In deze nieuwe rubriek beantwoorden Ton Schoot Uiterkamp en Harro Meijer vragen die samenhangen met de klimaatproblematiek.

Ton Schoot Uiterkamp is hoogleraar milieukunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en sinds 1991 verbonden aan het IVEM, Centrum voor Energie en Milieukunde.

Harro Meijer is hoogleraar isotopenfysica aan de Rijksuniversiteit Groningen en sinds 1992 verbonden aan het Centrum voor IsotopenOnderzoek.

Wilt u ook een vraag stellen aan De Graadmeters? Mail uw vraag dan kort en bondig onder de titel ‘klimaatvraag’ naar redactie@noorderbreedte.nl.

Hebben jullie genoten van het warme lenteweer of zaten jullie met gemengde gevoelens in de achtertuin?

Het was heerlijk, maar het werd op den duur erg droog. Natuurlijk zegt zomaar een weerextreem niet veel. Klimaatverandering kun je alleen maar op het spoor komen door vaak en op veel plaatsen en gedurende lange tijd te meten. Bovendien is opwarming voor Nederland op zich niet zo slecht, onze zorgen zitten meer bij de waterhuishouding: een te grote wateraanvoer door de rivieren en grotere schommelingen in regenval dan die we tot nu toe kenden. Overigens mogen warmteperioden dan goed zijn voor de gasrekening thuis, ze kunnen ook leiden tot een grotere vraag naar elektriciteit voor airco’s en ventilatoren. En die elektriciteit wordt in onze centrales vaak met aardgas opgewekt…

Hoe rampzalig is het dat het aantal auto’s en vliegbewegingen wereldwijd maar door blijft groeien? Wanneer is de grens bereikt?
Voor de atmosfeer maakt het niet uit op welke manier er broeikasgassen worden geproduceerd. Vervoer heeft in de totale productie wel een prominente plek. Verder is de energievoorziening voor de ‘mobiele’ bronnen (behalve het spoor natuurlijk) het lastigst om te zetten van fossiele brandstoffen naar iets anders: juist omdat ze mobiel zijn, zijn compacte energiedragers nodig. Benzine heeft per kilogram een veel hogere energie-inhoud dan bijvoorbeeld batterijen. Als het al gaat lukken om de hele elektriciteitsvoorziening broeikasgasvrij te maken, dan is dus het volgende probleem om het autovervoer daar op aan te passen.

We lazen dat de bio-ethanol als brandstof kankerverwekkend zou zijn en schadelijker is voor het milieu dan benzinedampen. Hoe zit dat?
Bio-ethanol kan bij onvolledige verbranding in zeer lage hoeveelheden de stof formaldehyde vormen, die kankerverwekkend is. Formaldehyde wordt echter in de buitenlucht snel omgezet in andere stoffen die niet schadelijk zijn. In stedelijke lucht worden meer stoffen uit automotoren aangetroffen die gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken. Zo leidt de verbranding van dieselolie in de huidige dieselmotoren, als ze geen goede filters hebben, tot de vorming van fijn stof dat hart-, vaat- en longproblemen kan veroorzaken. Autofabrikanten zijn actief in het ongedaan maken van al deze ongewenste effecten door middel van katalysatoren, filters, schonere motoren en betere brandstoffen. Toepassing van dit alles is goed voor de gezondheid en voor het milieu.

Was er verder nog opzienbarend klimaatnieuws de afgelopen twee maanden?
De complete nieuwe update van de IPCC-rapporten en het bericht van een onderzoekteam dat bomen wellicht geen methaangas (ook een broeikasgas) vormen, zoals eerder was gemeld was door een ander team. Wetenschap is nooit af en dat is vaak lastig voor beleidsmakers die graag afdoende en sluitende antwoorden krijgen op hun vragen.

Als leek krijg je de indruk dat op grond van de wetenschap van deelgebieden vrij goed weet wat effecten van veranderingen zijn en zullen zijn. Bijvoorbeeld: het smelten van de ijskap op Groenland levert zoveel meter verhoging van de zeespiegel; het verdwijnen van ijskappen vermindert de terugkaatsing van zonlicht en verhoogt de temperatuur; versterkte bewolking verhoogt de terugkaatsing van zonlicht en verlaagt de temperatuur. Is nu met enige mate van zekerheid vast te stellen hoe de effecten op zulke deelgebieden samenhangen? Anders gezegd: zal er mogelijk stapeling of versnelling ontstaan of zullen de verschillende effecten elkaar eerder opheffen?

Deze vraagt laat goed zien waarom klimatologische modellen zo enorm gecompliceerd zijn: al deze en nog veel meer wisselwerkingen moeten daarin worden opgenomen. Dat geldt trouwens ook voor weersvoorspellingmodellen. Aan deze weermodellen is natuurlijk al tientallen jaren zeer intensief gewerkt. Het is dan ook geen toeval dat klimaatmodellen veelal door meteorologische organisaties worden ontwikkeld. Maar kun je bij weermodellen als het ware wachten tot morgen om te zien of je voorspelling uitkomt, bij klimaatmodellen is dat nou juist niet de bedoeling. Wel kan men de uitkomsten van de verschillende, onafhankelijk ontwikkelde modellen vergelijken en de ontwikkeling van het klimaat op grond van het aardse verleden ‘achteruit voorspellen’.

Kunnen jullie iets vertellen over jullie eigen onderzoek?

Ton Schoot Uiterkamp: In mijn groep kijken we onder meer naar manieren om de uitstoot van CO2 en andere broeistofgassen te verminderen of te vermijden door duurzamer met energie, water en andere grondstoffen en materialen om te gaan. We richten ons daarbij op het gebruik van zowel afzonderlijke huishoudens als dat van wijken en landen. Het draait dan om vragen als: hoe kun je het energiegebruik in huis en in auto’s het beste beïnvloeden, hoe kun je zo goed mogelijk voedsel produceren, wat kun je met prijzen en met heffingen bereiken en hoe modelleer je en voorspel je dit? Het kritisch volgen van het effect van maatregelen is natuurlijk ook belangrijk.
Harro Meijer: In mijn groep zijn we actief op twee fronten: In Europees verband meten en interpreteren we de concentraties broeikasgassen (CO2, maar ook methaan en lachgas) in de atmosfeer, op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld op ons station Lutjewad aan de Waddenzeedijk bij Hornhuizen, en sinds korte tijd ook op het olie- en gasplatform F3 midden in de Noordzee (met dank aan de NAM!).
Het tweede onderzoeksgebied betreft het reconstrueren van het klimaat uit het verleden, uit geboorde ijskernen van Groenland en Antarctica, en uit veenpakketten uit verschillende gebieden in Europa.

Hoe ziet een milieuvriendelijke maaltijd eruit, in termen van producten en herkomst?
IVEM-onderzoekers houden zich al geruime tijd met deze vraag bezig. Een eerste antwoord is te vinden in het groene kookboek van dr Winnie Gerbens-Leenes dat je kunt aantreffen op de IVEM site (http://www.rug.nl/ees/onderzoek/ivem/publicaties/onderzoeknl/Groenkookboek.PDF).
Het antwoord hangt af van het seizoen, van de prijs die je bereid bent te betalen en bovenal van je consumptiepatroon. In het algemeen geldt: eet zo veel mogelijk producten van het seizoen en van dichtbij. Om een paar dingen te noemen: vervang wijn door bier, sojaolie door zonnebloem- of raapolie en eet liever kippenvlees dan varkensvlees en dat weer liever dan rundvlees. Interessant in dit verband is ook dat de glastuinbouw sterk in ontwikkeling is. Er zijn nu kassen die meer energie opleveren dan ze gebruiken voor de teelt van gewassen. Je kunt dat energieoverschot leveren aan huizen of opslaan in bodem.

Meer lezen?

Op www.nrc.nl is een interessante serie te vinden: Het nieuwe klimaat, over ‘Nederland en zijn strijd om het energiegebruik te vergroenen’. Uit de eerste aflevering, van 28 april: ‘Het Milieu en Natuur Planbureau en het Energieonderzoek Centrum Nederland hebben onlangs berekend dat huishoudens de komende twaalf jaar gemiddeld 100 euro extra per maand moeten uittrekken om de klimaatdoelstellingen van het kabinet te halen.’
Het tijdschrift S&RO (een uitgave van het Nirov) kwam in mei met een themanummer over klimaat. Daarin onder meer een gesprek met Dirk Sijmons, Adriaan Geuze en Pier Vellinga over klimaatverandering als kans. Citaat: ‘Maatregelen tegen klimaatverandering kun je niet alleen nemen. Dat biedt hoop voor een nieuwe bewustwording. Het is immers het aanpakken van de gezamenlijke uitdagingen, wat de mens gelukkig maakt.’

Tot slot verwijzen we natuurlijk ook naar het Noorderbreedte themanummer over nieuwe energie in Noord-Nederland, dat bij dit nummer is verschenen.