Het Ballooërveld heeft een make-over ondergaan. En het is prachtig!

Leegte en stilte zijn teruggekeerd en tegenwoordig is dat een aanprijzing. In de Middeleeuwen was het Ballooërveld ook kaal en leeg, maar toen was dat de handtekening van de te grote hebzucht van de mens (overexploitatie!). Er wilde nauwelijks meer iets groeien, het land was schraal en het zand stoof in het rond. In de ruige delen schuilden wolven die de jonge lammeren beslopen en in de dorpen de kippen roofden. En dan hebben we het maar niet over bandieten. Het Ballooërveld was toen niet bepaald een prettig gebied om te vertoeven.

In de IJzertijd, een paar eeuwen voor de jaartelling, was het beeld totaal anders. Toen was het Ballooërveld een druk gebied – bijna een soort Randstad. Een forse verkeersroute dwars over het veld verbond Noord-Nederland met het Zuiden van het land en van Europa. Grafheuvels langs de route fungeerden als het ware als ANWB-borden: ‘hier langs’. Met het kwelwater opborrelend ijzeroer bleek een bron van welvaart en vooruitgang te zijn. Een vaatje waaruit menigeen graag tapte.

Bananenbosje

Het landschap is de spiegel van de samenleving. Elke tijd heeft zijn eigen kleur: na het rode ‘goud’ van de IJzertijd en de overexploitatie van de Middeleeuwen is de grote stille heide nu een plek van onthouding. Een gebied waar je leegte kunt ervaren, waar het stil is. De tegenpool van de stadse welvaart – een oord om tot jezelf te komen. We mogen nu verdwalen in de hoge heidestruiken. Waarop kun je je dan nog oriënteren? Gelukkig zien we de kerktoren van Rolde, die niet langer aan het zicht onttrokken is door hoge dennen. Hij is voor ons ongeoefende oog in de verte beter te onderscheiden dan de grafheuvels.

Soms is een gebruiksperiode van het landschap heel kort. De militairen die er na de Tweede Wereldoorlog moesten oefenen pootten rond 1960 een paar bosstroken willekeurig in het veld. Dat grillige decor hadden ze nodig om levensecht te kunnen oefenen. Onverhoedse aanvallen bijvoorbeeld. Dat ze hun bananenbosje (een strook bos in de vorm van een banaan) pootten dwars over de sporen waar de middeleeuwers langs trokken, wisten ze waarschijnlijk niet en in elk geval boeide het hen niet. Amper een halve eeuw later vonden de landschapsarchitecten dat dit defensiedecor een ‘ruimtelijk conflict’ vormt in relatie tot de karresporen uit het verdere verleden.

Sublieme ervaring

Dus de defensiebosjes legden het loodje – al mag een enkele blijven staan als ‘teken van de tijd’. Ook de tankgracht die in rechte hoeken over het veld zigzagt, heeft genade gekregen. Eerst waren de diepe goten in ongenade gevallen bij de natuurbeschermers. Ze ontwateren het gebied sterk. En de begroeiing heeft al zo te leiden onder de door de afwatering voor de moderne landbouwbedrijven veroorzaakte verdroging. Maar daar is iets op gevonden: de tankgracht kreeg een stalen damwand waardoor de waterhuishouding niet meer zo wordt verstoord. En zo kunnen we tussen de paarse heide een recent relict uit ons vroegere leven blijven ontmoeten: de val die tanks in de Tweede Wereldoorlog moest ‘vangen’. De tankgracht loopt als een litteken over het Ballooërveld – en zo mag het voorlopig blijven.

‘Ik ben een romanticus, ik zoek sublieme ervaringen’, bekent Berno Strootman. De landschapsarchitect maakte in 2010 in opdracht van Staatsbosbeheer mede het Herinrichtingsplan voor het Ballooërveld. Hij kijkt tevreden rond op het veld waar zijn opdrachtgever  de herinrichting net heeft afgerond. ‘We hebben het hier weer desolaat gemaakt. Hier voel je de leegte, de verlatenheid.’ Onze tijd is druk en vol. Overal zijn impulsen: geluiden, auto’s, gebouwen en mensen. En daarom heeft Staatsbosbeheer ervoor gekozen het Ballooërveld te koesteren als grote stille heide. Een plaats om te voelen hoe het is als er ruimte om je heen is. Lege ruimte. Nergens een terras, geen flat aan de horizon, geen megastal of hoogspanningskabel. Niets. Het Bananenbosje is omgezaagd; de karresporen uit de Middeleeuwen die eronder lagen zijn weer zichtbaar gemaakt. Het Ballooërveld is ‘geopend’. Wie er ronddwaalt ziet verre einders – en een enkele kerktoren.

Moderne herders

De leegte overheerst hier niet altijd. Strootman: ‘Natuurlijk moet je niet voor de leegte komen op een zonnige zondag als de heide bloeit.’ Want als de heide uitbundig paars staat te bloeien, viert het Ballooërveld feest. Dan zijn de paden druk, staan de toegangspoorten (zoals de parkeerplaatsen tegenwoordig heten) vol auto’s, slingert over de fietspaden een sliert mensen (al dan niet geëlektrificeerd). Op zulke momenten is dit VVV-heide, een succesnummer. En heus niet alleen vanwege de paarse pracht. Want wie van de fiets stapt, wandelt in no-time een veld met dotterbloemen in. En wat zien we daar? Jawel, schapen in de heide.

De nieuwe schaapskooi (de oude brandde af) is modern maar refereert aan de bouwstijl uit een ver verleden. Dezelfde dubbelheid zit in de gescheperde schaapskudde. Je merkt dat deze herders (Albert Koopman en Marianne Duinkerken) 21e-eeuwse ondernemers zijn (website, excursies, mobiele telefoon) – maar toch zijn zij anders want zij zien af van kunstmatige landbouwhulpmiddelen. Bewust koesteren deze moderne herders oude praktijken – bijna als in een toneelstuk. Maar dit is wel echt, want zonder de schapen zou het Ballooërveld in enkele decennia veranderen in een bos.

Neanderthalers

Op het Ballooërveld hebben de natuurkrachten de ruimte gekregen. De regen kan er ongenadig striemen, de wind grijpt je bij de kladden en de zon kan meedogenloos branden. Maar bega niet de fout te denken dat het Ballooërveld wildernis is, want dat is regelrechte flauwekul. De mens voert hier de regie. Al duizenden jaren lang.

Toen de Neanderthalers hier 35.000-8.800 voor Christus hun oog op lieten vallen, was het overal groen. Op de flanken van de beekdalen hadden de mensen water bij de hand, op het plateau een lommerrijk Atlantisch bos vol wild. Zodra de wildstand terugviel, trokken ze verder. De Neanderthalers oogstten wat moeder natuur voor hen op tafel had gezet.

Maar dat is allang niet meer zo. De Trechterbeker-mensen kapten stukken bos om akkertjes aan te leggen en gingen vee houden. Was de grond uitgeput, dan legden ze nieuwe stukken bos plat. In de Brons- en IJzertijd (tot de jaartelling) ging die intensivering verder. Het gesloten boslandschap veranderde in een opener, parkachtige omgeving. De bevolking groeide maar het bos recupereerde niet zo snel meer en kon de aantastingen door de mens niet bijhouden.

Vijandige vlaktes

Waar begint gebruik van de bodem over te gaan in roofbouw? In onze tijd komt mest uit een fabriek en kun je aan een stuk vlees nauwelijks meer zien van wat voor industrieel gefokt dier het komt. Dan is het toch echt raar je te realiseren dat eeuwen geleden boeren met amper hulpmiddelen tot hun beschikking het land al te intensief gebruikten. Toch haalde de mens vaak meer van het land dan de natuur kon herstellen. Door plaggenlandbouw in de Middeleeuwen verdween op sommige plaatsen nagenoeg alle begroeiing en ontstonden kale schrale gebieden met stuivend zand. De vijandige vlaktes uit het begin van dit verhaal.

Hier en daar bevindt het Ballooërveld zich in het eindstadium van overexploitatie – stuivende vlakten met kaal zand. Merendeels is het veld nu begroeid met heide, een overgangslandschap van zand naar bos. Beide landschappen, zand en heide, zijn een gevolg van intensief gebruik door de mens.

Heerlijke lamsham

Eeuwenlang bleef de heide hier heide omdat er schaapskuddes graasden en de mensen er plaggen oogstten voor in de stal. Maar daarmee zijn we een halve eeuw geleden gestopt. Dus is deze heide nu op weg om weer bos te worden. Ecoloog Jan Bakker schrijft in het voorwoord van het inrichtingsplan van het Ballooërveld: ‘Als je de natuur hier haar gang laat gaan, kun je over enkele tientallen jaren door een bos lopen.’ Zo snel gaat dat!

Heide is een cultuurlandschap. Het blijft alleen maar heide als mens en vee er hard in werken. Een paar eeuwen ging dat vanzelf omdat de hei paste in het landbouwsysteem van de bewoners, maar die tijd is voorbij. De Drentse heideschapen die nu over de heide struinen, werken in dienst van de natuur. De dieren moeten zorgen dat pijpenstrootjes niet de overhand krijgen op de hei. Natuurlijk is het ook leuk voor het publiek zo’n schaapskudde:  de hond die heen en weer rent op het veld om alle schapen bij elkaar te houden, lammetjes die in de schaapskooi staan te mekkeren en zich laten aaien en de heerlijke lamsham die de herderin per ons te koop aanbiedt – want ook zij moet eten. Het Ballooërveld anno 2014 is dus ook een toeristische attractie, al gaat dat niet gepaard met rijen voor de kassa, energievretende installaties en lawaai producerende luidsprekers.

Verscheidenheid

Naast een recreatie- en stiltegebied is de Ballooerheide ook een reservaat waar we natuurwaarden koesteren die elders zijn overlopen door onze moderne levensstijl. Omdat het veld ligt ingeklemd tussen het Rolderdiep aan de oostkant en het Loonerdiep aan de westzijde zijn er zowel een hoog en droog deel midden op (zand) als nattere zones bij de beekdalen. En dat levert een behoorlijke verscheidenheid aan natuurtypes op die Staatsbosbeheer, de  beheerder, graag in stand houdt. Daarbij schakelt het schapen in – en soms ook mensen. Het Boerzand, een stukje stuifzand, is expres ‘open gemaakt’ zodat het zand er tijdens een storm kan opwaaien. Het fietspad maakt een bocht en verlokt mensen om even af te stappen: met hun voetstappen helpen ze voorkomen dat het zand dichtgroeit; ronddenderende kinderen en over elkaar buitelende honden doen hier goed werk voor de natuur.

In sommige delen van het veld wil de natuurbeheerder liever geen mensen zien, om de schaarse plantensoorten kans van overleven te gunnen. Maar zoals het natuurbeheerders in het post-Bleker-tijdperk betaamt, staan er geen hekken om kwetsbare stukken, maar worden bezoekers verleid naar gebiedsdelen te trekken waar hun voetstappen en klokhuizen geen kwaad kunnen. Echte doorzetters kunnen wadend door zompige zones echter heel goed genieten van de liggende vleugeltjesbloem of klokjesgentianen.

Dit artikel is mede gebaseerd op het Inrichtings- en beheerplan Ballooërveld, waarin opgenomen de landschapsbiografie van dit gebied door Jeroen Zomer, Theo Spek en Hans Elerie.