Veldonderzoek op microniveau. Grafisch ontwerper Peter de Kan vraagt zich af hoe een kleine gemeenschap omgaat met de bevingen en reist af naar ’t Zandt. Onvoorbereid, open voor alles en iedereen.

Het idee is het volgende: ik heb geen idee. Ik ga naar ’t Zandt om daar twee mannen te ontmoeten. Ik heb geen afspraak met hen en weet niet waar ze wonen in het dorp. Ik ben niet voorbereid en dat dan weer heel goed. Ik heb niet gegoogled, ben niet naar de bieb geweest. Ik wil voorkomen dat ik alles al weet en mijn verhaal alleen nog maar even bij die mannen kom verifiëren. Ik wil openstaan voor wat er komt. Daarom ga ik op 14 oktober, met trein en vouwfiets, eerst maar eens kijken in dat dorp. Onderweg, als voetnoten, springen woorden m’n ooghoek in: staalconstructies, verbouw, schadeherstel. Al schreeuwt niemand het hier van de daken, een oplettende voorbijganger ziet genoeg. Dan: ’t Zandt, met dee-tee als in de zin: ’t zandt hier te midden van vette klei.

Hier is niets te zien behalve dat de pastorie leeg achter hekken staat – het schijnt dat de NAM haar heeft gekocht. Een eindje verderop werken mannen aan een nieuw, houten schuurtje. Een hoofdstraat en haaks daarop nog een, ’t Zandt is een bewoonde T-splitsing met hier en daar een zijstraatje. De voorname huizen staan in de buurt van de kerk, even verderop zie ik het dorpshuis.

Ik loop nu een uur rond in dit dorp – het is netjes, stil, een vrouw laat haar hond uit, twee vrouwen komen voorbij op een paard-en-wagen. Dan ruik ik iets, ja wat? Even verderop beslaat een smid een paard, niet in wat ik aanzag voor een smederij, nee, gewoon in een schuur. De smid komt langs, heeft de smederij bij zich achter in de auto. Naast hem een zinken emmer met op de rand een hoefijzer.

Terug naar de fiets kom ik langs de dorpswinkel. Arene Smit lapt er de ramen. Ik raak met haar en man Ben aan de praat. Even later drink ik koffie en gaat het over de branden – zeven jaar geleden en het speelt nóg! – en ook over de bevingen. ‘“Dat komt niet van een trillinkje”, zei de taxateur. “Terwijl ik het gevoel had dat ons bed een meter op en neer ging, hè. Dan kom je daarna beneden en ben je verbaasd dat alles er nog net zo staat!”’

Om twaalf uur sta ik weer buiten, adres en telefoonnummer van Dennis Vijver, de voorzitter van Dorpsbelangen op zak. Beet!

17 oktober 2014

Als ik een foto van een huis of een erf maak, hóór ik de bewoners met elkaar praten, door de muren heen. Niet dat die zo dun zijn, maar het is buiten zó stil, zó stil.

20 oktober 2014

De twee mannen die ik zocht worden twee mannen en een vrouw. In het dorpshuis praat ik met met Dennis Vijver, Arie Bralds (beheerder Dorpshuis) en Lisette Stuut

(opbouwwerker Stichting Welzijn en Dienstverlening). Er is koffie en gebak.

Even voorstellen: ‘Peter de Kan, grafisch ontwerper.  Ik kom uit Hoogezand, ben gaan studeren in de stad. In Hoogezand heb ik niet zoveel meer te zoeken, heb het zien veranderen van een hartstikke mooi dorp in een dorp waar het kanaal is gedempt, bomen zijn gekapt en je het stadshart niet kunt vinden.

Nu ontdek ik de provincie weer: opdrachten brachten me in Usquert en Uithuizermeeden. Als ik een vrij moment heb, stap ik op de trein om in een van die dorpen rond te gaan lopen. Dan zie ik dat bijna alle winkels weg zijn en dat je dan van die panden hebt met vitrage voor de winkelruiten…’

Stuut: ‘Van die dichte ogen…’

‘Ja, precies, maar ik hoop ook te ontdekken wat de boel aan de gang houdt. Ik wil op zoek gaan naar mensen die er nog wel een gat in zien. Ik heb net voor een Amerikaanse kunstenaar een boek gemaakt over tien jaar van zijn werk – ik had dat boek moeten meenemen, dan hadden we het doorgebladerd en had je gezegd: ik zie helemaal geen kunst! Je ziet alleen maar boerenbedrijven en platteland. Die jongen is zelf boerenzoon en hij doet niets anders dan op verzoek ergens op het platteland verblijven met als invalshoek: wat is hier nodig? Dan bedenkt hij bijvoorbeeld dat er een fietsenreparatiewerkplaats nodig is voor de plaatselijke jeugd. Hij bedenkt iets om weer verband te maken, te verbinden. Als alle fysieke schade in het bevingsgebied gerepareerd is komt er hopelijk ruimte voor deze aanpak en dit soort kunstenaars.’

Bralds: ‘Dit is wel iets van lange adem…’

‘Zeker! Ik ga nu steeds vaker het gebied in en doe contacten op. Nu zitten we hier. Ik weet nu al dat het na vandaag zeker nog niet klaar is, dat ik nog vaker kom.’

Vuur

Ik wil zo over de aardbevingen praten, maar ik wil met iets anders begínnen. Zeven jaar geleden is hier een pyromaan actief geweest. Hoe hebben jullie dat ervaren?

Vijver: ‘Je voelt je natuurlijk niet veilig. Vooral op kinderen hadden die branden veel invloed. Als volwassene kun je het wel aardig relativeren en ik heb ook nooit de angst gehad dat het bij mij ook daadwerkelijk zou gebeuren. Totdat de hond van de buurman op een nacht aansloeg en die van de andere buurman ook. We keken ’s ochtends bij mij achter: liep er een voetspoor door de tuin… Vanaf dat moment hebben wij gepatrouilleerd, bij toerbeurt, zodat er ’s nachts altijd iemand wakker was. En ja, de impact van alle politie, het leger dat rondom het dorp bivakkeerde met tanks en nachtkijkers, noem maar op. Militairen in de slootwallen en nog kon die gast zijn gram halen door weer een fikkie te stoken… Ja, dat heeft heel veel invloed gehad, ook op het dorp zelf.’

Ik kan mij voorstellen dat je elkaar gaat wantrouwen. Het kon toch iemand uit het dorp zelf zijn?

Vijver: ‘Dat wantrouwen was er natuurlijk. De politie heeft iedereen hier in het dorp geïnterviewd en er zullen geheid een aantal namen genoemd zijn – nou, goed, daar hebben ze dan één van opgepakt, terwijl ik denk dat het er meer waren.’

Een jongen uit het dorp?

Vijver: ‘Ja, de krantenjongen, die wist precies van hoe en wat en die gaf ook nog gewoon een interview bij RTV Noord over hoe verschrikkelijk hij het vond…’

Bralds: ‘En als ze hem te pakken zouden krijgen…’

Vijver: ‘Precies, als ze hem te pakken zouden krijgen, wat ze dan zouden doen … Dát deed het met het dorp, dat iedereen in de greep kwam van de angst. Ik moet zeggen dat onze burgervader – want dat is hij en zo noemen we hem ook – Albert Rodenboog dat goed opgepakt heeft. Dat vindt trouwens iedereen in het dorp. Hij was betrokken en stond ook echt voor ’t Zandt.’

Hoe is het dorp daar weer uitgekomen?

Vijver: ‘Zoiets moet slijten. Je kunt lang in zo’n negatieve spiraal blijven hangen, maar toen ik in Dorpsbelangen stapte was mijn idee: daar moeten we vanaf! Af van dat negatieve imago, af van die ellende van die branden. We moeten positief verder. Ik heb altijd dat beeld voor me van zo’n Frans bloemendorpje, ik wil zorgen dat ’t Zandt ook zoiets wordt. Je kunt moeilijk gaan doen over alle voorzieningen die wegvallen, maar we zijn nog steeds een dorpsgemeenschap en we moeten hier met elkaar weer een positieve draai aan geven.

‘We hebben hier in het dorpshuis keukentafelgesprekken gehouden met de bewoners. We hebben geïnventariseerd: waar liggen de vragen? Waar liggen de wensen? En de antwoorden hebben we samengevoegd in een dorpsvisie. We hebben veel tijd en energie gestoken in het contact met de gemeenteraad. Eén keer per jaar hebben we een gesprek met de burgemeester, wethouders, politie om in de raad alle neuzen dezelfde, de goede, kant op te krijgen. Ik moet zeggen dat de burgemeester ook hier weer een belangrijke rol heeft gespeeld. Het lukte omdat iedereen zag: hé, ’t Zandt wil!’

Eenheid smeden met concreet resultaat

Vijver: ‘De bewoners wilden bijvoorbeeld graag een nieuwe speeltuin. Die is er inmiddels, een mooie. Daar heeft de gemeente ook een groot aandeel in gehad. Nu werken we aan een muziektempel achter het voormalige gemeentehuis. Daar was vroeger het hart van het dorp, daar stond een muziekkoepel, daar gebeurde van alles. Nu is dat terrein verpauperd, er staat alleen nog een plateau, dat willen we in ere herstellen en daar dan ook activiteiten ontplooien. Ook willen we een educatieve ontdekkingstuin aanleggen, op de plek van de oude speeltuin – want je moet wel wat teruggeven, hè.

‘Ook zetten we in op de pr van het dorp. Studenten van de Hanzehogeschool hebben een prachtige promofilm gemaakt. Die gebruik ik in presentaties.’

Bij de buurdorpen?

Vijver: ‘Bijvoorbeeld bij de VVD, de drie noordelijke provincies, allerlei instellingen: twee weken geleden ben ik met oud-wethouder Olga Hartman naar Utrecht geweest om daar op uitnodiging van Binnenlandse Zaken een presentatie te geven. Wat lokaal begon breidt zich steeds meer uit. Cruciaal is dat we een enthousiast team hebben, in je eentje ga je het gewoon niet redden!’

U wilt dat mensen trots zijn op hun dorp?

Vijver: ‘Ja.’

Stuut: ‘Dat je je prettig en veilig kunt voelen in de omgeving waar je op dat moment bent…’

Bralds: ‘Een stukje trots helpt daar wel bij, hoor!’

Stuut: ‘Ik denk dat mensen hier ook trots zijn op de manier waarop ze na dat hele brandenverhaal er toch weer voor zijn gegaan…’

Vijver: ‘Daar mogen mensen ook trots op zijn! We zijn ook een dorp waar je trots op mag zijn! Kom op, zeg. Zo is het.’

Vijf punt zoveel

Jullie helpen met elkaar dat dorp er weer bovenop, er ontstaat weer samenhang. En dan beginnen de bevingen. Wat doet dat dan met je persoonlijk?

Vijver: ‘Het is natuurlijk angstig. Ik heb een huis uit 1900 en je kunt erop wachten dat we straks een beving krijgen in de orde van grootte van vijf punt zoveel. Wat gaat dat met mijn huis doen? En wat als het ’s nachts gebeurt en mijn zoontje en ik slapen? Ik heb twee bouwkundig ingenieurs bij mijn huis gehad om te laten checken: trekt mijn huis dat? Want dat is angstig, ik heb behoorlijk wat schade, je hebt het zelf gezien. Goed, het is dweilen met de kraan open want je herstelt het en na de volgende beving zit het er knetterhard weer in. Dat is frustrerend. Je bent er steeds op gespitst, blijft altijd alert. Gaat er een zware vrachtwagen door de straat dan denk je: wat is dit? Hetzelfde als toen met die branden, alleen kun je nu niet zorgen dat het ophoudt.’

Bralds: ‘Als je een pyromaan pakt, is het probleem in principe voorbij – je huis is nog gewoon te verkopen. Nu slaat er angst toe: ik kan hier niet meer weg! Ik kan mijn huis niet meer uit. Het drama is nu veel groter.’

Vijver: ‘Je huis is onverkoopbaar en in waarde gedaald. Of Kamp het daar nu mee eens is of niet: er wil geen kip meer in dit aardbevingsgebied gaan wonen. Zo simpel is het.’

Denkt u dat hier niemand meer wil komen wonen?

Vijver: ‘Jongen, als hier een beving komt van vijf komma zoveel, dan stort er veel in, hè? Dan is het hek van de dam hoor! Dan worden de mensen hier gek, dat kan ik je nu wel zeggen.’

Stuut: ‘Het enige wat je als dorp kunt doen is niet zozeer die woningen herstellen, dat moet gewoon gebeuren, maar ervoor zorgen dat je met elkaar het gemeenschapsgevoel stimuleert, vergroot, dat je elkaar goed blijft vasthouden. Het gesprek gaande houden, het dorp leefbaar houden. Op dit vlak vervult ’t Zandt een voorbeeldfunctie. Ik denk dat wel meer dorpen bezig zijn om een gemeenschap te blijven, maar er zijn er ook die veel minder actief zijn – ik hoop niet dat dat straks verliezers zijn.’

Als je niet oppast wordt iedereen op zichzelf teruggeworpen, graaft een ieder zich in in de strijd met de NAM en de taxateurs en spreek je elkaar niet meer omdat je weet dat de buurman er ook helemaal klaar mee is – je moet draagvlak blijven maken, sociaal draagvlak…

Bralds: ‘Daarom is het toch goed dat de stad Groningen erbij gekomen is.’

Vijver: ‘Nu wordt het ineens serieus.’

Stuut: ‘Andere gemeenten, zoals Slochteren en Hoogezand-Sappemeer, hebben nu ook aangegeven bij minister Kamp en de NAM dat ze aangesloten willen worden bij het aardbevingsgebied, dat ze ook die “status” willen. In Slochteren zijn bevingen geweest, in Kolham ook.’

Vijver: ‘We moeten als Groningers een vuist maken, we zijn nuchter en daardoor laks…’

Stuut: ‘Weet je waarom Groningers ook zo zijn? Omdat van oudsher een dorp niet dichtbevolkt is – dat vraagt van de bewoners een hoge mate van zelfredzaamheid. Al die jaren dacht je, als er wat met je huis was: ik los het zelf wel op. Mijn ouders, schoonouders, opa en oma: zelfredzaamheid!’

Meebewegen

Hoe ziet u nu het vervolg voor Dorpsbelangen?

Vijver: ‘Wij moeten door met waar we mee bezig zijn en ons niet laten afleiden door al die andere zaken – het gevecht met die grootmacht ga je niet winnen, ja, dat kan wel, maar dan door een vuist te maken als Groningers samen.’

Hoe houd je, ondanks de bevingen, het positieve spoor in het dorp vast?

Vijver: ‘De schade die we lijden moet domweg gecompenseerd worden. Als dat goed geregeld is kun je loslaten en verder gaan met waar we nu mee bezig zijn, en dat is nog meer positief draagvlak creëren binnen het dorp om verdere stappen te kunnen zetten. We focussen ons nu ook op de omliggende dorpen om zo een groter gebied te gaan bestrijken en die positiviteit ook uit te stralen naar het gebied waar je woont. Dat het fijn is hier op het Hogeland te wonen, dat je trots mag zijn op je eigen dorp, op de bewoners, op de provincie. Ik denk dat dát de insteek moet zijn.’

28 oktober 2014

Op weg om de speelplaats te fotograferen met het gesprek weer in mijn hoofd. Je kunt het niet níet over de bevingen hebben, dat moet ook de weergave van dat gesprek duidelijk maken. Waar ik eerst als werktitel voor dit stuk ‘Slecht gezocht’ gebruikte(naar Rutger Kopland) werd dat onderweg ‘Verhaal halen’. Maar het dekt de lading niet. Nu weet ik wat het moet zijn: ‘Meebewegen’.

Van het station in Loppersum fiets ik door Zeerijp naar ’t Zandt. Die stilte, die geur, het licht is prachtig, p r a c h t i g, het maakt me vrolijk. Maar ik heb nog niets meegemaakt: ik weet niet waarover ik het heb.

(wordt vervolgd)

De dorpsvisie ‘’t Zandt geen los zand… maar een vitaal en toekomstgericht dorp’ is verkrijgbaar in het dorpshuis aan de Hoofdstraat 111, bij beheerder Arie Bralds (0596-581481). De film Buitengewoon ’t Zandt is verkrijgbaar bij Warenhuis Ben en Arene aan de Hoofdstraat 35.