Geachte aanwezigen,

We zijn inmiddels aangekomen bij het laatste onderdeel van onze rondgang door het over enkele ogenblikken officieel geopende Nationaal Aardbevingenmuseum, hier op de plaats waar minder dan een mensenleven geleden het dorp Huizinge was gevestigd.

U hebt het afgelopen uur kunnen rondwandelen door ons museum, opgebouwd uit stenen afkomstig van gesloopte huizen uit alle Opgeheven Plaatsen.

U hebt kunnen terugkijken naar de opnames uit de tijd van het Grote Oproer. De tijd waarin vrouwenstemmen krijsten en volwassen mannen in tranen konden uitbarsten ten overstaan van televisiecamera of gezagsdrager. Waarin werd gedemonstreerd en gevloekt en met gebalde vuisten werd geslagen op de ramen van het gemeentehuis van Loppersum.

Voorheen Loppersum. Net als Huizinge, Siddeburen, Schildwolde en vele andere Opgeheven Plaatsen. Enkel nog een naam op oude kaarten. Enkel nog herinnering.

We hebben u laten zien wat er verscholen gaat achter de woorden ‘een kuub gas’. We hebben ‘kuub’ vermenigvuldigd met miljoenen en met jaren om u een idee te geven van het gat dat de gaswinning hier onder de bodem heeft geslagen. U hebt op de trilplaat kunnen staan om aan den lijve te ondervinden hoe het voelt, een beving van 0,8, van 1,2, van 2,4, van 3,6, van 4,7 op de Schaal van Richter.

U hebt een haarscheur een scheur zien worden, een scheur een kier, een kier een gat.

U hebt gevels en muren en daken gestut zien worden van huizen en schuren en kerken.

U hebt gezien in de zalen beneden hoe het eraan toeging in de maanden van de gedwongen ontruimingen en dagen van de sloop erna. U hebt virtueel kunnen wandelen door de verdwenen dorpen.

U hebt zich kunnen buigen over de kaart van het oude Groningen en die van het nieuwe, met ingeklemd tussen Westweg en Oostweg het Nationaal Park met zijn nieuwe natuur van bos en moeras, van eland en bever. Het park waarvan ook dit museum deel uitmaakt.

Maar nu, eindelijk, staat u voor de ingang van de laatste zaal – de zaal die onderdak biedt aan het Nationaal Aardbevingenmonument.

De ruimte die u over enkele minuten betreedt is, op een enkel spotje na, in duisternis gehuld. Inderdaad, zoiets is niet gebruikelijk voor een museumzaal. En zeker niet voor een zaal met een Nationaal Monument. Laat mij het u uitleggen.

Stelt u zich voor: het is nacht. Op de achtergrond het ruisen van bomen in de wind, de roep van een uil, in de verte het geluid van een auto, dichterbij het kraken van een bed, het tikken van een wekker, een half woord in de slaap gesproken. Snurken wellicht, een huilend kind, het gescharrel van een hond.

Het zijn gewone geluiden die u straks kunt horen. Kúnt horen, want de geluidsfragmenten wisselen in een volgorde die door het toeval wordt bepaald. Zoals ook het trillen van de vloer van déze zaal niet vooraf valt te voorspellen.

Het enige object in de zaal, ons Nationaal Monument, is geïnspireerd op een zinsnede uit een artikel dat journaliste Ana van Es in het voorjaar van 2014 schreef.

Het is maar een terloops regeltje in een krant die toen de Volkskrant heette. Een replica ervan ligt beneden in de leeszaal. Wellicht hebt u ’m doorgebladerd.

Het is een regeltje zonder getal of omvang, het zijn woorden zonder rumoer. Ze beschrijven een voorzorgsmaatregel uit de tijd die de aanloop vormde tot de Grote Beving: ‘Kinderen slapen met de deur op een kier want anders raakt die mogelijke klem.’

Die deur, dames en heren, een gewone alledaagse deur, vormt vanaf vandaag het Nationaal Aardbevingenmonument.

Bij deze verklaar ik het museum voor geopend.