‘Ik vind het zó gaaf om hier weer te zijn’, zegt stedenbouwer Jeroen de Willigen op een mistige ochtend in april. We hebben even de Hoofdstraat in Beerta verlaten, voor een blik op Jachthaven Reiderhaven, een van de vier aanlegplaatsen voor boten en bootjes in Blauwestad. ‘De natuur is onwijs gegroeid. En het meer ligt heel ontspannen in het landschap. Precies zoals ik destijds hoopte dat het zou worden.’
De Willigen is sinds 1 januari stadsbouwmeester van Groningen. Ook is hij algemeen directeur van DeZwarteHond. Vanaf 1999 bedacht De Willigen (toen net een paar jaar werkzaam bij dit bureau) de contouren van het achthonderd hectare grote meer, de ligging van de woongebieden en de relaties tussen het nieuwe landschap en de omgeving. ‘Het is een grote plas water; die maat moet je kunnen ervaren, zoals in de Noordoostpolder als je op de dijk staat’, zei hij in 2002 tegen Noorderbreedte, ‘Maar er zitten ook kleinere, intiemere plekken in. (…) Wij zijn op zoek gegaan naar de beste plek voor De Blauwe Stad, zowel in het landschap als in de ondergrond.’ En ook: ‘We gaan geen bestaande dorpen verbouwen tot iets nieuws. Ze behouden hun karakter én krijgen allemaal de mogelijkheid om een verbinding met het water te maken.’
Het is een jaar of vijf geleden dat De Willigen zijn schepping voor het laatst aanschouwde. ‘Te druk gehad’, verontschuldigt hij zich bijna. Nu rijdt hij op uitnodiging van Noorderbreedte het Oldambtmeer rond, tien jaar nadat koningin Beatrix hier het eerste water binnenliet. In datzelfde jaar wonnen de partijen achter Blauwestad de Gouden Piramide, een prijs van het rijk voor ‘inspirerend opdrachtgeverschap’. Voor de jury stond het belang van Blauwestad als een paal boven water: ‘De omstandigheden in dit deel van Groningen zijn dramatisch. Door leegstand verpauperde steden en dorpen, massale werkloosheid en gebrek aan maatschappelijk perspectief tekenden de misère in het Oldambt. Wilde hier écht verbetering in komen, dan paste in dit geval een ingrijpend, omvangrijk en veelomvattend plan’.
Echte winst
Destijds, in 2005, verwachtten de overheden en de drie deelnemende projectontwikkelaars dat zij in 2015 de 1.500 in het plan opgenomen kavels voor woningbouw vrijwel allemaal zouden hebben verkocht. Zij hadden vijf gebieden in en langs het meer voor bewoning aangewezen, elk met een eigen sfeer. Maar de toekomst pakte anders uit dan verwacht. Ondanks intensieve marketingcampagnes in de eerste jaren, waaronder een tv-serie op RTL7, bleef het aantal verkochte kavels tot dusver steken op nog geen tweehonderd.
Terwijl we Finsterwolde passeren – een van de dorpen aan het water die door de komst van Blauwestad een nieuwe glans hebben gekregen – zegt De Willigen dat hij graag was begonnen met alleen een meer. ‘Ik had zelf het idee dat woningen niet echt nodig waren om dit gebied nieuwe impulsen te geven. Het meer – met als functies recreatie, natuur en waterberging – leek me voldoende om Oost-Groningen te verlossen van een teveel aan schrale landbouwgrond, de kwaliteit van leven op te krikken en nieuwe bedrijvigheid te stimuleren. Woningbouw kon dan later altijd nog. Maar toen wij bij de plannen betrokken raakten, was wonen al een integraal onderdeel van de Blauwestad. Via kavelverkoop wilde de overheid de investeringen terugverdienen en koopkrachtige mensen hierheen krijgen.’
De Willigen geloofde overigens best in een markt voor riant en rustig wonen, zegt hij. ‘Maar bij alle betrokkenen, de provincie, burgemeesters, raden en ook bij ons bureau, heerste een oneindig optimisme. We hadden het idee met een waanzinnig project bezig te zijn. Achteraf kun je zeggen dat we oogkleppen op hadden. De andere kant van het verhaal is dat het meer er toch maar mooi is gekomen. Voor mij zat en zit de echte winst van het plan in die enorme waterpartij. Die is van blijvende waarde.’
Niet dom
Behalve de tegenvallende kavelverkoop, kreeg de provincie Groningen rond Blauwestad nog een aantal klappen te verwerken. Al na een paar jaar stapten de projectontwikkelaars uit de samenwerking met de overheden. Vervolgens brak de economische crisis uit. Later volgde stevige kritiek van de Noordelijke Rekenkamer op het ‘wensdenken’ van de provincie en de genomen risico’s. En eind 2014 verloor de provincie ook nog een rechtszaak tegen de afgehaakte ‘bouwers’. Een zaak waarvan ze kon weten dat die volledig kansloos was, zo maakte het radioprogramma Argos dit voorjaar aannemelijk.
Stedenbouwkundige De Willigen heeft er dan ook wel begrip voor dat Blauwestad, dat stad noch dorp geworden is, niet te boek staat als een succesvol project. Niettemin vindt hij het plan grotendeels geslaagd. ‘De in het begin gestelde doelen – de leefbaarheid en de vitaliteit van de streek vergroten – vind ik niet dom, buitensporig of irreëel. Wel was de marktinschatting veel te positief. Hoe dan ook heeft de landschappelijke transformatie in het Oldambt een geweldig en gewaardeerd natuur- en recreatiegebied opgeleverd, waar nieuwe ondernemingen op inspelen.’ De Willigen baseert zich mede op een ‘quickscan’ van bureau PAU uit 2009 en een onderzoek dat het vakblad Blauwe Kamer in 2013 liet verrichten. Volgens de provincie ontstonden er tot nu toe veertig nieuwe bedrijven en 130 arbeidsplaatsen.
Voor zover Blauwestad heeft gefaald, zit ’m dat vooral in de ontplofte ‘publiek-private samenwerking’, stelt de ontwerper. ‘Achteraf kun je zeggen dat de kennis over goede samenwerkingsmodellen voor dit soort grote projecten begin deze eeuw onvoldoende was. Verder hadden we voor de woningbouw een slimmere, robuustere strategie moeten hebben: eentje die rekening hield met verschillende scenario’s wat betreft het bouwtempo.’
Geen spijt
Om zich heen kijkend merkt De Willigen tevreden op dat het gebied bijna nergens ‘onaf’ lijkt. Inderdaad kunnen het uitgestrekte meer, het strand en de groene natuur het prima af zonder de geplande woningen. Bewoner van het eerste uur Benno Analbers is er in elk geval niet rouwig om dat het tot dusver bij een klein aantal huizen is gebleven. In oktober 2006 verkaste hij met zijn vrouw en twee puberzonen vanuit Hengelo naar De Wei. Hun bescheiden cataloguswoning staat pal aan het water, met vrij uitzicht over het meer. In dit minst dure buurtje staan de meeste Blauwestad-huizen op een kluitje. Het gezin was destijds wel in voor een avontuur. Bovendien was Analbers in 2005 te Winschoten gaan werken. Negen jaar later heeft hij geen spijt van de keuze voor Blauwestad. Zijn gezinsleden en hij genieten hier nog steeds volop van ‘de rust, stilte, schone lucht en het contact met de natuur’.
Het contact met de bewoners is ook goed, zegt Analbers. ‘Afgelopen zomer hebben we onze laatste directe buren gekregen, hun huis is schitterend.’ Alleen een goede fietsverbinding met Winschoten missen ze erg, al vanaf het begin. ‘En op het meer mag het nog wel iets drukker worden. Op een mooie zondag zie je hooguit vier, vijf zeilboten.’
Na ziekte zit Analbers zonder werk. Wel is hij als vrijwilliger actief in de regio. Zijn vrouw vond een leuke baan in het onderwijs in Ter Apel. Hun zonen zijn intussen het huis uit: de oudste ging terug naar Hengelo, de jongste studeerde en werkt nu in Groningen. Alle twee hebben ze een vriendin in Winschoten.
Vechten
‘Als je me vraagt: zou je het weer doen? Dan zeg ik: jazeker. Ik vind het nog steeds een fantastisch project.’ Aan het woord is planoloog Jan Kleine. Bijna vijftien jaar lang was hij in verschillende rollen bij Blauwestad betrokken. Eerst als adviseur van toenmalig gedeputeerde van ruimtelijke ordening Gerard Beukema. Samen kregen zij in 1989 Wim Haasken en Jan Timmer op bezoek, de oorspronkelijke bedenkers van een groot meer voor het noodlijdende Oost-Groningen. In de jaren negentig werkte Kleine mee aan het Leefbaarheidsplan voor het Oldambt, waarvan een mogelijke Blauwe Stad (toen nog los geschreven) een onderdeel was. Later bereidde hij als projectmanager de uitvoering van Blauwestad voor. Daar was hij in 2003 mee klaar.
In de afgelopen jaren is Kleine druk geweest met andere moeilijke gebieden in het Noorden, van Meerstad tot Delfzijl. Momenteel zit hij ‘diep in de aardbevingen’, zowel in de stad Groningen als in de regio. Maar aan Blauwestad denkt hij nog vaak. Ooit noemde Kleine het inundatieproject ‘een symbool van het vechten tegen achterstand, tegen uitsluiting, tegen gelatenheid.’ Hij bestrijdt dat Blauwestad een schoolvoorbeeld is van de recentelijk in diskrediet geraakte ‘top-down planning’. ‘We hebben juist eindeloos veel gepraat met boeren en bewoners in het gebied. En de gemeenteraden en Provinciale Staten hebben het plan vrijwel unaniem aangenomen.’
Wat volgens hem ook niet klopt, is dat Blauwestad de ‘krimp’ in het gebied moest verhelpen. ‘Er wordt soms gezegd dat het project het verkeerde antwoord op bevolkingskrimp is. Maar structurele krimp was in die tijd nog helemaal niet aan de orde. Niet voor niets waren zeshonderd kavels bestemd voor “eigen behoefte”, oftewel: mensen uit de directe omgeving.’
Waar het wél om ging: de sociale en economische structuur versterken. Dat is gelukt, vindt ook Kleine. Ondanks de crisis, en inmiddels ook krimp. ‘Je kunt er nu op veel manieren recreëren en daardoor zijn arbeidsplaatsen ontstaan. Belangrijke voorzieningen zoals een gezondheidscentrum zijn overeind gebleven en veel mensen zijn hun huizen gaan opknappen, mede dankzij een aanvullend investeringsprogramma voor de omliggende dorpen.’
Internet
Kleine denkt even na over de vraag welke aspecten van het project hij met de inzichten van nu anders beoordeelt, en noemt dan twee dingen. ‘Blauwestad was een kind van z’n tijd. Internet was sterk in opkomst en dat leidde tot de gedachte dat mensen en bedrijven “footloose” zouden worden: niet meer gebonden zouden zijn aan een vaste plek om te wonen of te werken. Blauwestad was mede gebaseerd op het idee dat mensen daardoor sneller bereid zouden zijn te verhuizen. We dachten dat het mogelijk was om de vraag naar wonen in dit gebied uit te lokken door een uitzonderlijk leefklimaat te creëren. Inmiddels weten we dat technologie het gedrag van mensen niet op die manier verandert.’
Verder vindt Kleine het achteraf jammer dat de kosten voor de aanleg van het meer zo sterk verweven waren met winst via woningbouw. Daardoor kleeft aan Blauwestad nu het beeld van miljoenenverliezen. ‘Maar ik vind het heel verdedigbaar die kosten te beschouwen als een publieke investering in een nieuwe ruggengraat voor het gebied. Die had niet per se via kavelverkoop terugverdiend hoeven worden.’
De provincie heeft zich intussen over de financiële gevolgen van de indertijd gekozen constructie heen gezet en wil de toekomst van Blauwestad een nieuwe draai geven. Begin dit jaar stond ze onder meer de bouw van goedkopere huizen toe. En dit voorjaar maakte het project na een lange advertentiestop een comeback met de slogan: ‘Blauwestad – iedereen wil zo wonen’. Waarbij ‘wil’ is doorgestreept en vervangen door ‘kan’.