In de serie 'Wie maakt Noord-Nederland?' ijverige Noorderlingen aan het woord over hun successen en ambities. Deze keer architect-onderzoeker Annet Ritsema.

Naam: Annet Ritsema (Middelbert, 1968).

Functie: Architect/onderzoeker en oprichter van Bureau Ritsema – architectuur & stedenbouw, lid Commissie ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie Drenthe, gastdocent Academie van Bouwkunst Groningen, extern stedenbouwkundig ontwerper gemeente Zwolle.

Opleiding: Bouwkunde TU Delft, architectuur met als specialisatie Urban Design.

Goed geslaagd in Noord-Nederland: De transformatie van de voormalige dwangkolonie Veenhuizen (en bierbrouwerij Maallust!), het Molukse kerkje in Appingedam, het ABN AMRO-kantoor aan de Grote Markt in Groningen en de transformatie van het Grand Theatre op de Grote markt in Groningen.

Ik zou graag aan de slag willen met: Onze pas opgerichte Schetsploeg om samen met alle betrokkenen een toekomstbestendig perspectief voor het bevingsgebied te maken.

Waar heeft Annet Ritsema Noord-Nederland gemaakt?
– Krimpdorpen als Ulrum (Toekomstvisies DEEL&Ulrum) en drie dorpen in de gemeente Emmen (Nieuwe Veenkoloniale Verbanden), samen met bewoners.
– Stad Groningen: herstructurering van naoorlogse wijken, onder andere Paddepoel (ook  energieneutraal maken in het kader van de Stroomversnelling), de Wijert en Vinkhuizen.
– Gemeente Tynaarlo: gebouwen en gebieden energieneutraal maken (Energie van om de hoek). 
– Lauwerzijl en Middelbert: boerderijen verbouwen.

Inspiratiebronnen

‘De relatie tussen het ruimtelijke en het menselijke inspireert me als architect. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar dat was heel anders toen ik in de jaren negentig werkte. Die tijd werd gedomineerd door het topdowndenken. Ik werkte toen bij DeZwarteHond en hield me bezig met woningbouw in de vinexwijk Leidsche Rijn. Ik had er weinig mee. Een wijk zonder context. Ik zat niet met bewoners aan tafel, maar met projectontwikkelaars. Die tijd paste niet bij mij. De tijd waarin we nu leven, waarin veel meer samen wordt gedaan, past veel beter bij mij.’

Togliatti

‘Na mijn studie heb ik door de voormalige Sovjetrepublieken gereisd. In Asjchabad in Turkmenistan werd ik getroffen door het Oost-Duitse karakter van de stad. Heel veel dezelfde prefab betonnen  flats. Een pragmatische manier van stedenbouw: zo veel mogelijk flats in zo kort mogelijke tijd. Hetzelfde type flat werd zowel tegen de poolgrens als in de woestijn in het zuiden gebouwd.’ 

‘Toen ik mijn inspiratie kwijtraakte voor Leidsche Rijn dacht ik: ik word documentairefilmer. Ik volgde cursussen en vertrok vervolgens met mijn vriendin, architect Paulien Bremmer, naar Rusland. Daar hebben we samen een film gemaakt in Togliatti, in Rusland, bekend om de Lada-fabriek. Deze nieuwe stad, genoemd naar een Italiaanse communist, ligt aan de Wolga achter een grote dam. Het oude stadje ligt op de bodem van het stuwmeer. Vreemd genoeg was de nieuwe stad niet aan de rivier gebouwd. Er zat een grote strook land tussen, een gemiste kans in onze ogen. Paulien en ik wilden een tweeluik maken. Het eerste deel Living Lada over hoe mensen wonen in Togliatti en een tweede deel Loving Volga over de zone tussen de stad en de rivier. Maar het bleek dat onze waarneming niet overeenkwam met hoe de bewoners hun stad beleefden. Zij ervoeren de strook tussen stad en rivier niet als een gemiste kans, mensen hadden er zelf iets van gemaakt: moestuinen, of een kogelstootveld. De stad bleek ook anders te zijn dan we dachten. Naast de formele stad, met al die betonnen flats en brede straten, bleek er iets te bestaan als een informele stad. Want hoe je het ook plant, mensen geven er toch hun eigen draai aan. Een meisje zei tegen ons dat ze Togliatti de mooiste stad van de wereld vond en dat ze er nooit weg wilde. Dat was een eyeopener. De plek waar je woont, is je identiteit.’

‘Na de filmreis ging ik weer terug naar de architectuur. Het filmen heeft het vak wel voor me veranderd. Ik heb geleerd dat het belangrijk is om te graven naar de ziel van een plek. En dat een ingreep altijd een schakel is tussen het heden en het verleden.’

Gebroeders Teenstra

‘Een paar jaar geleden raakte ik met Jochem (Koster, partner en collega-architect. red.), betrokken bij Ruigewind, een boerderij in Lauwerzijl. Onze opdrachtgever wilde daar een proefbedrijf voor kleinschalige windenergie beginnen. Bij de boerderij zouden kleine windmolens komen te staan, testmodellen. Het voorhuis van de boerderij moest een energieneutrale woning worden. En dat alles in harmonie met het landschap. We begonnen met een onderzoek naar de plek.’ 

Ze laat een oude kaart zien. ‘Kijk, de gebroeders Teenstra hebben het gebied Ruigezand aan het eind van de achttiende eeuw ingepolderd. Het waren proefpolders en de broers wilden er modelboerderijen bouwen. Het was een particulier initiatief, wat we nu een burgerinitiatief zouden noemen. Dit klopte natuurlijk perfect bij onze opdrachtgever. Pionieren in de polder. Vervolgens werd het landschap leidend in het ontwerp. Met name de zichtlijnen, naar Zoutkamp en het Reitdiep waren belangrijk voor ons. De ramen zijn op die zichtlijnen geplaatst. We vonden het belangrijk dat de materialen uit Groningen kwamen. We hebben stenen van de steenfabriek Strating in Oude Pekela gebruikt, de laatste steenfabriek in de provincie. We kozen een steen die iets oranjer is dan de traditionele Groninger steen maar mooi contrasteert met het groene land Ruigezand.’

De tussenmaat

‘Voor mijn bureau zet ik zelf onderzoeken op. Een voorbeeld is het onderzoek Ruimte voor de Tussenmaat met Vincent Kompier, Marije Raap en Nynke Jutten naar de veranderende woningvraag, een maatschappelijk actueel thema. Ik was met Nynke op excursie in Berlijn, waar Vincent toen woonde en ons rondleidde langs prachtige woningbouwprojecten met tussen de drie en veertig woningen, een schaal die we in Nederland niet veel zien. Hier was op dat moment het hele systeem tot stilstand gekomen: de wederopbouw, waarin grote projectontwikkelaars en bouwbedrijven de dienst uitmaakten, is allang achter de rug. Ook de Vinexwijken zijn afgerond. En nu? Nu ontdekken we dat de tussenmaat belangrijk is, een andere manier van wonen, waarbij het collectief bepalend is en waarbij de bewoners invloed hebben op het ontwerp van hun woning.’ 

‘Een van de meest inspirerende voorbeelden van de tussenmaat is voor mij D-Factory in Antwerpen. Op de plek van een oude fabriek, in een slechte buurt heeft een ondernemer een bouwblok gekocht, een ontwerp laten maken door B-Architecten en is daar met vrienden gaan wonen. Er is een oase gecreëerd in de stad, maar het is geen gated community geworden. Als de belendende galerie een vernissage heeft, is de tuin toegankelijk voor publiek. Het is ook een vorm van generositeit tegenover de stad. Ons volgende onderzoek gaat overigens over ouderen en wonen: Grijstinten in de Tussenmaat heet het. Met inspirerende voorbeelden uit bijvoorbeeld Zweden en Denemarken. Want Nederland loopt echt achter als het gaat om nieuwe manieren van wonen voor ouderen. Zelf zijn we met een pilotproject in Almere bezig. Hoe kunnen ouderen lang zelfstandig blijven wonen in hun eigen wijk? Hoe kun je woningen zo transformeren dat ze nog steeds aansluiten bij de behoefte? Maar ook: hoe krijg je nieuwe doelgroepen naar de wijk, om zo krimp ín de stad te voorkomen?’

Wederopbouwarchitectuur 

‘Ik houd van wederopbouwarchitectuur. Het vooruitgangsoptimisme, het idee dat na de oorlog alles beter zou worden en dat mensen dat zelf in de hand hadden, dat intrigeert me enorm. Een goed geslaagd project vind ik onze herstructurering van de naoorlogse wijk De Wijert in Groningen. De wijk heeft, juist vanwege de structuur, van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een bijzondere stedenbouwkundige status gekregen. Daar zijn we dus zorgvuldig mee omgegaan. We hebben de voordeuren naar de buitenkant van de woonblokken verplaatst en hagen rondom geplant voor de privacy. Uiteindelijk was er weinig geld voor de gevels. Maar van Steenfabriek Strating kregen we een restpartij stenen voor een mooi prijsje. Die hebben we op verschillende manier in vlakken gebruikt en verwijst zo naar de wederopbouwarchitectuur. Ook oude tegeltjes zijn hergebruikt. Samen met de opdrachtgever, het bouwbedrijf en de metselaars hebben we er wat moois van gemaakt. Het karakter van de wijk is behouden.’

Lina Bo Bardi

‘Mijn heldin. Geboren in 1914 in Italië, opgeleid als architecte en in 1946 naar Brazilië geëmigreerd. Ze was een stoere vrouw, die haar eigen huis in de jungle bouwde. Ik ben in Brazilië geweest om haar werk te zien. Ze heeft het kunstmuseum in São Paulo ontworpen. Door een bijzondere draagconstructie is er onder het gebouw een groot overdekt plein ontstaan. São Paulo is een gecompliceerde stad: een metropool, druk en onveilig. Mensen hebben behoefte aan herkenbare plekken, aan plekken waar je je prettig voelt. Het plein onder het museum is zo’n plek. Mensen ontmoeten er elkaar voor een concert of een demonstratie. Dat is zo ontstaan. Dat Bo Bardi een maatschappelijke betekenis aan een ruimtelijk ontwerp kan geven, is wat me boeit. Je ziet dat ook bij SESC, een oude fabriek in São Paulo. De fabriek verhuisde en in het oude pand heeft Bo Bardi een club voor de arbeiders gemaakt. Ook zo’n plek waar je je prettig voelt en waar mensen graag bij elkaar komen.  Door de schaal, door de materialen die ze gebruikte. Ze laat zich in haar ontwerpen beïnvloeden door de vormen en materialen uit de favela’s, de sloppenwijken. Ze gebruikt lokale middelen, ambachten en technieken. Maar de mens is in alles haar uitgangspunt en de manier waarop ze prettige ruimtes creëert is zó van deze tijd.’