'Je terugkeer naar Groningen blijkt geen terugkeer te zijn, maar eerder een afscheid', zegt schrijver Edzard Mik. Een dubbelinterview met hem en zijn broer Aernout, die als beeldend kunstenaar onder meer onderzoek doet aan de Noord-Koreaanse grens.

‘Je ziet Groningen zoals je de stad nooit eerder zag. Er hangt iets van vijandigheid, omdat je vertrokken bent. Groningen laat in alles weten dat het ’t heel goed zonder jou af kan. Groningen toont zich aan jou als een onberekenbare stad, eerder vreemd dan vertrouwd, een stad die zich elk moment ook tegen je zou kunnen keren, want zelfs de status van gast heb je er verspeeld.’

Dat merkte de schrijver Edzard Mik (1960) op tijdens een lezing in mei 2013 te Appingedam.   

Edzard werd geboren in Groningen, waar hij rechten studeerde. In Maastricht werkte hij vervolgens als advocaat, in Utrecht doceerde hij aan de School voor Journalistiek, en thans woont hij met zijn Griekse vrouw en kind in Amsterdam. Voor Vrij Nederland en NRC Handelsblad schreef hij beschouwingen over beeldende kunst, architectuur, literatuur en theater. Verder was hij redacteur voor De Gids. Hij schreef verschillende romans. Enkele keren per jaar bezoekt hij Athene, op bezoek bij de schoonfamilie. En heel af en toe komt Edzard in Groningen.
De beeldend kunstenaar Aernout Mik (1962) is zojuist teruggekeerd van een bezoek aan Berlijn. In het Haus der Kulturen der Welt richtte hij zijn tentoonstelling Speaking in Tongues in, een video-installatie. Onlangs bezocht hij Japan en binnenkort vertrekt hij naar Zuid-Korea om onderzoek te doen aan de grens met Noord-Korea, ook weer voor een film, dit keer voor een museum in Seoel. Aernout Mik reist de wereld rond met zijn beelden.

De gebroeders Mik, globetrotters uit Groningen.

Idylle

De broers groeiden op in de wijk Helpman. Een zorgeloze jeugd of een jeugd met een scherp randje? De vader was de bekende psychiater Gerrit Mik, voorman van D66 en betrokken bij de noordelijke samenleving door een enorme hoeveelheid bestuursfuncties. Hij raakte in de jaren tachtig bekend door zijn deskundige betrokkenheid bij het onderzoek naar de grote zedenzaak in Oude Pekela, bekend geworden als de ‘clownsaffaire’.

Later vertrok het gezin naar Haren. ‘De wereld kan te ideaal zijn’, zegt Edzard Mik, ‘een soort sprookje zonder bodem, zo kijk ik terug op mijn jeugd. Wat een rare omgeving, van het leven afgesneden, een soort idylle.’

Hoewel de jeugd van de gebroeders Mik redelijk gelukkig was, lag de Tweede Wereldoorlog daar wel als een slagschaduw overheen. Edzard: ‘Mijn ouders maakten de Tweede Wereldoorlog mee. Vader was ondergedoken, deed klein verzetswerk. Het was geen heldhaftige, eerder een angstige en beroerde tijd. Mijn moeder had het in de Betuwe als boerendochter beter. Maar zij was ook jonger. Zij was van 1932, mijn vader van 1926. Hun generatie probeerde na de oorlog een betere wereld op te bouwen, met ongelooflijk veel inzet, kracht en overtuiging.’ De kinderen Mik (drie zonen, een dochter) voelden echter dat achter de idylle een zwart verleden lag. ‘Thuis werd er zo min mogelijk over de oorlog gesproken’, ‘zegt Edzard. ‘Mijn vader heeft weinig over die periode losgelaten, alleen als wij ernaar vroegen. Je voelde het nog het meest aan de hardnekkigheid waarmee onze ouders aan de idylle gestalte gaven.’

Ook de buurt speelde een rol, lommerrijk maar steriel. ‘In onze straat woonden alleen maar medisch specialisten. Dat waren aardige mensen, maar vrij van smetten. Ik denk dat er weinig jeu in zat. Iedereen leefde behoorlijk teruggetrokken. Elk huis had zijn eigen lichaamsdeel als specialisatie. Een huis was gewijd aan de knieën, een ander huis aan de ingewanden, een huis aan de longen, nog een huis aan de ziel, dat was de psychiatrie, dat was onze woning.’

Russische literatuur

Edzard ontdekte in zijn jeugd de Russische literatuur. De werken van Dostojevski, Nabokov,  Platonov, Toergenjev en Gogol. ‘Mijn studietijd is heel mistig geweest. Ik wist niet wie ik was. Ik was ook geremd. Ik zat beklemd in mijn rationaliteit. In die Russische literatuur vond ik zoveel passie, waanzin en ook een soort losheid. Daardoor leerde ik op een andere manier met dingen om gaan.’

Hij leerde de kracht van de taal kennen. ‘In mijn leven heeft alles met taal te maken. De journalistiek was voor mij uiteindelijk niet persoonlijk genoeg en dat heb ik pas ontdekt op mijn 29e. Ik schreef voor mijn vriend Berend Strik – een beeldend kunstenaar – een essay voor een catalogus. Dat was een persoonlijk verhaal, een absurd verhaal. Dat vond ik een openbaring. Ik had de sensatie dat ik voor het eerst van mijn leven iets zinnigs deed. Ik bouwde een eigen wereld. Ik wist toen ook dat ik schrijver wilde worden.’

Edzard heeft inmiddels een aantal romans, essays en beschouwingen geschreven. Zijn laatste roman Mont Blanc dateert van 2012. Een boek over een vader-zoonrelatie. In deze roman komen thema’s als het huwelijk en de verhouding tussen vader en zoon voorbij. Hij vindt dat zijn schrijfstijl gelaagder en beeldender is geworden.

Griekse liefdesgeschiedenis

Momenteel legt Edzard de laatste hand aan een roman onder de titel Despina. ‘Een liefdesgeschiedenis tussen een Nederlandse bankier en de dochter van een Atheense kunsthandelaar aan wie hij krediet verschaft. Het verhaal speelt zich af in 2004, jaar van euforisch optimisme in Griekenland, en 2012, jaar van de grimmige crisis.’ Athene is verworden tot een derdewereldstad met een guur politiek klimaat. ‘De Gouden Dageraad, een fascistische beweging, is sterk in opkomst. Ik zie – als ik met mijn vrouw de familie bezoek – veel gebedel en armoede. Vergeet niet, een derde van de Grieken woont in de hoofdstad.’ In 2004 won Griekenland met het nationale elftal het Europees kampioenschap voetbal en was het gastland voor de Olympische Spelen. ‘Bovendien won het in 2005 het Eurovisie Songfestival en werd het in 2006 tweede op het WK basketbal; het kon niet op voor de Grieken.’ Inmiddels is het land aan de bedelstaf geraakt en tekent zich een catastrofe af.

Vreemde werkelijkheid

‘We waren thuis met vier kinderen. Allemaal waren ze lid van D66, behalve ik’, zegt Aernout Mik, lachend in zijn Amsterdamse woning. ‘Ik had niet zoveel op met de maatschappij.’ Als kind van een (jeugd)psychiater kreeg hij een soort modelopvoeding, ‘maar het was niet altijd perfect’.

Vanaf zijn vroegste jeugd tekende en knutselde hij. ‘Ik zat bij Fie Werkman in haar atelier, zij leerde mij tekenen en schilderen. De letterbakken van haar vader Hendrik Nicolaas Werkman slingerden daar rond. Dat was een mooie tijd.’ Met zijn vader trok hij veel de natuur in. ‘Waarnemen en voelen heb ik van mijn vader. Die zijn essentieel voor mijn kunstenaarschap.’

Dat kunstenaarschap ontdekte Aernout op Academie Minerva, na een niet afgemaakte universitaire studie rechten. ‘Ik ontwikkelde een fysieke weerzin tegen rechten. Ik wilde in de kunst.’ Minerva stond hem gaandeweg ook tegen, vanwege de nadruk op de figuratieve kunst. ‘Maar onder invloed van de beeldend kunstenaar Thom Puckey heb ik de academie afgemaakt. Hij nam ons mee op reis, naar Keulen bijvoorbeeld, hij gaf mij inzichten.’

Tijdens zijn studie ontdekte Aernout ook de nieuwe media, de computerkunst, de animatiefilms en de kracht van een (film)beeld. Incidenteel maakte hij vervolgens videokunst. Die opende hem definitief de ogen en bleek later het voorland te zijn van de gerenommeerde kunstenaar die hij nu is.

Joegoslavië

Zijn video’s roepen een constante dreiging op en een vreemde werkelijkheid. De omgeving is herkenbaar van thuis of van de televisie, terwijl je die door de gebeurtenissen die Mik erin aanbrengt niet zo ervaart. Mensen of voorwerpen worden van buitenaf gemanipuleerd. ‘Ik werk met archetypische beelden, modellen die telkens in een andere vorm terugkeren.’ Als voorbeeld noemt hij zijn video-installatie Softer Catwalk in Collapsing Rooms. ‘Je ziet een huis instorten terwijl de mensen die erdoorheen lopen niets in de gaten hebben.’

Zo bewerkte Aernout Mik het beeldarchief van International Television Network over de oorlog in voormalig Joegoslavië in video-installaties die onder meer te zien waren in een recent retrospectief in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Die films waren dreigend, vervreemdend en angstaanjagend, zonder dat ze het geweld van die oorlog zichtbaar maakten. ‘Ik wil mensen aan het denken zetten over wat je ziet, wat je fundamenteel waarneemt. Ik wil de kijkers een gevoel meegeven van opstandigheid. Dat ze in verzet komen.’ Volgens Mik heeft de televisie de neiging de consument passief te maken. ‘Ik wil de kijker alert houden.’

Deze maatschappij leeft in een overvloed aan beelden, de televisiestations spuwen het ene na het andere beeld uit terwijl internet een mer à boireis aan beelden. Mik is zeer selectief in zijn beelden, hij kijkt nooit televisie. ‘Ik selecteer zelf een beeld waarover ik door wil denken. Zo’n beeld dient vooral als metafoor voor mijn eigen geheugen en associaties.’ 

De inhoud van Miks video-installaties vallen samen met een tijdsgeest van maatschappelijke onzekerheid en ongewisse toekomst. ‘We zitten in een enorme overgangsfase. De oude maatschappelijke en sociale structuren worden afgebroken en er zijn nog geen nieuwe voor in de plaats gekomen. Er is een verregaande transitie in het denken en in de technologie en we weten de uitkomst niet.’ Is zijn werk dan niet een voorbode van een bepaalde tijdsgeest? ‘Nee’, geen voorbode. Die transitie startte al in de jaren negentig, we zitten er nu middenin’.

Aernout wil met zijn werk juist die maatschappelijke onzekerheid accentueren voor de toeschouwer. Hoe verhoudt het individu zich tot het collectief? Waaruit bestaat groepsdenken? Wat is massa? Dat zijn vragen en thema’s die hem bezighouden en waarop hij antwoorden wil formuleren. ‘Ik ben zeer geïnteresseerd in sociale constellaties en daar speel ik mee. Juist niet vanuit de betekenis maar vanuit het beeld.’

Vervreemding

De een schrijft, de ander maakt beelden. Edzard fotografeerde vroeger veel, daar kon hij zichzelf nog enigszins in kwijt. ‘Ik fotografeer niet meer, ik weet niet wat ik ermee moet.’ Edzard legt de nadruk op betekenis, Aernout op het beeld. ‘Het gaat mij altijd om een bepaalde gedachte, invalshoek en betekenis die ik ook weer ondergraaf, daar zit een raakpunt van ons beider werk in’, aldus Edzard Mik.

En dat raakpunt is vervreemding. Een vervreemding die beiden ook voelen als ze weer eens in Groningen zijn. ‘Je terugkeer naar Groningen blijkt geen terugkeer te zijn, maar een afscheid’, merkte Edzard Mik op tijdens zijn lezing in Appingedam. ‘Misschien dat je in de trein nog vol verlangen naar die vertrouwde wereld zat, alsof je daarin nog opgenomen zou kunnen worden. Maar als je eenmaal aangekomen bent, staat alles je tegen, de straten en huizen, de tuinen en struiken, je ouderlijk huis en je ouders. Je wilt niets liever dan er een streep onder zetten.’