Klooster Ter Apel ligt niet om de hoek. Toch komen er ruim 30 duizend bezoekers per jaar. Ondanks die hoge bezoekcijfers heeft het rijksmonument uit de vijftiende eeuw moeite om de eigen broek op te houden. Op 30 oktober vindt in het Klooster een symposium plaats over de toekomst van monumenten in de periferie.

In de tuin van Klooster Ter Apel worden kraampjes opgebouwd. In het weekend vindt hier het evenement Middeleeuws Ter Apel plaats en struikel je als bezoeker over jonkvrouwen, bedelaars en monniken. Even terug in de tijd. Het decor kan niet beter gekozen zijn: het middeleeuwse Kruisherenklooster ligt er schitterend bij. Maar directeur Hans Kroeze heeft zorgen. ‘De technische installaties’, verzucht hij, ‘die zijn binnenkort aan vervanging toe. Jaarlijks zijn we 60 duizend euro kwijt aan energie en onderhoud daarvan. Die verouderde installaties kosten steeds meer, maar geld voor vervanging hebben we niet.’ 

Klooster Ter Apel is eigendom van Staatsbosbeheer. Dat verpacht het aan de stichting Klooster Ter Apel die het verhaal vertelt van de 34 kloosters die Groningen ooit rijk was. Ter Apel is het enige klooster dat overbleef. Sterker nog, het is het enige nog bestaande plattelandsklooster in Noordwest-Europa. Uniek dus. Het trekt dan ook, na het Groninger Museum, met ruim 30 duizend mensen de meeste museumbezoekers van de provincie Groningen. 

Maar de kas is leeg. Gelukkig is het dak met subsidie van de provincie Groningen kortgeleden hersteld. Maar de zorgen om het voortbestaan van het monument zijn er niet minder om geworden, zegt Kroeze. Hij vertelt bij een kop koffie in het Kloostercafé over subsidieaanvragen, over de bijbehorende tombola. Over het onderscheid tussen Randstad en periferie, waarbij de laatste aan het kortste eind trekt. ‘Ons klooster staat in de Unesco top 100 van mooiste monumenten van Nederland; waarom doen ze die niet eerst? Als je vindt dat dit een uniek gebeuren is, als je vindt dat het behouden moet worden, dan moet je geld geven en geen mooie praatjes houden.’

Maar geld is niet de oplossing voor deze perifere monumenten, zegt Peter Breukink, directeur van de Stichting Oude Groninger Kerken aan de telefoon. Het gaat om draagvlak. Zijn stichting heeft daar ruim ervaring mee. ‘Erfgoed raakt mensen in het hart. Als er een cri de coeur komt uit de regio zelf,  als we allemaal probleemaanjagers zijn, dan móet je daar als overheid iets mee.’ Volgens Breukink zijn de overheden de professionele partijen  die noodzakelijk zijn om de levensvatbaarheid van erfgoed te onderzoeken en te stimuleren. Natuurlijk samen met bewoners, initiatiefnemers en eigenaren. Het gaat om denkkracht. ‘Samen moet je een gemeenschap vormen rond dat erfgoed en bedenken hoe je het gaat gebruiken. Behoud alleen is niet genoeg. Als het alleen om geld gaat, zit je over vijf jaar met precies hetzelfde probleem.’

Natuurlijk voelt Breukink de effecten van krimp als het om monumenten gaat. Er verdwijnen veel voorzieningen en er komen steeds minder mensen die zich kunnen bekommeren om monumenten, zegt hij. ‘Misschien zou de overheid zich juist voor deze gebieden extra moeten inzetten voor erfgoed. En als dan uiteindelijk blijkt dat er geen draagvlak is, ja, dan houdt het op.’

Monumenten in de periferie anders behandelen dan in de rest van Nederland, daar voelt Cees van ’t Veen, algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed niets voor. ‘Nederland is eigenlijk een stadstaat, de periferie is als het ware de buitenwijk van die stad. Binnen een paar uur ben je overal. Ik wil dat onderscheid niet maken.’ 

Maar hoe komt het dan met bijvoorbeeld Klooster Ter Apel? Ook Van ’t Veen benadrukt de betekenis van monumenten voor een regio. ‘Juist voor krimpgebieden is dat belangrijk’, zegt hij.  ‘Erfgoed kan de leefbaarheid van een gebied versterken. Het toont het DNA van een streek, het maakt de bewoners trots op hun omgeving, het trekt bezoekers aan en misschien wel nieuwe bedrijvigheid. Je moet erfgoed dus optimaal benutten.’ Alleen behoud is voor de Rijksdienst allang geen optie meer; een monument moet een functie hebben. En als de oude functie niet meer voldoet, moet je kijken of je door herbestemming een nieuwe functie kunt bedenken. ‘Maar het begint allemaal met bewustwording, pas dan kun je stappen zetten’, aldus Van ’t Veen.

Maar intussen zit Hans Kroeze met z’n verouderde technische installatie. Aan het DNA van de streek heb je dan niet zoveel. ‘We sprokkelen dubbeltjes bij elkaar. We zijn afhankelijk van incidentele geldschieters, zoals de Rabobank. Die draagt ons een warm hart toe, maar als daar een nieuwe directeur komt, kan dat zomaar weer veranderen. Dat is te onzeker. We bereiken langzaam een kritische grens en ik vraag me af hoe lang we het nog volhouden.’

Symposium Van dorpshuis tot kanjerklooster 

Is er toekomst voor monumenten in de periferie? Over die vraag vindt op vrijdag 30 oktober een symposium plaats in Klooster ter Apel. Hoe houden we erfgoed in een krimpende samenleving overeind? Kan dat alleen als overheden fors in de buidel tasten? Of is herbestemming een oplossing? En hoeveel aanpassing kan een monument verdragen? In een debat onder leiding van Peter Breukink (SOGK) onderzoeken Theo Spek (RUG), Cees van ’t Veen (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en Waronne Elbers (Staatsbosbeheer) de mogelijkheden.