'Is er nog hoop?' wil iemand uit het publiek na afloop weten. 'We zijn depressief geworden' roept een ander vertwijfeld. Zo wilden Theunis Piersma en Johan van de Gronden het publiek van de Jan Abrahamse-lezing niet naar huis laten gaan. Natuurlijk is er hoop, 'de grutto is de vogel van de toekomst' zegt Piersma optimistisch.

‘Is er nog hoop?’ wil iemand uit het publiek na afloop weten. ‘We zijn depressief geworden’ roept een ander vertwijfeld. Zo wilden Theunis Piersma en Johan van de Gronden het publiek van de Jan Abrahamse-lezing niet naar huis laten gaan. Natuurlijk is er hoop, ‘de grutto is de vogel van de toekomst’, zegt Piersma optimistisch.

In de oude statenzaal in het Drents Museum in Assen luisteren 130 gasten vrijdagavond naar ‘Landschap en Verbeelding’. Een nogal associatieve duo-lezing door hoogleraar trekvogelecologie Theunis Piersma en filosoof en directeur van het Wereld Natuur Fonds in Nederland Johan van de Gronden. Een bioloog en een filosoof spreken over grutto’s, melk, Van Ruisdael en Mankes. Schijnbaar losse ingrediënten, maar voor de goede verstaander verbonden door de zorg van beide sprekers over de desastreuze gevolgen van de intensivering van de landbouw in Nederland.

Blijven maaien

Piersma wordt er al jaren mee geconfronteerd in zijn eigen tuin. Ondanks vasthoudende pogingen tot verschraling van de grond blijft de grasmat altijd groen. Hij kan z’n gras wel blíjven maaien want de nutriënten, de voedingsstoffen, vallen gewoon uit de lucht. ‘We hebben onze seizoenen verloren’ zegt Piersma. In IJsland wordt het gras nog bruin in de winter. Maar ook daar slaat de ‘vergroening’ toe door het afgraven van hoogveen ten behoeve van nieuwe graslanden.

Grutto’s en ganzen

U kent het verhaal: door de eenvormigheid van het grasland verdwijnen de weidevogels, met de grutto voorop. Het is een kettingreactie. Kleine insecten verdwijnen uit het raaigras en gruttokuikens zijn nu juist afhankelijk van deze kleine insecten. Tegenover de teloorgang van de grutto, zegt Piersma, wordt de excessieve groei van de ganzenpopulatie gesteld. Die groei wordt als zo schadelijk voor de boeren gezien dat zelfs in natuurgebieden door natuurorganisaties ganzen worden afgemaakt. Dat is óók een exces, vindt de hoogleraar. Zijn er eigenlijk wel teveel ganzen, twijfelt hij. Ze horen bij een nutriëntenrijke delta. En hij citeert de zeventiende-eeuwse geleerde Ubbo Emmius die het heeft over ‘een oneindig getal aan ganzen’. Past het ons om nu zo intolerant te zijn?

Bruinvis in de Zuiderzee

Dan is het de beurt aan Johan van de Gronden. Hij verkent het thema langs kunsthistorische lijnen. ‘Soms moet je afstand nemen om goed te kunnen zien’, en hij toont een afbeelding van een gezicht op de Zuiderzee door Jacob van Ruisdael, zo rond 1660 geschilderd. Witte wolken, een korenveld, woeste gronden en een streepje water in de verte. Het reliëf in het land wordt vaak verklaard door een verblijf van Ruisdael in Bentheim, maar Van de Gronden ziet er de glooiingen van Gaasterland in. Een landschap, zo zegt hij, dat niet meer te schilderen is. ‘Je kunt schetsen wat je wilt, maar met de beste wil van de wereld is van de zoete plas van het IJsselmeer en zijn Randmeren geen zee meer te maken’. En dat vervult Van de Gronden met diepe weemoed. Stel je toch eens voor dat er geen Afsluitdijk was gebouwd, maar dat er andere oplossingen waren gevonden voor de toenmalige problemen, dan hadden we de bruinvissen niet in het Dolfinarium bekeken, maar over de dijk, in de Zuiderzee.

Prijs van melk

Theunis Piersma begint het derde luik van de lezing met een waarschuwing op een pak melk: ‘dit product brengt ernstige schade toe aan uw leefomgeving’. De melk wordt zo ongelooflijk goedkoop geproduceerd, zegt hij, dat het ons landschap in een groen industrieterrein heeft veranderd waar de biodiversiteit in een kleine 50 jaar drastisch achteruit is gegaan. ‘Dat is dus de prijs van melk. Maar ik hoop, en dat klinkt raar’, zegt Piersma, ‘dat we in 2018, als Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa is, het dieptepunt in de gruttostand meemaken. Want dan kan het daarna alleen maar beter worden.’

Stoomtrein in het landschap

Van de Gronden trekt een lijn van Van Ruisdael naar de schilders van de Haagse school. Het illustreert een traditie van landschapsinterpretatie, die volgens de filosoof gekoppeld zou moeten worden aan de opkomst van de Nederlandse natuurbeweging. De landschapsschilders waren zich zeer bewust van de veranderingen in van het landschap, getuige het afbeelden van de stoomtrein en half afgebroken molens. Ook legden ze welbewust verdwijnende landschappen vast.

Wat zou het volgende beeld in deze traditie zijn? ‘Een grijs vlak?’ sombert Van de Gronden, ‘een mestbruin doek?’ In museum Belvédère in Heerenveen bekeek Van de Gronden de werken van Jan Mankes. Ze raken hem als de ‘wereld van essenties’. Het Bloeiend landschap is een bezield landschap, een werk tussen werkelijkheid en verbeelding. Maar verbeelding gedijt moeilijk in een steeds homogener wordende wereld. Misschien, zo besluit Van de Gronden, moeten we ons eigen, ‘raaigrasgroene’ landschap proberen tot leven te zíngen. Want in de ontmoeting tussen natuur en cultuur ligt de hoop.