Hoe een door krimp geplaagde veste zijn kaarten zet op zijn rijke geschiedenis en een warm kloppend stadshart. Al vanaf 2000 had Coevorden de vaart er flink in. Het zou de stadskern verbouwen. Het sloopte, restaureerde, herbouwde, hergroef, plaveide. Bouwde nieuwe bruggen, trok kades op. Maar ineens stond het werk stil. De bouwcrisis sloeg in 2009 toe, de bouwgronden bleven onbebouwd. De gemeente kon miljoenen aan voorinvesteringen niet meer terugverdienen. Wim Boetze en Peter de Kan wilden eens zien wat het beeld is van een plotselinge bouwstop en bezochten de oude vestingstad.

In een wandeling van een uur door de kern van Coevorden krijg je een aardige indruk van de gatenkaas aan sloop- en bouwvlakten tussen de gespaarde panden en straten. Dit speelt vooral aan de zuidkant van de stad binnen de vesting. Van de zeven radiaal op het centrumplein (Markt) gerichte straten zijn er drie winkelstraat. De Markt ligt als een spin in het web midden in het regelmatige stratenpatroon. Eén sloopvlakte – de voormalige locatie van de brandweerkazerne – heeft de herbouw van nieuwe woningen gehaald, nog net voor het instorten van de woningmarkt.

Verval en opbouw

In Coevorden staat de relatie van sloop met teruglopende inwonersaantallen (een geval van krimp) niet op zichzelf. De stad kent al eeuwen een cyclus van verval, bewonersvlucht en wederopbouw.

Al bij de Slag bij Ane (1227) en later bij het Beleg van Coevorden (1592) werd het strategisch zo belangrijke Kasteel Coevorden meermalen geplunderd, vernietigd en herbouwd. Bij datzelfde Beleg branden de Spanjaarden de stad grotendeels plat. In de daaropvolgende herbouw ontwierp de vestingbouwer Menno van Coehoorn de vestingwerken binnen de nu nog bestaande stervormige stadsgracht en de radiale stratenstructuur.

Daarmee was de stad nog niet verlost van een teisterende op- en neergang. 

Doordat in de loop van de achttiende eeuw al het hoogveen in de veenkoloniën was afgegraven en Coevorden daarmee zijn betekenis als doorvoerhaven voor turf had verloren, was de bevolkingsgroei tot stilstand gekomen. De stad had nog wel een regiofunctie behouden, die Emmen echter (toen al) langzamerhand overnam.

In 1795 namen de Fransen Coevorden in. Deze vertrokken weer in 1814, de stad in desolate staat achterlatend. Tijdens de overheersing verwoestte een brand 43 huizen, 20 schuren en een molen.

Vandaag de dag moeten de stadsbestuurders een goed antwoord vinden op de krimp en de ‘vlucht’ van bedrijven en instellingen naar Emmen. 

Masterplan Centrum Coevorden

De grote bouwactiviteit kreeg haar versnelling in het in 2005 gepresenteerde Masterplan Centrum Coevorden. Daaraan ligt het streefplan Wensbeeld Coevorden (2001) ten grondslag. Het begrippentrio ‘historie, water en gezelligheid’ staat in elk hoofdstuk centraal. Al ruim voor de bouwcrisis had de Coevordense politiek ingezet op deze toeristenwervende drieklank, die tegelijk het antwoord moet zijn op de krimp. Immers, met aandacht voor de stad als monument en de grachten en kanalen als reis- en verblijfsdoel voor de recreatievaart, speelt de horeca vanzelf in op de kansen op volle terrassen. Daar heeft Coevorden goed geschoten. Vergelijk het eens met dat oud-boerenstadje Ootmarsum in Twente. Daar legde kunstenaar-zakenman Ton Schulten dertig jaar geleden de kiem voor ‘Ootmarsum-kunststad’. Hij kuste het versufte stadje wakker en gaf het de toverformule historie met kunst. Nu wandelen jaarlijks tienduizenden bezoekers over de keitjesstraten op weg naar de vele galerieën en oude vakwerkhuizen, waar je de perfecte koffie kunt drinken in een gezellige ambiance met Duits- en Nederlandstalige menukaarten.

Ook het voormalige Oost-Duitsland strijdt meer en minder succesvol tegen krimp. Zo buitte Lutherstadt Wittenberg zijn fraaie ligging aan de Elbe en zijn rijke geschiedenis van de geloofsreformatie uit om studenten en toeristen aan te trekken. Minder succesvol is het verderop gelegen Dessau, waar het levend houden van de invloedrijke geschiedenis van de kunst- en architectuurbeweging Bauhaus nog steeds geen vuist kan maken tegen de sterk aanwezige krimp. Een bezoek aan het Bauhaus-instituut is de moeite waard, maar het blijft een elitaire enclave binnen een verder saai en ernstig beschadigd Dessau.
Terug naar Coevorden: de stad heeft alles mee om de vestingkern met succes te transformeren. De stad trekt, als van nature, de geschiedenislijn ‘opbouw na tegenslag’ door. Nu nog liggen de open bouwkavels erbij als opgeruimde puinvelden na een bombardement, maar de eerste woningen in arsenaalstijl zijn inmiddels opgeleverd en bewoond. Nu is het alleen nog wachten op de kasteelwoningen en de vesting-aan-de-grachtwoningen. De stad gaat zo vol overtuiging opnieuw geschiedenis maken als vesting. De inwoners beschieten de vreemdeling niet meer maar halen hem hartelijk binnen als gast en voorzien hem van consumpties op één van de gezellige terrassen aan de Markt. Want dat was wat ons het meest opviel: Coevorden heeft werkelijk een mooi en gezellig centrumplein. De schitterende hoge platanen stonden er al, de gevels van de oude hotels zijn bewaard gebleven en vormen nu de achterwand van de terrassen. In 2011 kwam het moderne multifunctionele gemeentehuis ertussen, met op de kopse kant van het gebouw een grand café met veel glas, gericht op de markt. Tussendoor schemert het kasteel aan de rand van het grote groene voorveld. Nergens zijn auto’s te bekennen. Je hoort alleen de stemmen van tevreden terrasbezoekers en groepjes schoolkinderen die op de fiets het plein kruisen. Van achter een biertje is alles mooi te overzien. Met de ambitie gezelligheid is Coevorden op de goede weg, maar wat doet zo’n raar bankje daar nou, met in het midden een afvalbak?