Eind februari 2006 presenteerde het Ruimtelijk Planbureau het rapport Bloeiende bermen. Verstedelijking langs de snelweg. Een van de conclusies in het rapport is dat de rijksoverheid zich veel nadrukkelijker moet bemoeien met de bebouwing langs de Nederlandse snelwegen om lelijke geluidswallen, onooglijke bedrijfspanden, grote parkeerplaatsen en schreeuwerige reclame tegen te gaan. Een helder en volstrekt begrijpelijk standpunt. Niet alleen de rijksoverheid zou trouwens aangesproken moeten worden, maar ook het provinciaal bestuur en de gemeentelijke overheid.
Het thema spreekt tot de verbeelding. Dat bleek wel uit de recent gehouden publiekscampagne Kiek op Drenthe van de Drentse Milieufederatie en de stichting Het Drentse Landschap. Hierin werd aan inwoners van de provincie gevraagd via foto’s of anderszins aan te geven wat zij zagen als de mooiste en de lelijkste plek van Drenthe. Het bedrijventerrein Vriezerbrug langs de A28 bij Tynaarlo werd met grote voorsprong uitgeroepen tot de lelijkste plek van de provincie.
Als het beleid niet wordt aangescherpt is de kans groot dat er nog veel meer van dit soort wanstaltigheid verschijnt, want her en der zijn nog bedrijventerreinen in ontwikkeling. Van een zorgvuldige planning is geen sprake. Gemeentebesturen beconcurreren elkaar om maar zo veel mogelijk bedrijvigheid binnen de eigen gemeentegrenzen te kunnen halen. Het taalgebruik dat gehanteerd wordt moet een bijdrage leveren aan de acceptatie van deze moderne lelijkheid. Op de ene plaats noemt men de verzameling protserige bedrijfspanden een ‘bedrijvenpark’, terwijl men elders bedacht heeft dat het een ‘ambachtenterrein’ moet heten; woorden die kwaliteit moeten suggereren, alsof het om eerlijke streekeigen producten gaat met een ‘Drents Goed’-logo erop.
Aan dit soort zaken moest ik denken toen ik onlangs kennisnam van het jongste uitbreidingsplan van Meppel. Ook hier wordt een project zodanig in fraaie zinnen verpakt dat er onmiddellijk getwijfeld wordt aan je verstandelijke vermogens als je er niet enthousiast over bent. Ik heb het over het Masterplan Nieuwveense Landen met als subtitel Wonen tussen de weilanden. Het is inmiddels vastgesteld door de gemeenteraad. Overal in Nederland verdwijnt landschap onder het geweld van nieuwbouw en infrastructuur. In het nieuwe Meppeler stadsdeel Nieuwveense Landen worden in een tijdsbestek van 25 jaar 5300 woningen in een weids veenweidelandschap gebouwd: een enorme uitbreiding van dit stadje in Zuidwest-Drenthe, maar met veel gevoel voor de mogelijkheden van onze taal schrijven de plannenmakers daar dat ‘in het stedenbouwkundig plan stad en landschap in een vloeiend groeiproces in elkaar schuiven’.
Als je het zo formuleert is zo’n grootschalige uitbreiding niet erg. Dan lijkt het of alles er in alle opzichten alleen maar beter van wordt. Dat ook het landschap er wel bij vaart. Een ander citaat: ‘De verschillen in kavelbreedte leiden tot steeds andere verkavelingen en een eigen kenmerkende bebouwing per strook. De stroken worden afgewisseld met open weidezones die tot diep in de wijk doordringen. Elke woning ligt zo vlak bij een weiland. De weidezones blijven in agrarisch gebruik en gaan over in de weidsheid van het veenweidelandschap buiten de wijk. De opzet van bouwstroken en weidezones wordt doorsneden door drie linten, met elk een eigen karakteristiek: een straatlint, waterlint en werklint. De linten zijn een uitbouw van drie bestaande lijnen in het landschap. De wijk bouwt met de stroken, linten en weidezones voort op het specifieke landschap van deze locatie bij Meppel. De wijk wordt een voortzetting van de culturele identiteit van Meppel. De sloten vormen de basis voor het stedenbouwkundig patroon van de wijk. Ze geven perspectief en ritme’.
Het zal allemaal wel. Wie de kaart van Meppel en omgeving ziet schrikt van het enorme gebied dat de komende jaren bebouwd moet worden. Wie alle uitbreidingsplannen van Drentse dorpen en steden bij elkaar optelt schrikt nog veel meer. Hetzelfde geldt voor al die nog te ontwikkelen bedrijventerreinen. Maar het is gewoon een kwestie van het juiste taalgebruik. Als je die taal maar verantwoord hanteert dan is er niets aan de hand.