Een bericht van enige tijd geleden: de gemeenten Zuidhorn en Kollumerland stellen geld beschikbaar voor onderzoek naar geschikte locaties voor duurzame biovergisting. In het Groningse Zuidhorn gaat het om een installatie van enkele boeren bij Niezijl. In de Friese buurgemeente Kollumerland om een initiatief van een loonbedrijf. In beide gevallen onderzoeken de betrokkenen tegelijk of het geproduceerde ‘groene biogas’ via (bestaande) leidingen naar de installaties van de NAM in Grijpskerk valt te transporteren, om het daar ‘opgewaardeerd’ in het bestaande aardgasnetwerk ‘in te voeren’. Beide initiatieven leiden niet tot protesten van omwonenden. De kans dat dit alsnog gaat gebeuren, is wel aanwezig.

Zodra biovergistingsplannen concrete vormen aannemen, ontstaan in de buurt opvallend vaak nimby (not in my backyard)-reacties. Opponenten vrezen horizonvervuiling, druk vrachtwagenverkeer en stank. Zie de recente protesten tegen de grote biovergister in Wijster en tegen kleinere installaties bij Dalen (Drenthe) en de Noord-Groningse dorpen Ulrum en Den Andel. Ter herinnering: bij biovergisting (covergisting) win je met micro-organismen gas uit een mengsel van (drijf)mest van runderen, varkens en kippen, en organische reststoffen. Met dat biogas wordt stroom of warmte opgewekt. De aard en herkomst van de reststoffen (wat mag wel/niet?) zijn nog onderwerp van (politiek) debat. Maar hoe dan ook gaat het om groente- en fruitafval, snoei- en oogstresten, en afval uit de voedings- en genotsmiddelenindustrie. De oorsprong van de industriële restproducten varieert. Zelfs uienolie, cacaoafval, koffiedik en visafval worden vergist. Het aantal biovergistingsinstallaties neemt nog elk jaar toe. In Noord-Nederland kom je vanwege het vele agrarische platteland relatief veel locaties tegen. Neem de kleinere vergistingsinstallaties bij boeren: Nederland telt er inmiddels 120. Een vijftigtal bevindt zich in Groningen, Friesland en Drenthe, meldt Frans Debets, projectleider van de dienstverlenende organisatie Bio Energie Noord, waarin onder meer de provincies en land- en tuinbouw-organisatie LTO-Noord samenwerken. Debets: ‘De noordelijke boerenvergisters verwerken op jaarbasis 1,25 miljoen ton massa. De installaties leveren 400 miljoen kilowattuur stroom – goed voor 120 duizend huishoudens.’ Aan Debets de prangende vraag of de biovergisters stinken – buren van de installaties klagen er nogal eens over. Bekend is sowieso dat bij vergisting (fermentatie) van dierlijk en/of organisch materiaal onwelriekende stoffen als ammoniak en waterstofsulfide (‘rotte eieren’) kunnen vrijkomen. De projectleider ontkent dat de biovergisters op grote schaal ondraaglijke luchten veroorzaken. Om te beginnen, rijden de boeren het digestaat, de flinke hoeveelheid massa die overblijft na het vergistingproces, naderhand als mest over het land uit. ‘Digestaat stinkt veel minder dan gewone mest, de vetzuren zijn eruit en er komt nauwelijks ammoniak meer vrij. Digestaat ruikt eigenlijk wel lekker, zoetzuur, net als kuilmaïs. Alle mest zou beter eerst vergist kunnen worden.’ Debets erkent dat de bio-installaties zelf soms wat geuren. ‘De geur die vrijkomt bij de vergisters komt vooral van de aangevoerde mest als die uit tankwagens wordt overgepompt naar de buffers van de installaties. Die meurt nogal, vooral als mensen slordig omgaan met afsluiters.’ Bij grote installaties gebeurt de overslag meestal in een hal met lichte onderdruk, waardoor de geur binnenskamers blijft, voegt de projectleider eraan toe. Zijn conclusie: ‘Biovergisters dragen nauwelijks bij aan de “geurrijkdom” van Noord-Nederland. Het vergistingsproces is anaeroob – zuurstofvrij, dus zonder geur. Wel moet je er alles aan doen om lekjes in de silo’s en de daken van de vergisters te voorkomen. Anders werkt het niet. Het komt zelden voor dat gas weglekt. Ga maar langs bij zo’n ding – er valt niks te ruiken.’

Trefwoorden