De Stichting Geïntegreerde Visserij is een werkgroep van vissers langs de waddenkust die is ontstaan vanuit de zorg over de huidige grootschalige visserij. De werkgroep heeft met behulp van LEADER een duurzaam en ecologisch verantwoord toekomstperspectief voor de visserij geboden, verankerd in de natuur én in de samenleving.

In de haven van Zoutkamp klinkt luid gehamer aan boord van de ZK 38, de boot van garnalenvisser Johan Rispens. Hij is druk bezig met het timmeren van zijn nieuwe visruim. Rispens is één van de mannen van het eerste uur van de Werkgroep Geïntegreerde Visserij. In 2001 steken zeven kleinere vissers in het waddengebied de koppen bij elkaar omdat ze zich zorgen maken over de ontwikkelingen in hun branche. De visbestanden slinken en er is een enorme druk op de sector vanwege de toenemende specialisatie en de schaalvergroting, effecten van de alsmaar uitdijende regelgeving. ‘Schepen worden groter, werkdagen langer en de saamhorigheid is verdwenen’, legt hij uit. ‘En ondertussen wil de consument steeds vaker duurzame, verantwoorde en regionaal vers gevangen vis.’
Mede-initiatiefnemer Jaap Vegter, naast visser ook visserijbioloog, onderzoeker en adviseur, komt ook aan boord. Met gedrevenheid, maar ook met de nodige zorgen vertellen ze over hun project Geïntegreerde Visserij en hoe dat project bij LEADER terecht kwam. ‘We zijn inmiddels met tien vissers in onze werkgroep’, vertelt Vegter. ‘Als voorzitter en belangenbehartiger zat ik bij de Nederlandse Bond van Garnalen Kustvissers en bij de Groninger Bond van Binnenvissers en in die kringen hoorde ik de mensen praten over de zorgen die ze over hun toekomst hebben. Door de regulering van de overheid is de visserijsector gedwongen om alsmaar grootschaliger te gaan werken. Maar daarmee zie je én je broodwinning én “wat je bent” verdwijnen! Dat is wat de vissers hier de laatste decennia meemaken. Ze merken bovendien hoe daarmee hun imago verslechtert. De visserij wordt al snel roofdierachtige trekjes verweten!’ Samen met Rispens nam hij het initiatief om de werkgroep op te richten en al snel volgden er naast garnalenvissers handkokkelaars, staandwantvissers en ook binnenvissers. Want de nood is hoog.

Met je verstand vissen

‘Hulp in Nood’, zo heet de visserijvereniging van Zoutkamp en omstreken sinds 1884’, vertelt Johan Rispens. Hij is lid van deze club die haar grondvesten vindt in de onderlinge saamhorigheid van de visserlui. Immers, alle vissers zijn op dezelfde zee aangewezen, het principe van de ‘gemene weide visserij’. Ze zijn op hun natuurlijke bronnen aangewezen, maar: ‘wij willen niet grootschalig de zeeën bejagen’, aldus Johan Rispens. ‘Mijn tak van de garnalenvisserij kent de laatste jaren een kapitaalintensieve bedrijfsvorm. Daarvoor zijn dure schepen nodig en je maakt hoge brandstofkosten, waarvoor je weer keihard moet werken. Maar ik doe daaraan niet mee, met mijn 188 PK red ik dat niet. Wij willen bovendien liever met ons verstand vissen: 12 uur per dag werken is mooi genoeg en in het weekend willen wij ook een sociaal leven kunnen hebben.’
Beide mannen geven een voorbeeld van hoe de regelgeving van de overheid er soms faliekant naast kan zitten: ‘Na het vertrek van de mechanische kokkelvisserij uit de Waddenzee heeft de kokkelstand zich gunstig ontwikkeld. De handkokkelvisserij brengt het gebied geen schade toe en kan in combinatie met andere vormen van visserij als zeebaars of harder een goede inkomstenbron bieden. Toch geeft het ministerie van LNV vangstvergunningen uit aan diegenen die er het meest aan verdienen in één vorm van visserij, garnalen bijvoorbeeld of juist met staand want. Op die manier wordt er gereguleerd, men kan in de visie van LNV geen vangstrechten achter de hand houden. Maar die visie bijt de idee van diversificatie die wij zo graag willen, met multi-inzetbare schepen en vissend op een assortiment van wat zich op dat moment in de natuur aanbiedt.’
Ze zochten contact met ambtenaren en bestuurders en ze kregen van de voorzitter van de Nederlandse Vissersbond, Johan Nooitgedagt, een hart onder de riem: ‘Jullie roeien tegen de stroom in, maar ik steun jullie.’ Hij trok een parallel met hoe het met de boeren gaat: ‘Kijk hoe de agrarische natuurverenigingen bloeien, wij moeten ook de markt gaan verkennen voor onze kostbare verse regionale producten, die nu de bulkmarkt opgaan.’

Streekgebonden en van onderop

Voor LEADER is het de bedoeling dat er bottom-up kleinschalige projecten worden ingediend. ‘Daar voldoen we dus aan’, stelt Jaap Vegter, ‘onze voorstellen zijn zelfs heel kleinschalig. Maar we proberen wel met een overstijgende, maar positief- kritische blik naar onze eigen sector te kijken en die te verbeteren.’
Het tot nu toe verkregen projectgeld is vooral besteed aan onderzoek naar de bedrijfstechnische aspecten en de marketingmogelijkheden. Maar ook wordt aan praktijkexperimenten gewerkt, zoals het vissen op spiering en sprot met ankerkuil, korven en drijfnetten. Er wordt uitgezocht of de selectieve hardervisserij in de zomermaanden als een waardevolle nevenvangst kan dienen en of er een streekproduct uit kan worden ontwikkeld. Ook een toenemende vangst van zeebaars met staande netten en beuglijnen in combinatie met visserij op krab, kreeft of makreel wordt experimenteel beoefend.
Er is weer een nieuw LEADER programma tot en met 2013. Ook daarin gaat de werkgroep weer meedoen. Er komt geld beschikbaar van het Europese Visserijfonds. Vegter: ‘We gaan op studiereis, naar Engeland, want daar zijn veel voorbeelden van hoe wij het ook zouden willen: in Cornwall wordt zeebaars met een label ‘Seafood Cornwall’ verkocht. Consumenten kunnen via het nummer op de label on line opzoeken waar hun vis gevangen is. Ook willen we geld besteden aan onderzoek naar de mogelijkheden om de Japanse oester, die tegenwoordig welig tiert in de Waddenzee, te vermarkten. Groningen heeft geen schelpdiertraditie, dat moet veranderen. Een derde project gaat over de mogelijkheid van MZI ‘s (Mosselzaadinvanginstallaties) in het oostelijk deel van de Waddenzee. Kunnen we wellicht Friese en Groningse vissers aan de mossel en aan de oester brengen.’

Verse-vis-markt in Lauwersoog

De werkgroep heeft zich kenbaar gemaakt aan diverse betrokken overheden die inmiddels het grote belang van een geïntegreerde vorm van visserij onderkennen. Maar men ziet ook in hoeveel werk daar nog aan vooraf gaat, zoals het onderzoek naar een goed assortiment, de techniek die nodig is om schepen op verschillende soorten te laten vissen, de benodigde bijscholing voor individuele vissers, de bewerking van de regionale markt en wat er vergunningtechnisch allemaal bij komt kijken. ‘We willen graag een verse-vis-markt in Lauwersoog, zoals die ook in Wieringen al bestaat’, vertelt Jaap, ‘maar qua assortiment zijn we zo ver nog lang niet.’ Het Landbouwkundig Economisch Instituut (LEI) voert momenteel een onderzoek uit om de haalbaarheid van hun plannen door te rekenen en een marktverkenning te doen. ‘Maar waar we voor moeten waken’, benadrukt Vegter, ‘is dat het niet alleen maar een toeristische trekpleister wordt. We willen wel een levensvatbare en authentieke vismarkt creëren.’

Lange adem

De Raad voor de Wadden, een adviesorgaan voor het ministerie van LNV, heeft een advies uitgebracht dat dezelfde doelstellingen van een duurzame visserij voor ogen heeft. ‘Een kleinschalige visserijsector die zichtbaar is in het waddengebied en de identiteit ervan mede bepaalt’, zo verwoordt de Raad het streven. Tegelijk maakt ze duidelijk dat een dergelijke aanpak er vóór 2020 niet inzit onder het vigerende Rijksoverheidsbeleid. De Raad heeft daarom geconcludeerd én geadviseerd dat het nodig is dat het ministerie een visie gaat ontwikkelen op duurzame kustvisserij.
Om te voorkomen dat ‘het natuurlijk evenwicht in de te bevissen gebieden niet verder wordt aangetast’, wordt voorgesteld om een nieuw regionaal beheerorgaan in het leven te roepen dat vangstrechten uitgeeft aan kleinschalige en niet gespecialiseerde visserijbedrijven. Daarnaast, geeft ook de raad toe, is het nodig vissers om te scholen, de markt te beïnvloeden en het gemengde bedrijf opnieuw te introduceren.
Al lijkt dit alles een kwestie van lange adem, toch zijn Rispens en Vegter blij met dit standpunt van de Raad. ‘Maar naast al deze technologische en scholende activiteiten is het vooral ook een kwestie van de consument laten wennen aan seizoensgebonden producten uit zee.’ En ze vragen zich bezorgd af of dat binnen de grenzen van de economische investeringen mogelijk is. Daar wordt nu het accent van hun onderzoek gelegd. ‘Is het bijvoorbeeld mogelijk om met deze garnalenkotter van Johan op sprot te vissen?’, is een actuele vraag. Want die visserijtak vereist weer een ander mechanisme aan boord. Zo is er een zoektocht gaande naar welke verschillende soorten vis en schelpdieren gecombineerd kunnen worden voor elke visser. Het aan de universiteit van Wageningen gelieerde visserijinstituut IMARES helpt daarbij.
Ondertussen moet er nu al wel geïnvesteerd worden, in garnalenpelmachines, in een merkenbureau, in vernieuwing van de schepen. Jammer daarbij is dat het opgerichte Waddenfonds voor dergelijke investeringen vanuit Brussel het komende jaar geen subsidie mag geven vanwege het concurrentiebeding. ‘We moeten heel erg waken voor vermeende staatssteun’, zuchten beide mannen. Vooralsnog blijven ze zelf aan de slag.
Bij het verlaten van de visserijhaven van Zoutkamp is het timmeren en werken aan de schepen weer alom hoorbaar.