Nu crisis en krimp een einde hebben gemaakt aan het groeidenken is een herbezinning op bouwen nodig. Maar hoe moeilijk is dat? Kansen voor erfgoed.

Wilt u de trotse eigenaar van een watertoren worden? Of hebt u liever een gereformeerde kerk? Kijk dan op de website herbestemmingnoord.nl. Bent u iets minder avontuurlijk aangelegd, maar houdt u toch van een oud, karakteristiek pand? Dan bent u hier ook aan het goede adres. Voor een boerderij bijvoorbeeld, of een kerk. Kenniscentrum Herbestemming Noord probeert via de website leegstaand erfgoed aan de man te brengen. Het kenniscentrum is een samenwerkingsverband van Steunpunt Monumentenzorg Fryslân en van Libau Steunpunt Erfgoed Groningen en Drenthe.

De leegstandscijfers stemmen moedeloos. Elke dag een boerderij, elke week twee kerken, de komende vijftien jaar twintig miljoen vierkante meter aan maatschappelijk vastgoed als scholen en zorgcentra (en dan laten we cijfers over kantoren en woningen nog buiten beschouwing). Het gaat vaak om cultureel erfgoed, soms met een officiële monumentenstatus. Om gebouwen met smoel die een plaats identiteit en historie geven. Maar wat moeten we ermee? ‘Herbestemmen’, roept de overheid. In 2010 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het Nationaal Programma Herbestemming in het leven geroepen. Het programma wil herbestemming van karakteristiek vastgoed stimuleren. Een zogenaamd H-team van deskundigen fungeert als aanjager. Maar het besef dat het anders moet en kan, dringt maar langzaam door tot alle betrokken partijen.

Groeidenken

‘De tijd dat de bomen tot in de hemel groeiden is voorbij’, zegt Joks Janssen, bijzonder hoogleraar Ruimtelijke Planning en Cultuurhistorie aan Wageningen Universiteit. Eind jaren negentig ging Nederland nog grootschalig op de schop. De bevolking groeide, de economie groeide; er was geld genoeg voor grote infrastructurele werken, natuurontwikkelingsprojecten en Vinexwijken. Maar binnen een decennium kantelde dat perspectief van groei. De machine kwam krakend tot stilstand. De economische crisis, de demografische ontwikkeling (krimp) en niet te vergeten de invloed van de nieuwe informatie- en communicatietechnologie hebben een grote impact op hoe we met onze ruimte omgaan. Het groeidenken heeft afgedaan.

‘De vraag is nu hoe we slim omgaan met onze nieuwe behoeften en hoe we dat op een handige manier combineren met wat we al hebben’, zegt Janssen. Goedbeschouwd is dat niets nieuws. Als je de ontwikkelingen in een langer historisch perspectief plaatst, is het juist de ongebreidelde groei van de afgelopen vijftig jaar die opvalt. In vroeger tijden was herbestemming van gebouwen en hergebruik van materialen de gewoonste zaak van de wereld. We moeten nu het wiel opnieuw uitvinden, zegt Janssen, we zitten in een fundamentele transitieperiode waarin we moeten leren ‘omdenken’.

Rijksbouwmeester Frits van Dongen zei vorig jaar plechtig dat Nederland is uitgebouwd. Hij noemt het tijd voor een grootschalige herbezinning op de inrichting van Nederland. Maar de rijksoverheid, die in Nederland van oudsher sterk sturend is op de ruimtelijke inrichting, legt de verantwoordelijkheid intussen steeds meer bij de lagere overheden. Janssen ziet een belangrijke rol weggelegd voor de provincie, maar meent dat daar eerst nog een besef van urgentie moet ontstaan. Verder moeten er reële prognoses komen over wonen, werken en bedrijvigheid. Pas dan kun je bedenken welke ontwikkelingen je wel of niet toestaat. Je moet als provinciale overheid scherpe keuzes maken. En dat betekent, zeker in krimpregio’s, dat je ook de pijn moet verdelen. Want niet elk dorp hoeft een bedrijventerrein of een dienstencentrum te krijgen. De provincie, die gewend is om vooral te faciliteren, zal dus nog een flinke slag moeten maken om deze nieuwe rol als regisseur met verve te kunnen vervullen, meent Janssen.

Politieke wil

De initiatiefnemers van het Kenniscentrum Herbestemming Noord zitten bij Libau rond de tafel en analyseren de situatie in Noord-Nederland. Hun namen: Dick Bloemhof van Steunpunt monumentenzorg Fryslân, Corrie Boer van Libau Steunpunt Cultureel Erfgoed Groningen en Hermie Rijkens van Libau Steunpunt Cultureel Erfgoed Drenthe. ‘Het ontbreekt gemeenten aan visie en beleid als het gaat om erfgoed herbestemmen’, zegt Bloemhof. Gemeenten hebben vaak geen overzicht van de leegstand in hun gebied; cijfers ontbreken. Pas als burgers zich gaan ergeren aan een rotte kies in hun dorp of stad gaat de gemeente tot actie over.

In Drenthe loopt intussen een pilotproject voor vier krimpgemeenten, vertelt Rijkens. Wethouders en ambtenaren uit verschillende disciplines zitten bij elkaar om de problematiek van leegstand en herbestemming te inventariseren. Het draait vooral om bewustwording en moet uiteindelijk leiden tot een platform waarin gemeenten kennis kunnen uitwisselen. ‘Voor veel gemeenten is dit een heel nieuwe problematiek. Het zou goed zijn om binnen de organisatie één iemand aan te wijzen die zich bezig houdt met vastgoed. Maar dat begint allemaal met politieke wil’, aldus Rijkens.

Twaalf uur

Die politieke wil verschilt sterk per gemeente. De voorbeelden van hoe het wel en niet zou moeten vliegen vervolgens bij Libau over tafel. Niet: de school in Wehe den Hoorn, die te klein werd en waar gekozen is voor nieuwbouw, terwijl vlakbij voor de voormalige rooms-katholieke school een nieuwe bestemming wordt gezocht. Wel: het Entrepotgebouw in de haven van Harlingen, aangekocht door de gemeente. Het pand waar de douane vroeger het vee klaarde, krijgt een nieuwe functie in de haven. Niet: het Wapen van Drenthe in hartje Assen; een dichtgetimmerd monumentaal horecapand waar al jarenlang niks mee gebeurt. Wel: een slachthuis in Sneek waar een restaurant in kwam.

De lijst is lang en voor een aantal panden is het vijf voor twaalf. ‘Maar laat het maar twaalf uur worden’, zegt Boer strijdlustig, dan worden er tenminste knopen doorgehakt. En soms wordt het met een klap twaalf uur. In het aardbevingengebied in Groningen staan verschillende gezichtsbepalende panden die zichtbare en onzichtbare schade hebben opgelopen. Als er een grote aardbeving komt, gaan er panden om. Dus kijkt de monumentenspecialiste door haar oogharen welke gebouwen het gaan redden en welke niet. ‘Je maakt al een schifting.’

Om (aspirant)raadsleden bewust te maken van leegstand en de kansen die herbestemming kan bieden voor de leefbaarheid, schreef het H-team van het Nationaal Programma Herbestemming ze een open brief. ‘Wij denken dat u als fris nieuw raadslid een initiërende rol kunt spelen’, staat er hoopvol. Maar Janssen denkt dat het nog wel tien jaar kan duren voor gemeenten een cultuuromslag hebben gemaakt. Zo gek is dat volgens hem niet, want nieuwbouw levert op korte termijn winst op voor een gemeente, terwijl het bij hergebruik van erfgoed aankomt op een lange adem. Toch is de economische rendabiliteit een van de kansen voor herbestemming van erfgoed. Juist in krimpgebieden kan erfgoed benutten een economische meerwaarde creëren, zo blijkt uit onderzoek. Een plaats of regio kan zich in cultureel en toeristisch opzicht meer onderscheiden met karakteristieke panden dan met bloedeloze doorsneearchitectuur waarvan het niet uitmaakt of die in Meppel of Goes staat.

Collectief

Terwijl overheden bezig zijn met het grote ‘omdenkproces’ staan aan de zijlijn jonge architecten te trappelen om herbestemmingsprojecten aan te pakken. Het thema hergebruik maakt al geruime tijd deel uit van het onderwijsprogramma en steeds meer studenten zijn hierin geïnteresseerd. Dat zeggen Gert ter Haar en Victor Ackerman, respectievelijk directeur en coördinator ontwerponderwijs van de Academie van Bouwkunst in Groningen. Ter Haar: ‘We proberen studenten er vooral van te doordringen dat de gebouwen die we nodig hebben er al staan. Het zijn transformatieopgaven en dat is een heel andere manier van werken dan nieuwbouw. De architect als briljante enkeling maakt plaats voor iemand die gaat samenwerken met verschillende partijen. Het collectief is belangrijk en dat snappen studenten heel goed.’

Het uitgangspunt is ook anders, zegt Ackerman. ‘In plaats van naar behoud van erfgoed moeten we kijken naar gebruik van erfgoed. Wat kunnen we met een gebouw, wat kan het voor de regio betekenen, kunnen we aanhaken bij andere initiatieven die in de regio spelen?’ Ter Haar noemt als voorbeeld strokartonfabriek De Toekomst in Scheemda. Pas nu er eindelijk geld is om het industriële monument te renoveren komt de vraag naar een bestemming op. Student Titus Mars bekijkt het in z’n afstudeerwerk voor de Academie andersom: hoe kunnen we het gebouw gebruiken en hoe moeten we het daarop aanpassen? Dit vraagt een andere houding van de architect, zegt Ackerman, er ligt immers geen kant-en-klare vraag te wachten; je moet die vraag zoeken en daar is samenwerking met andere partijen voor nodig. Uiteindelijk gaat het erom dat het gebouw een nieuw leven krijgt.

‘En dat is eindeloos veel leuker’, zegt Janssen. ‘We hebben onze monumenten altijd uit de maalstroom van de moderniteit gehouden door ze onder een glazen stolp te plaatsen. Maar nu komen er zo veel gebouwen in aanmerking voor behoud dat we voor andere keuzes staan.’ We moeten ons afvragen hoe we het bestaande kunnen benutten in plaats van nieuw te bouwen. Dat betekent een fundamenteel andere houding ten aanzien van erfgoed. Het oude beleid van behoud en conservering zou volgens Janssen moeten gelden voor enkele zeer belangrijke monumenten, zoals het Paleis op de Dam of de hunebedden, want ‘daar moet je met je poten van afblijven’. Maar veel andere oude gebouwen kunnen we aanpassen en verbouwen zodat ze een maatschappelijke functie kunnen blijven vervullen. En ja, sloop behoort ook tot de mogelijkheden. Maar wie gaat bepalen wat er mag blijven en wat er kan verdwijnen en wat zijn eigenlijk de criteria?

Emoties

Alle instanties en deskundigen zijn het erover eens dat burgers in toenemende mate een rol spelen bij die keuzes. De vraag of een pand een officiële status heeft, is daarbij steeds minder van belang. Het gaat om emoties. ‘Kerken bijvoorbeeld’, zegt Dick Bloemhof aan de tafel bij Libau, ‘daar hebben mensen iets mee. Ze zijn er gedoopt en getrouwd en hebben er familie uit begraven. Maar ook een fabriek waar mensen misschien hun leven lang gewerkt hebben. Zo’n gebouw speelt een belangrijke rol in het leven van mensen, het is een onderdeel van hun eigen identiteit en van de identiteit van hun dorp of stad. Daar willen ze wel voor in actie komen.’

‘Maar’, zo vult Rijkens aan, ‘er schuilt ook een gevaar in. Neem de architectuur uit de wederopbouwperiode. Weten we die al voldoende op waarde te schatten? Hebben we daar al een emotie bij? Als we gebouwen uit die tijd te snel slopen krijgen we daar misschien spijt van. Ik hoor ook wel uit economische hoek “Wat moeten we moet die ouwe meuk?”. Maar op cultuurhistorische gronden kun je zeggen dat het belangrijk is die panden te bewaren. We moeten ons niet laten leiden door de waan van de dag. Zet die panden maar in de pauzestand. Maak ze wind- en waterdicht en neem de tijd om een bestemming te vinden.’

Maatschappelijk draagvlak wordt wel steeds belangrijker in de waardering van monumenten, zegt Boer. Kijk maar naar Garsthuizen. De bevolking heeft ervoor gezorgd dat de kerk een archeologisch steunpunt wordt. Ook een tijdelijke invulling van een pand is mogelijk, een nieuwe bestemming hoeft niet definitief te zijn, dat is misschien te lang het streven geweest. Zo is het oude huis van bewaring in Leeuwarden, de Blokhuispoort, nu een bruisend cultureel bolwerk, in afwachting van een definitief besluit. En voor de luchtvaartschool in Eelde, een pand uit de wederopbouwperiode, wordt nu, na tien jaar leegstand, een tijdelijke invulling gezocht.

Software

We moeten de emotionele waarde van gebouwen serieus nemen als criterium voor behoud en herbestemming, meent Janssen. Monumentenzorg heeft altijd gekeken naar de cultuurhistorische en kunsthistorische waarde, ‘beoordeelt de stenen’. Maar nu kijken burgers vooral naar de betekenis van gebouwen. Ze hebben een band met een gebouw omdat ze er een persoonlijk ervaring mee hebben. Die gebouwen worden waardevol door de verhalen van mensen en dat is een ijzersterk gegeven. Die immateriële waarden moeten betrokken worden bij de keuzes die erfgoedinstanties maken. Spoor de verhalen op; ze kunnen ook helpen bij de mogelijkheden voor herbestemming; eerdere functies kunnen aanwijzingen zijn voor een nieuwe functie. We moeten dus van de hardware, de stenen, besluit Janssen, naar de software, de verhalen.

Voor wie geïnspireerd is geraakt: de watertoren staat in Bolsward en kost 369 duizend euro kosten koper. De gereformeerde Mentekerk staat in Schoonebeek. Meer informatie over de kerk via Kenniscentrum Herbetsemming Noord.

www.herbestemmingnoord.nl

www.herbestemming.nu

Mijnheer Groen & Mevrouw Meijer

De Emmense architect Cees Groen (1918) heeft in de naoorlogse periode zo’n tweehonderd scholen in Noord-Nederland gebouwd. Lichte en ruime gebouwen, veelal in een groene omgeving. Kinderen, zo was de opvatting, moeten frisse lucht krijgen, naar buiten kunnen kijken en zowel in groepen als individueel les kunnen krijgen. De paviljoenachtige modulebouw van Groen was de perfecte oplossing voor deze nieuwe pedagogische uitgangspunten. Het Drentse scholentype van Groen werd een succesvol Drents exportproduct.

Maar dit Drents cultuurgoed staat onder druk. Veel van de Groenscholen zijn gesloopt of staan op de nominatie gesloopt te worden. Teruglopende leerlingenaantallen zijn daar debet aan. Bovendien vinden gemeenten of schoolbesturen de scholen te duur in energieverbruik. De panden zijn niet geïsoleerd en de ramen zijn van enkel glas. Ook zien veel mensen de cultuurhistorische en architectonische waarde van de Groenscholen niet.

Hierin hoopt Mevrouw Meijer verandering te brengen. Deze ideële stichting spant zich in voor verbetering van schoolarchitectuur. Samen met de Drentse architectuurhistorica Marieke van der Heide van Libau probeert Mevrouw Meijer de waardering voor de Cees Groenscholen te vergroten. Hergebruik of vernieuwing van de schoolgebouwen staat daarbij voorop. Met de juiste aanpassingen kunnen de gebouwen weer up-to-date worden gemaakt en geschikt voor onderwijs of andere doeleinden. Zo blijven deze gezichtsbepalende gebouwen behouden.