Om het platteland leefbaar te houden verrezen er in de afgelopen tien jaar in het Noorden tientallen multifunctionele centra. Maar helpen die ook in tijden van krimp om voorzieningen te behouden?

Eigenlijk is verschillende voorzieningen in één gebouw combineren helemaal niet zo nieuw. ‘Het oude, bekende dorpshuis was van meet af aan ook multifunctioneel, bijna per definitie’, zegt Paul van Schie. Hij werkt als consulent dorpshuizen bij de Brede Overleggroep Kleine Dorpen in Drenthe. ‘Dorpshuizen zijn vaak ontstaan in de twintigste eeuw. Toen ontstond er een groeiende behoefte aan een ontmoetingsplaats voor sociaal-culturele activiteiten, naast de kerk en het café. Soms ontstonden ze op basis van ideologische motieven, soms gewoon vanwege praktische redenen. De tegenwoordige, vaak grote multifunctionele centra zijn een natuurlijke opvolger van het oude dorpshuis.’

Die natuurlijke opvolging is zo’n tien tot vijftien jaar geleden ingezet, toen de eerste plannen voor multifunctionele centra (verder mfc’s) het licht zagen. In die jaren stonden de voorzieningen op het platteland vooral door schaalvergroting flink onder druk: eenzelfde soort voorziening had steeds meer mensen nodig om te kunnen blijven draaien. Tegelijkertijd waren veel dorpshuizen aan grootschalig onderhoud toe en hadden scholen nieuwe gebouwen nodig. Van Schie: ‘Er ontstaat dan een soort natuurlijk moment waarop gemeente of gebruikers zeggen: ga met die school naar een nieuwe centrale plek in het dorp en laat het dorpshuis met alle gebruikers aansluiten, zodat alles kan profiteren van elkaar.’ Minne Hovenga, consulent en projectleider van het Friese Doarpswurk: ‘De oplossing werd in de combinatie gezocht. Vaak haakten activiteiten aan bij de oorspronkelijke functie van het dorpshuis’.

Inmiddels staan er in onder meer Noordwolde en Oenkerk al langere tijd indrukwekkende complexen (ook in architectonisch opzicht) en zijn er meer recent accommodaties gebouwd in Burdaard, Gieterveen en Jubbega. De centra bieden onderdak aan combinaties van bijvoorbeeld school, bibliotheek, peuterspeelzaal, consultatiebureau, artsenpraktijk, ouderenhuisvesting, jeugdsoos, archief, theaterzaal, sporthal of winkel.

Van wieg tot graf

De laatste jaren is er naast schaalvergroting van voorzieningen een extra factor bijgekomen: bevolkingskrimp. Minder mensen betekent minder draagvlak. In het publieke debat verandert het mfc gaandeweg van de natuurlijke opvolger van het dorpshuis in de panacee in tijden van krimp. ‘In veel met krimp bedreigde dorpen groeit het besef: als we nu niets doen, verdwijnt straks alles’, zegt Hovenga. ‘Je versterkt elkaar door krachten te bundelen en kennis te delen. Dan heeft clusteren duidelijk meerwaarde: je behoudt voorzieningen en je verbetert daarmee de sociale cohesie in een dorp.’ Pieter Knol, adviseur dorpshuizen van de Vereniging Dorpen Groningen, vult aan: ‘Verschillende “losse” voorzieningen in aparte gebouwtjes zijn niet in stand te houden, maar gebundeld kunnen ze nog jaren vooruit.’ Voorzieningen worden vaak gezien als essentiële randvoorwaarde om mensen in een streek te houden. In het geval van De Kompenije in Jubbega lieten de initiatiefnemers zich inspireren door het idee dat mensen van de wieg tot het graf in de streek moeten kunnen blijven wonen. Daar staat nu, na een lange periode van planning, een gebouw met voorzieningen van kinderopvang tot gespecialiseerde ouderenhuisvesting. Toch kan een mfc niet voor elk dorp de oplossing zijn. Knol: ‘Redenerend vanuit de ideale grootte van een mfc qua aantal voorzieningen, moet je concluderen dat het niet verstandig is om tussen elke vijf dorpen een grote accomodatie te bouwen. Voor veel dorpen is het bovendien ook belangrijk dat er daar ook een ontmoetingsplaats blijft, bijvoorbeeld in de vorm van een klein dorpshuis.’

Lokaal gestart, lokaal gedragen

Een mfc kan niet zonder een actieve en doelgerichte groep dorpsbewoners, en een planmatige aanpak. Waar het dorpshuis een ontmoetingsruimte was die in de loop der tijd meer functies kreeg, gaat aan het mfc vaak een lange weg vooraf omdat de ruimtes het liefst van begin af aan voor verschillende functies kunnen dienen. De gymzaal voor de school overdag bijvoorbeeld, is de sportzaal voor de korfbalvereniging in de avonduren. De feitelijke bouw begint dan ook pas als alle partijen het eens zijn. Dit valt niet altijd mee, ook omdat zoals Van Schie zegt ‘verenigingen vaak meer huur moeten betalen dan in de oude situatie, en het kopje koffie ook nog al eens duurder wordt dan in het traditionele dorpshuis’. Ook concurreert het mfc soms met andere nog (mono-)functionerende voorzieningen in het dorp of de omgeving.

Dorpen die een mfc willen of al hebben, krijgen steun van zowel professionals vanuit het maatschappelijk vastgoed als van de provinciale organisaties, zo bleek op een recent in Jubbega gehouden workshop van Roeg en Roem, dat zich bezighoudt met dorps- en wijkvernieuwing, en het Kennisnetwerk Krimp Noord Nederland. Maar het is toch vooral aan de bewoners zelf om een mfc te realiseren. Neem Gieterveen. ‘Het is belangrijk dat al in een vroeg stadium alle gebruikers betrokken zijn bij de planning’, stelt Ceciel Mentink, vice-voorzitter van het dorpshuis dat onderdeel uitmaakt van het mfc aldaar. In Gieterveen waren de oude school, het dorpshuis en de gymzaal allemaal oud en duur in de exploitatie. Nu zijn ze op één plek, samen met andere voorzieningen en verenigingen samengebracht, in een nieuw, efficiënt gebouw. Na zo’n acht jaar voorbereidingstijd werd het in 2009 geopend. Mentink: ‘Het centrum is echt een succesverhaal: al bij de bouw was het dorp trots op het initiatief en ook nu is het er heel blij mee.’

Om het centrum in Gieterveen financieel mogelijk te maken, hebben de initiatiefnemers verschillende potjes bij elkaar weten te brengen. De slagingskans neemt volgens Van Schie sterk toe als je financiering voor nieuwe schoolgebouwen kunt koppelen aan andere taken en verantwoordelijkheden van de gemeente. Het helpt ook als je subsidies van bijvoorbeeld Leader en andere fondsen kunt aanboren. En de inbreng van het dorp zelf is ook hier essentieel. Vaak ‘verdienen’
dorpsbewoners een groot deel van het geld zelf door mee te werken aan de bouw of door sponsoracties.

Gastvrij

Een plan maken en uitvoeren is één ding, zorgen dat het centrum daarna blijft draaien is iets heel anders. Daarvoor is een centrale figuur of een centrale kern van mensen nodig, die gastvrij zijn en binding hebben met de dorpelingen. Een relatief klein centrum zoals dat in Gieterveen borduurt vaak voort op bestaande structuren. Een overkoepelend bestuur stemt de verschillende gebruikers op elkaar af en regelt de financiële exploitatie. De grotere centra werken met betaalde – professionele – beheerders. Maar ook hier blijven vrijwilligers vaak onmisbaar. Dat maakt een mfc potentieel kwetsbaar. Toch was dit bij het dorpshuis en bij andere ‘traditionele’ voorzieningen net zo. Ook een dorpscafé is en was afhankelijk van het enthousiasme en de actieve houding van de uitbater. Het grote verschil is wel: als het mfc inzakt, is het dorp meteen heel veel, of zelfs alle, voorzieningen kwijt.
Die kwetsbaarheid geldt ook voor de exploitatie: bestaande exploitatiecontracten gelden doorgaans voor een periode van vijf tot tien jaar. Als die contracten aflopen, wordt het spannend, zegt Hovenga: ‘Als een centrum in financiële moeilijkheden zou komen, moeten betaalde krachten soms vervangen worden door vrijwilligers. Die moeten er dan wel zijn.’ Ook voor de huur en pacht zijn sterke draagkrachtige partijen nodig. Het primaire doel van een dorpshuis of mfc is het sociale verenigingsleven, aldus Hovenga. ‘Je hebt die andere functies nodig om dat in stand te houden.’ En andersom: in Aduard zijn kroeg en cafetaria het drukstbezochte onderdeel. Beheerder Marga van Essen: ‘Een deel van de aanloop is een logisch gevolg van de mensen die komen voor de dorpsverenigingen of activiteiten.’
Het is duidelijk dat een mfc een sterke dorpsbinding en betrokkenheid vereist, én genereert. Het is de grote vraag of dorpsbewoners zich betrokken blijven voelen. De komende jaren zullen dat leren. De meeste centra zijn ontwikkeld in tijden van economische voorspoed, inmiddels lijkt het tij gekeerd. Hoe zal het straks gaan als de bevolking nog iets meer blijkt af te nemen dan gedacht? Of als het niet langer lukt om vrijwilligers te vinden? Hoe gaat het als de huidige contracten met betalende partijen vernieuwd moeten worden? Voor een conclusie over het zakelijk functioneren van de grote mfc’s ‘nieuwe stijl’ die de afgelopen jaren zijn geopend is het dus eigenlijk nog te vroeg. Voorlopig stellen we: het kopje koffie mag er duurder zijn dan in het oude dorpshuis, beter een duur kopje koffie dan helemaal geen kopje koffie!