er dingen veranderen, brengt mensen op ideeën. De een wil blauwe bootjes gaan verhuren, de ander blauwe fietsen, en weer een ander wil blauwe ijsjes verkopen. Er is ook een jeugdvoetbalelftal opgericht, FC Blauwe Stad, bestaande uit jonge inwoners van de dorpen rond het meer. En een groep bestaande toeristische ondernemers heeft de krachten gebundeld in de vereniging het Blauwe Lint. Zo zie je: de Blauwe Stad verbroedert.’
Vanuit het project Ring Blauwe Stad, waarin de provincie en de gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten samenwerken, worden dergelijke initiatieven ondersteunt. Maar ook pakken de overheden knelpunten in het verkeer aan en stimuleren ze het maken van dorpsomgevingsplannen en beeldkwaliteitsplannen. Verder laten ze diverse studies verrichten, bijvoorbeeld naar de mogelijkheid het meer ook aan de noordkant te ontsluiten (in aanvulling op de geplande ontsluiting aan de zuidkant via het Winschoterdiep). Dat kan bijvoorbeeld door een nieuw kanaal aan te leggen vanaf de noordkant van Midwolda naar Nieuwwolda.
Dit laatste zou niet alleen leuk zijn voor recreanten, zegt Poortinga. Een voordeel is ook dat er op die manier een ecologische verbindingszone ontstaat tussen de Blauwe Stad en het Hondshalstermeer. En dat Midwolda deels aan een nieuwe vaarweg komt te liggen, ‘wat extra mogelijkheden biedt voor herbestemming van monumentale boerderijen’.
De vraag is nog wel of de benodigde 40 miljoen euro bij elkaar is te krijgen. Maar de projectleider ‘Ring’ verwacht dat dit vroeg of laat gaat lukken. Beerta krijgt mogelijk eveneens – via het Beersterdiep – een aansluiting op het meer, en daarmee een eigen jachthaventje; dit plan is wellicht al in 2007 te realiseren, is Poortinga’s inschatting.
Ook qua sociaal-culturele voorzieningen belooft het Ring-project verbeteringen in de Blauwe Stad-dorpen en in hoofdplaats Winschoten. Wat is de top 3 van meest noodzakelijke maatregelen?
‘Ten eerste zou schouwburg De Klinker in Winschoten moeten worden opgeknapt. Die staat er haveloos bij. Op de tweede en derde plaats komen onderwijs en gezondheidszorg;
er wordt gestudeerd op een nieuwe brede school voor Midwolda-Oostwold.’ En, zegt Poortinga, ‘terwijl we een paar jaar geleden nog vreesden dat de dokter zou verdwijnen uit veel dorpen van het Oldambt, wil een aantal huisartsen nu met elkaar een groepspraktijk beginnen aan het meer.’

Amsterdam, 18 oktober 2005

In de vorige aflevering van dit feuilleton vertelde Edgar Molenaars van reclamebureau Ubachs Wisbrun over de plannen voor een televisieserie over de Blauwe Stad. Het moest een docu-serie worden, waarin mensen worden gevolgd die van plan zijn te verhuizen naar de Blauwe Stad. Met als achterliggende gedachte dat verhuizen naar dit deel van Nederland een soort emigreren is. ‘Veel mensen hebben het gehad met de files, de gejaagdheid. Ze verlangen naar de natuur, naar een permanent vakantiegevoel. Dit jaar emigreren 40.000 jonge hoogopgeleiden naar het buitenland. De Blauwe Stad biedt de mogelijkheid van een ander leven, ver weg, maar wel in eigen land’, vertelde hij toen door de telefoon.
Nu, een jaar later, kort voordat de marketingcampagne echt gaat losbarsten, zoek ik hem op in zijn kantoor in Amsterdam, in een historisch pand in de Staatsliedenbuurt.
Molenaars is een jonge hond van 35 die geen blad voor de mond neemt. Hij is specialist in actie-marketing (‘mensen ergens toe bewegen’) en sinds anderhalf jaar directeur van Ubachs Wisbrun. Zijn bedrijf hoort naar zijn zeggen bij de big five van reclamebureaus. Bekende klanten zijn Rabobank, Etos en C1000.
Toen Molenaars voor het eerst over de Blauwe Stad hoorde, kon hij maar moeilijk geloven dat het geen fantasie was. En nog steeds lijkt hij ondersteboven van wat er gaande is in het Oldambt. Hij noemt de plannen ‘heel stoer’, zegt te zijn ‘gegrepen door de ambitie’. Die merkbare bevlogenheid mist hij bij de noordelijke betrokkenen, vertelt hij aan een ronde vergadertafel. ‘Ik voel me wel eens Don Quichot als ik anderen wijs op de grootsheid van het project. Zijn stem schiet ineens omhoog. ‘We hebben het goddomme over acht vierkante kilometer!’ Volgens de Amsterdammer werd er in de communicatie over de Blauwe Stad tot nu toe te weinig gebruik gemaakt van ‘de glans’ van het plan.
Ook stelt Molenaars vast dat het besef van de politieke doelstelling bij sommigen dreigt te verwateren: ‘Ik heb steeds voor ogen: de regio moet een impuls krijgen. Daar is het om begonnen. Mijn opvatting is dat die impuls deels van buitenaf moet komen, zodat de bevolkingssamenstelling gemêleerder wordt. Maar de private partijen zal het weinig uitmaken of ze huizen verkopen aan iemand uit Groningen of aan iemand uit Sittard.’
Sinds kort vormt Edgar Molenaars samen met Jan Postema, Arie-Willem Stek (hoofd marketing van BAM Vastgoed, een van de drie deelnemende bouwondernemingen) en Pieter Kooi (makelaar uit Hoogezand) het marketingteam. De website is vernieuwd. En inmiddels lopen de opnames voor een tv-serie die zo goed als zeker ‘De grote stap’ gaat heten. IDTV is de producent. Vanaf februari worden de acht delen uitgezonden, waarschijnlijk door RTL5, vertelt Molenaars.
Het is nogal ongewoon, legt hij uit, om met journalistieke middelen marketing te bedrijven. De serie is opgezet als een documentaire waarin echte mensen eerlijk vertellen over hun beweegredenen: een gezin uit het Noorden en een stel uit het westen – de casting is overigens nog niet afgerond. Verder zal een veelzijdig beeld van het Oldambt worden gegeven (niet alleen de mooie en positieve dingen). En betrokkenen zoals medewerkster verkoop Ina Ebbinge, directeur Jan Postema en architect/ stedenbouwer Jurjen van der Meer komen aan het woord, afgewisseld met shots van vergaderingen en andere dagelijkse werkzaamheden. Er worden geen reclame-uitingen in gestopt. Maar het blijft natuurlijk een promotieverhaal – het marketingteam selecteert de uit te zenden informatie. Voor de onconventionele aanpak is gekozen ‘omdat we niet gewoon huizen verkopen, maar “een ander leven”. Dus breken we met alle codes’, zegt Molenaars.
Ubach Wisbrun ontwikkelt ook een magazine voor aspirant-kopers, getiteld ‘Blauw’, over mensen die ook een of andere ‘wending’ hebben doorgemaakt. In november verschijnt een advertentie in woonbladen, net als de eerste in de Volkskrant geheel in blauw uitgevoerd. Geen gelikte foto’s met een logo, maar blauwe, schetsachtige tekeningen die schijnbaar met een BIC-pen zijn vervaardigd. De boodschap is dat het hier om een nog niet bestaande werkelijkheid gaat. Een toekomstbeeld met ruimte voor dromen, zegt Molenaars. ‘Niet iedereen in de projectorganisatie was wild van het ontwerp, dat mag je gerust weten.’
Aansluitend bij de tweede golf kavels die de verkoop in gaan, volgen radiospots. Bovendien verschijnen op 125 plaatsen in Nederland billboards. Met de nieuwe slogan: ‘Blauwe Stad. 1500 huizen op een heel groot stukje aarde.’

Groningen, 1 november 2005

DeZwarteHond (architecten en stedenbouwkundigen, gevestigd in Groningen en Rotterdam) tekende vijf jaar geleden het finale, enige echte ontwerp van de Blauwe Stad. Onder leiding van Jurjen van der Meer en Jeroen de Willigen werd een plan gemaakt, gebaseerd op een grondig onderzoek naar de geschiedenis van de plek en de huidige fysisch-geografische omstandigheden. Van te voren stond vast uit hoeveel hectare water, woonoppervlak en natuurgebied de Blauwe Stad moest bestaan. Inzicht in de bodemsamenstelling en in de hoogteverschillen, en de opvatting dat de dorpen rond het plangebied ‘een adres aan het water’ moesten krijgen, leidden Van der Meer en collega Jeroen de Willigen op een bijna logische manier naar een ruimtelijke indeling.
‘Het was geweldig om het plan te mogen maken voor de complete transformatie van een landschap’, blikt Van der Meer terug. En over de zichtbare resultaten tot nu toe: ‘Ik ben vol verwondering dat we het met elkaar zo ver hebben geschopt. Het is echt een huzarenstukje. Dat is ook te danken aan de clubgeest die er boven het project hangt.’
Van der Meer is als supervisor verantwoordelijk voor alle stedenbouwkundige en (landschaps)architectonische aangelegenheden. Met de verkoop van de eerste honderd kavels breekt voor hem dan ook opnieuw een spannende tijd aan: vanaf nu gaan particuliere grondeigenaren verder invulling geven aan het uiterlijk van het gebied. De supervisor bewaakt in dit proces de ‘beeldkwaliteitsplannen’ die voor de diverse woongebieden zijn opgesteld. Deze plannen vertellen de koper van een vrije kavel in welke sfeer hij moet bouwen, en welke regels hij in acht moet nemen. Zo mag je in Het Park, dat op een glaciale rug ligt, geen boerderij neerzetten, want het architectonisch thema is hier ‘klassiek’. Er moeten massieve huizen komen met een symmetrische gevelopbouw en bijvoorbeeld Franse balkons, een veranda, hoge verticale ramen al dan niet met luiken.
Woonmilieu De Wei bestaat uit drijvende weilanden met vaarten van 25 tot 50 meter breed ertussen. Iedereen heeft er straks een eigen insteekhaven. De huizen die hier gebouwd worden, moeten een landelijk karakter hebben en getooid zijn met een ‘bijzonder dak’, als blikvanger. In Het Riet, dat met zijn eilanden een besloten karakter heeft, zijn ‘natuurlijk, transparant en licht’ de trefwoorden. Het Dorp is in dit verhaal al eerder getypeerd, en in De Natuur tot slot, bestaan de (zeer royale) kavels behalve uit een bouwzone ook uit een natuurzone, waar een klein bijgebouw is toegestaan. De Natuur is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. De bewoners krijgen er gezelschap van loslopende koeien en paarden.
Aanvankelijk was het de bedoeling dat niet de individuele kavelkopers zouden beginnen met bouwen maar de drie projectontwikkelaars. Van de 1500 geplande huizen nemen zij 70 procent voor hun rekening. De rest is vrije kavel. Maar de bouwers wilden het anders, bij nader inzien: eerst grond verkopen, om alvast het eerste geld te verdienen, en pas dan zelf investeren in de projectmatige bouw. Dat is ook de reden dat er dit najaar geen modelwoningen zijn gekomen.
Van der Meer is niet zo blij met deze gang van zaken. Hij had liever gehad dat de ontwikkelaars de toon hadden gezet voor de architectuur. Want projectmatige bouw (waarvoor acht noordelijke architectenbureaus op zijn verzoek tekeningen hebben gemaakt) laat zich makkelijker sturen dan ‘eigenbouw’. Maar het is zoals het is. En hij wil zich vooral niet te veel bezighouden met een ‘negatief scenario’. ‘We gaan er samen iets moois van maken’, zegt hij opgewekt.
Op 7 november hoopt hij zijn plezier in het Blauwe Stad-project over te kunnen dragen op de circa zestig pioniers die zich hebben aangemeld voor een voorlichtingsavond over de gewenste beeldkwaliteit van de woongebieden. De bijeenkomst vindt plaats in het grand-café van Imca Marina in Midwolda. Van der Meer zal mensen aanraden een architect in de arm te nemen en niet te snel te kiezen voor een kant-en-klaar huis. De komende tijd zal hij zelf geregeld met een ‘ontwerpbureautje’ aanwezig zijn in de Blauwe Stad. Wie een kavel koopt, kan profiteren van zes uur gratis advies. ‘Ik denk dat de meeste mensen dat fijn vinden.’
Jurjen van der Meer vindt dat de nieuwe bewoners zich moeten realiseren dat hun komst betekenis moet hebben voor het gebied. ‘Ze hebben een verantwoordelijkheid naar de gemeenschap. Hun huisje moet de boel leuker maken, niet beroerder.’ Ja, dat zal hij ze voorhouden maandagavond bij Imca. Hij schrijft het meteen op een briefje.

Trefwoorden