Jan Koops is de energiecoördinator van de provincie Drenthe. Hij vertelt dat er met name de laatste tijd veel is gebeurd in het provinciale beleid, en toont ter illustratie daarvan een stapeltje rapporten en nota’s. ‘Maar het blijft niet bij papier’, aldus Jan Koops. ‘Er zijn veel heel verschillende projecten in voorbereiding en uitvoering, en daarmee leveren we een belangrijke bijdrage aan het bereiken van onze doelstellingen.’ Het energiebeleid van verantwoordelijk gedeputeerde Tanja Klip-Martin is in de Drentse provinciale politiek niet omstreden.
Alleen over het al dan niet op grotere schaal opwekken van windenergie ontstond in de staten een pittige discussie, maar het leidde niet tot aanpassing van het in het vigerende Provinciaal Omgevingsplan verwoorde beleid. Dat komt erop neer dat niet meegewerkt wordt aan de realisatie van windturbineparken buiten die van Coevorden. De argumentatie hiervoor is dat sterk gehecht wordt aan het behoud en waar mogelijk versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van Drenthe. De Drentse energienota voegt hier nog het volgende aan toe: ‘De bijdrage van windenergie aan de energiedoelstellingen vinden wij onvoldoende om de inbreuk op het landschap te rechtvaardigen. Vooralsnog achten wij ons in staat om ook zonder windenergie recht te doen aan beide kernthema’s uit het tweede Provinciaal Omgevingsplan, te weten het behoud van landschappelijke waarden en het op termijn realiseren van een duurzame energiehuishouding.’
Warmte-koudeopslag
In het Drentse energie- en klimaatbeleid staat het bereiken van de volgende doelen centraal: het realiseren van energiebesparing, de inzet van hernieuwbare energiebronnen, het reduceren van de uitstoot van CO2, het verminderen van de afhankelijkheid van onze energievoorziening en het langs die weg realiseren van nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. Jan Koops: ‘We hebben onze klimaatdoelen geconcretiseerd in een aantal speerpunten en voor die speerpunten tonnen CO2-besparing geformuleerd. Onze speerpunten zijn besparing, bodem, biomassa, bedrijven en bewustwording en met deze speerpunten zijn we nu volop aan de slag.’
Koops zegt dat met name de bodem steeds belangrijker wordt met betrekking tot het energiebeleid. De Drentse bodem biedt niet alleen mogelijkheden voor de productie van biobrandstoffen, maar in de ondergrond blijken ook volop mogelijkheden te zijn voor diverse toepassingsvarianten van warmte-koudeopslag, WKO in ambtelijk jargon. Vanuit het oogpunt van het klimaat- en energiebeleid zijn WKO, CO2-opslag in lege gasvelden en mogelijk aardwarmte kansrijke ontwikkelingen.
Ook in economisch opzicht worden deze opties steeds interessanter. Enno Bregman van de productgroep Bodem van de provincie Drenthe zegt over warmte-koudeopslag in ‘Drents Plateau’, het personeelsblad van de provincie Drenthe, o.a. het volgende: ‘Het komt erop neer dat in de winter warmte wordt onttrokken aan de bodem en in de zomer overtollige warmte aan diezelfde bodemlaag wordt afgestaan voor koeling. WKO is dus vooral interessant voor gebouwen met airconditioning, zoals verpleegtehuizen en kantoren. Ten opzichte van traditionele systemen is al gauw een kwart energiebesparing mogelijk. Op dit moment hebben wij in het kader van de Grondwaterwet voor circa vijftien gebouwen een vergunning verleend. Onze ambities gaan echter veel verder. Omstreeks 2010 willen we minstens vijftig WKO-systemen in werking hebben.’
Dat het systeem ook voor particuliere woningbouw interessant kan zijn, blijkt uit het verhaal over de familie Van der Wal uit Assen. Rink van der Wal komt aan het woord in de bij de Drentse energienota behorende Tussenbalans 2006 en vertelt dat in hun nieuwe woning geen gasmeter is geïnstalleerd omdat het gebruik van bodemwater dat overbodig heeft gemaakt.
Aardwarmte
Een sterk punt van WKO is dat het een uitontwikkelde techniek is die tegen geringe meerkosten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de CO2-reductie. Bij marktpartijen en potentiële gebruikers van energieopslagsystemen bestaat behoefte aan inzicht in de mogelijkheden tot het realiseren van zulke systemen. Om de aanwezige kansen te benutten wil de provincie Drenthe haar kennis en expertise inzetten om een grotere bekendheid te geven aan WKO als een aantrekkelijke optie voor koeling en verwarming. Er is een stimuleringstraject in ontwikkeling dat gericht is op kennisoverdracht.
Jan Koops: ‘Onderzoek van TNO heeft uitgewezen dat met name in Noord-Drenthe en in de omgeving van Emmen warm water op zo’n geringe diepte in de bodem aanwezig is dat het kan worden gebruikt voor verwarming. Op drie kilometer diepte is zelfs water aanwezig van honderd graden Celsius en hoger. Dat kan economisch verantwoord naar boven gehaald worden en is vooral interessant voor projecten met een grote warmtebehoefte zoals een glastuinbouwgebied of nieuwe grotere woonwijken.’ Het toepassen van aardwarmte is aantrekkelijk omdat er nauwelijks CO2 bij vrijkomt, waardoor het realiseren van CO2-neutrale woonwijken binnen bereik komt.
CO2-neutraal dorp
Ook biomassa is een belangrijk speerpunt in het beleid van de provincie Drenthe. Omdat bio-energie beperkt CO2 toevoegt aan de atmosfeer, kan deze vorm van energieopwekking als duurzaam worden beschouwd. Energie uit biomassa zal de komende decennia binnen de totale energiehuishouding steeds belangrijker worden. Biomassa heeft op dit moment nog een beperkt marktaandeel, maar de provincie Drenthe wil een belangrijke rol spelen bij de uitbouw van de toekomstige zogenoemde ‘biobased economy.’
Jan Koops hierover: ‘Omdat Drenthe een groene provincie is zijn hier volop mogelijkheden om energie te winnen uit organische grondstoffen. Het gaat dan niet alleen om landbouwproducten, mest of de inhoud van de groene container, want ook snoeihout uit houtwallen kan bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage leveren. De vergisting op agrarische bedrijven is in Drenthe al behoorlijk belangrijk aan het worden. Er zijn al zo’n vijftien installaties in bedrijf, maar er liggen nog wel drie keer zoveel plannen. De ontwikkeling hiervan heeft een tijdje stilgelegen omdat het laatste kabinet Balkenende plotseling een eind maakte aan de subsidieregeling, maar er zit een nieuwe regeling aan te komen. Deze is niet alleen meer bedoeld voor elektriciteitsopwekking, maar vooral voor de combinatie van elektriciteit en warmte. Juist die koppeling is zo interessant: een boer of een paar boerenbedrijven samen kunnen zo door vergisting elektriciteit opwekken en de daarbij vrijkomende warmte bijvoorbeeld leveren aan een buurman die een tuinbouwbedrijf heeft en zijn kassen wil verwarmen.’
Als ander voorbeeld noemt Jan Koops het zogenaamde CO2-neutrale dorp of de CO2-neutrale wijk. Via biovergisting wordt voor dertig of veertig huizen energie opgewekt en de warmte wordt geleverd aan het nabijgelegen zwembad of de sporthal in de buurt.
De rol van de provincie is bij al dit soort projecten volgens de provinciale energiecoördinator vooral het creëren van draagvlak, het samen met andere partijen opzetten van concrete projecten en de vergunningverlening. Jan Koops noemt ook nog een knelpunt als het gaat om dit soort initiatieven: ‘De regelgeving is nog niet in alle opzichten duidelijk. Waar past welke installatie? Soms begint een boer met een kleine vergistinginstallatie, maar in een latere fase wordt het dan bijvoorbeeld een combinatie met de productie van bio-ethanol. Door de uitbreiding ontstaan min of meer kleine fabriekjes op het platteland en de vraag is waar we dan de grens moeten trekken. Als een aantal boeren met elkaar zo’n installatie wil bouwen dan hoort die eigenlijk op een industrieterreintje thuis, ook in verband met het aantal transportbewegingen. Aan de andere kant is de benodigde biomassa juist op het platteland voorhanden. Maar hoe dan ook; de bijdrage aan een toekomstig duurzaam energiesysteem is wezenlijk en daar gaat het in de eerste plaats om.’
Naast het gebruik van warmte uit de bodem en biomassa zullen een breed scala aan besparingstechnieken, een gerichte benadering van het bedrijfsleven en het stimuleren van de bewustwording van zo veel mogelijk energieconsumenten een duurzame Drentse energiehuishouding zo snel mogelijk dichterbij moeten brengen.