Piter Bergstra bivakkeerde een weekend in dit veelbesproken vakantiestadje.

Wat trekt mensen naar Esonstad? ‘Ik had ervan gehoord van vrienden. Toen ben ik zelf gaan kijken. Ik vond het leuk. Ook omdat het iets nieuws is’, zegt de veertiger uit Nijmegen. We ontmoeten hem aan de bar van café Het Silt in het vakantieplaatsje aan de westoever van het Lauwersmeer. Zijn antwoord spoort met de recente bevindingen van twee Groningse onderzoeksters: 65 procent van de bezoekers komt naar Esonstad mede omdat het een nieuw vakantiepark is. Zelfs een ‘historisch stadje’ moet het dus van zijn nieuwigheid hebben.
Esonstad wil een ‘in oud-Friese stijl’ opgetrokken ‘vestingstadje’ verbeelden; 144 huizen, verdeeld over een tiental straten en kades en een ‘marktplein’, liggen allemaal met de voor- of achterkant aan het water. Esonstad is klein, maar oogt stads.
Volgens reclameteksten zijn er ‘allerlei gezellige horecavoorzieningen’. Het zijn er welgeteld drie: restaurant De Waegh, snackbar De Patatkream en het café waar we de Nijmegenaar tegen het lijf lopen. Hij brengt hier met vrouw en kinderen een paar weken vakantie door en heeft nu een uurtje verlof van zijn gezin. ‘Mijn quality time’, grapt hij vanachter zijn pilsje.
De eerste week heeft hij pech gehad: plensbui op plensbui. Geen weer dus voor strandvermaak achter de dijk of fiets- of zeiltochtjes. Hij is trouwens geen watersporter en dat geldt tot nu toe voor de meeste Esonstadgasten. Toch vloog de week om: een dag in het zwembad, een dag familie op visite, nog een dag om de familie weer thuis te brengen en twee dagen zeehondencrèche Pieterburen en Aqua Zoo in Leeuwarden. ‘Morgen gaan we naar Schiermonnikoog’, zegt hij. Er is mooi weer voorspeld. Ideaal: de nieuwe retourdienst Esonborg – Schier vertrekt dagelijks rechtstreeks uit Esonstad.

Rustige mensen

Zelf blijven we alleen het weekend. Als we onder grijze luchten arriveren kun je een kanon in het stadje afschieten. Het is lang niet vol. Volgens de man van de botenverhuur, die de actuele cijfers van de receptie krijgt, zijn 78 huizen verhuurd.
Esonstadgangers zijn rustige mensen. Geen kroeggangers, Het Silt trekt geen vast publiek en we hebben er geen drukte gezien. Op straat zie je vooral ouders met kleine kinderen. Vaak lopen ook opa’s en oma’s mee achter de buggies. Tegen zessen is het spitsuur bij De Patatkream, afhalers komen met volgeladen papieren tassen naar buiten.
Volgens het meisje achter de kassa van De Supermerk is De Telegraaf de best verkochte krant. Ze verkoopt alle landelijke ochtendkranten plus de Leeuwarder Courant en Dagblad van het Noorden. Volgens haar zijn er vaak Duitse gasten. ‘Met Pasen en Pinksteren praat je bijna alleen maar Duits.’ ’s Avonds op het parkeerterrein tellen we dat van de pakweg honderd auto’s er tien uit Duitsland en zeven uit België komen.
Peptalk wil dat Esonstad vanaf de opening vorig jaar constant uitverkocht is geweest tijdens de hoogtijweken. Was het maar waar, we gunnen dat het stadje van harte. Het is mooi, degelijk en met zorg gebouwd. De architect heeft zes woningtypes ontworpen van onderscheiden formaten en hoogtes. Hij heeft de gevels en buitenmaten min of meer gekopieerd van achttiende-eeuwse voorbeelden. De huizen zijn vier-, zes-, acht- of tienpersoons. Door de types door elkaar te plaatsen, soms een kwartslag te draaien en verschillende kleuren toe te passen, is afwisseling ontstaan. Achter de klok-, tuit-, trap- en langsgevels gaan royale moderne woningen schuil. Het is bijna moeilijk er een vakantiegevoel te krijgen, zo weinig hebben ze weg van vakantiehuisjes. Mocht Esonstad het als vakantiepark niet redden, dan is het zonder meer geschikt voor permanente bewoning.

Geen ziel

We kennen de kritiek: Esonstad is superkitsch, deugt stedenbouwkundig niet en architectonische details kloppen niet met de historische voorbeeldpraktijk. Maar dat laatste zien alleen kenners. Zelf vallen we over de fietsschuurtjes van geïmpregneerd Gammahout en het plastic tuinmeubilair in de achtertuintjes. Ook snappen we niet dat nog eens 106 vakantiewoningen die net buiten de ‘stadswallen’ op ‘terpen’ in het water worden gebouwd juist eigentijds moeten zijn. Ze passen niet bij de ‘stad’ en vloeken zelfs met de omgeving.
Maar stel dat je een echte achttiende-eeuwer nog even postuum door de straten kon laten wandelen, waar je die schuurtjes en zogenaamde terpen niet ziet. Wat zou hem opvallen? Natuurlijk de brede straten, waar hij grachten gewend was. Maar vooral het gebrek aan levendigheid. Esonstad heeft geen ziel.
Je kunt je afvragen of een vakantiepark in de vorm van een stadje ooit ziel kán krijgen. Vakantiedorpen kunnen rust verdragen, maar bij een stad hoort bedrijvigheid waar mensen uit de wijde omgeving op af komen. Esonstad heeft alleen wat summiere bedrijvigheid op het marktplein: de horeca, een supermarkt, een nautic shop alias snuisterijenwinkel, een botenverhuur en een kinderrecreatiecentrum.
Zondagmiddag flakkert het leven even op. Het is mooi weer en van heinde en verre komen de dagjesmensen naar het marktplein: een toerende motorclub, oudere echtparen, zeilers die vanuit de nabije Oostmahorner jachthaven via de dijk komen binnenwandelen en keurende blikken werpen op de gevels. ‘Prachtig’, zegt een mevrouw uit Leeuwarden. Haar vriendin uit Delft valt haar bij. De Patatkream doet prima zaken, het terras van De Waegh zit vol.
Maar buiten het marktplein blijft het stil. De straten ogen steriel. Geen vaste bewoners met hun eigen gordijnen, bloempotten of beeldjes in de vensterbank of stokrozen tegen de gevel. Geen fietsen tegen puien of lantaarnpalen. Het lijkt of je door een bouwplaat loopt. Dat gevoel wordt nog versterkt doordat alle huizen er nog zo nieuw uitzien.
Verandert dat als de tand des tijds ook Esonstad heeft aangeknaagd? Misschien, maar wat is een stad als doorgangshuis? Zonder viskramen, krantenkiosken, scholen, een kerk en al het overige waar mensen op afkomen? In Esonstad ga je verlangen naar rommel, garagedeuren en een paar auto’s in de autoloze straten en wat morsige oude mannetjes op een bankje.

Authentiek personeel

Toch vallen we voor het stadje. Als je bedenkt dat je hier alleen maar bent voor je vakantie, dan had je het slechter kunnen treffen. Het personeel in De Supermerk en De Patatkream met zijn onvervalst Friese tongval is buitengewoon hartelijk. Dat gaat ook op voor de mensen in Het Silt en De Waegh. Ze zijn jong, blij met een baan in de buurt en hebben namen als Attje, Gerben, Trienke, Henk en Baukje. Deze eigentijdse gastvrouwen- en heren vormen het authentieke element in Esonstad.
‘s Avonds laat maken we een ommetje door de uitgestorven straten. De interieurs van de onverhuurde huizen worden schaars verlicht door de lampjes van de opengezette koelkasten. In de andere woningen zitten mensen te kaarten, te praten of tv te kijken. Of zijn al naar bed.
Overdag of ’s nachts, geen moment voelen we ons verplaatst naar vroeger tijden. We voelen ons wel volkomen op ons gemak.

De architect: ‘We hebben voor zekerheid gekozen’

Architect Rob Lanfermeijer uit Oirschot bezocht Oostmahorn in november 1996 met projectontwikkelaar Woonveste uit Mierlo. ‘Woonveste had opdracht hier 240 vakantiehuizen te bouwen om in deze economisch dode hoek leven in de brouwerij te brengen. Er was ook Europees geld mee gemoeid. Het was koud en het regende. Ik zei: als jij hier op de traditionele manier een verhuurpark bouwt, dan is het een doodgeboren kindje. Want hier is he-le-maal niks te doen.
We gingen andere parken bekijken en ontdekten dat alleen parken in de buurt van historische stadjes nog enige bezettingsgraad hadden.
Toen zijn we naar Elburg gegaan, een bedevaartsoord voor architectuurstudenten. Ik zei: als je nou zoiets bouwt. Ik ben gaan schetsen. Daar kwam het concept uit van een brede straat in het midden. Ik had daar eerst een gracht gedacht, maar er is al zo onvoorstelbaar veel water. Je moet die straat zien als een speelweide voor de kinderen.
Esonstad heeft de periode van het Hollandse classicisme als inspiratie. Toen de gemeenteraad akkoord was heb ik een tjalk gehuurd en ben door Friesland gaan varen: Sloten, Heeg, Workum, Hindelopen. Ik heb veel foto’s gemaakt en goed gekeken. De terpwoningen zijn ook mijn ontwerp. Ze vormen het nieuwe bungalowpark bij het oude stadje.
Een stadje heeft een kerk, een kroeg en een gemeentehuis. Het gemeentehuis is De Waegh geworden. Ik had een torenconstructie, een kaap, gedacht op het marktplein. Die is geschrapt. Ik heb wel duizend bezuinigingsvoorstellen voor mijn neus gekregen. Ik had ook een kiosk gedacht, en tussen de huizen aan de straatzijde hadden we houten poortjes getekend. Ik schrok ook enorm toen ik die schuurtjes zag. Zelf had ik zwartgeteerde houten schuurtjes met pannendak gedacht.
Ik heb nog steeds een ambivalent gevoel bij Esonstad, want ik pretendeer een eigentijdse architect te zijn. Kijk, sinds de oorlog was Heimatgebunden-bouwen taboe, trapgeveltjes en dergelijke mochten niet. Maar mag je een keer een ontwerp maken voor een breed publiek, iets wat je zelf niet mooi vindt, maar tachtig procent van de mensen wel? Mag je eens over je dogma’s en principes heenstappen? Ze vragen wel eens: is dit kitsch of kunst? Het is namaak, dus kitsch. Natuurlijk hebben we een stadje in eigentijdse stijl overwogen. Maar we hebben voor zekerheid gekozen. Je speelt wel met vijfhonderd miljoen van een ander.’

Renske Klunder en Tialda Haartsen, ‘Esonstad, van vestingstad tot vakantiepark. Van mythe tot thema’
In: It Beaken, uitgave van de Fryske Akademy, september 2007

Trefwoorden