Houtsnippers, rotte bananen, mest, gras… Altijd en overal ziet Frans Debets mogelijkheden om op een vernieuwende manier energie te winnen.

Als Frans Debets over de snelweg rijdt, ziet hij in de berm gras waar de schoorsteen op kan roken. Energie is overal, weet de projectleider van Bio Energie Noord (BEN). In de zon en de wind, maar ook in de natuur of op het boerenerf. ‘Bio-energie is heel grofstoffelijk. Het gaat over mest of hout. Daar moet je direct vrachtwagens bij denken en grote bergen. Dat geeft een leuke dynamiek.’
Op een ouderwetse herenfiets komt hij aanrijden bij het Duurzaamheidscentrum in Groningen. Nieuwsgierig loopt hij rond tussen de dakpannen, zonneboilers en spaarlampen. ‘Mooi dat dit centrum er is’, constateert hij bij de koffie. Het raakt aan zijn werk, maar is anders gericht. Het duurzaamheidscentrum gaat over energieverbruik en hoe je thuis je verbruik kunt beperken. ‘Bio Energie Noord zit aan de andere kant. Wij stimuleren burgers, bedrijven en overheden op een vernieuwende manier energie te winnen.’
Frans Debets is een energiefanaat geworden. Provincies, gemeenten, bedrijven en rijk wilden allemaal ‘wel iets’ met bio-energie, maar er kwam niet veel van terecht. Daarom maakte hij vijf jaar geleden een plan van aanpak, met de Dienst Landelijk Gebied, de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij en Energy Valley. De drie provincies, Dienst Landelijk Gebied, LTO Noord en WUR ASG pakten de handschoen op en namen hem voor twee dagen per week in dienst als aanjager van BEN.
Sindsdien schuift hij ’s avonds vaak aan bij vergaderingen van ondernemers, boeren en ambtenaren. Samen met de andere medewerkers van BEN schrijft hij artikelen en boeken, maakt een website, adviseert mensen die een idee hebben en helpt subsidies en vergunningen te regelen. Het klinkt alsof de BEN-brievenbus het adres is voor Willie Wortels. Daarom waarschuwt hij dat zijn bureau alle projecten eerst tot op het bot uitkleedt. Schoon aan de haak beoordeelt hij of de plannen bedrijfseconomisch haalbaar zijn. Veel ‘fantastische ideeën’ zet hij plompverloren aan de kant. ‘Feit en fictie lopen vaak door elkaar.’
Maar er zitten pareltjes tussen. Zoals boomverzorger Quercus, die het zwembad in Annen voor sluiting behoedde. Veel zwembaden zijn bijna niet meer te exploiteren. Zelfs met vrijwilligers redden ze het nauwelijks. Nu biedt Snipperhout BV het zwembad warmte uit snoeihout uit de omgeving, tegen een lagere prijs dan de gasprijs. In Grootegast heeft Debets subsidie geregeld voor een mobiele snipperkachel die in de zomer het zwembad en in de winter de sporthal kan verwarmen. ‘Dat is leuk. De houtsnippers die eerst afval waren, krijgen een positieve waarde.’
Hij is trots op zijn werk en op de energieprestaties. In Noord-Nederland draaien vijftig vergistingsinstallaties op biomassa. Vaak nemen veeboeren het initiatief omdat ze mest hebben – en daarin zit veel energie. Om de vergister te laten draaien, moet er voor de helft ander materiaal bij: grasafval, pulp van maïs, maar verrotte bananen uit het ruim van een schip kunnen ook of doorgedraaide komkommers van de veiling. Ook hier richt Debets zich op de haalbaarheid. ‘Energiebedrijven betalen vijf cent per kilowattuur voor groene energie, bij biovergistingsinstallaties vult de overheid dat aan tot zestien cent. Alleen door die subsidie kan het uit, het is de vraag hoe het volgende kabinet daarmee om zal gaan.’
Per installatie kunnen zo’n tweeduizend families hun stroombehoeften dekken. Dat is een goed rendement. Daarom vindt Debets biovergisters zeer veelbelovend. ‘Dat hoge rendement komt vooral doordat die installaties dag en nacht draaien. Een windmolen haalt nog niet een kwart van de opbrengst en je moet al acht keer zo veel capaciteit aan zonnepanelen hebben om dezelfde hoeveelheid energie op te wekken.’
Vergisting is dus kansrijk. Al heeft ze een nadeel: de installatie is hongerig en heeft veel biomassa nodig. ‘Drie dikke vrachtwagens per dag. Dat geeft veel reuring in een klein dorp. Logistiek is het dus niet zo gemakkelijk. Je zou biovergisters op een industrieterrein moeten zetten, daar zijn de wegen gebouwd op zwaar verkeer.’
Afgelopen jaren heeft Debets zich blaren op de tong gepraat om ambtenaren van gemeenten en provincie ervan te overtuigen dat het landschap geen afval oplevert maar juist brandstof. Hij heeft visioenen van energieleverende wegen. ‘Laatst reed ik op de A7 toen ze net aan het snoeien waren. Ze deden het keurig hoor, maar de snippers bliezen ze in de berm. Onbegrijpelijk. Hout en gras hebben een economische waarde. Ze leveren energie. Je moet je onderhoud handiger organiseren zodat je die waarde eruit kunt halen. Ontwikkel een slimme machine, dat past ook beter bij het beleid om bermen te verschralen. Zo moeilijk is het allemaal niet hoor. De meeste onderhoudskosten zitten in het bewaken van de veiligheid; tegenwoordig moet je al een rijstrook afsluiten om de berm te maaien.’
Gemeenten betalen nu vaak om van gemaaid gras en snoeihout af te komen. Debets: ‘Ik laat ze zien dat ze dat zelf kunnen gebruiken. Revalidatie-centrum Lyndensteyn in Beetsterzwaag stookt zijn therapeutische baden op hout uit het onderhoud van de elzensingels. Dat is toch veel leuker? Je geniet van de houtwallen en weet dat die je zwembad verwarmen.’ In Gelderland heeft een commercieel groenbedrijf zichzelf opgelegd geen houtsnipper verloren te laten gaan. ‘Als dat onderhoud doet, krijgt de burgemeester na afloop een CO2-certificaat. Mooie pr voor het bedrijf en hij kan het weer bijschrijven op zijn klimaatdoelstelling.’
Debets spreekt ook natuurbeheerders aan op hun bijdrage aan de energiebalans. ‘Zij zijn bezig op grote schaal kunstmatige natuur te maken. Prima, maar denk niet alleen aan de natuurwaarden, probeer het landschap ook een nuttige functie te geven. Haal gras en snoeihout eruit en benut dat voor energie. Ik hoor beheerders klagen dat er te weinig geld is voor onderhoud. Terwijl ze dit laten liggen.’
Ecologen die dode bomen in het bos willen laten staan ter wille van de natuurwaarden, zijn nou niet Debets beste vrienden. ‘Het is maar de vraag of het zo goed is voor de natuur om dat hout te laten liggen. Overal zie ik houtsnippers het bos en plantsoen in geblazen worden. Alsof dat goed is voor de natuur! Stinzenplanten verdwijnen als er houtsnippers op gedumpt worden.’ Zijn toon is fel wanneer het gaat over de doodhout-lobby. ‘Een pervers verbond van boekhouders en ecologen.’ De boekhouders zijn uit op goedkoop onderhoud. ‘Het is toch veel inspirerender als je in het buitengebied natuurwaarden vindt die bovendien energie opleveren? De luiheid van het huidige landschap staat me tegen. Ons landschap is altijd bedrijvig, doenerig en ijverig geweest. Nu is het vadsig en decadent.’