De biodiversiteit in Noord-Nederland gaat met sprongen achteruit. De oplossingen waar hoogleraar eco-hydrologie Ab Grootjans en trekvogelonderzoekers Jelle Loonstra en Mo Verhoeven voor pleiten zijn even simpel als radicaal. Als we iets willen op het terrein van natuur en milieu, moeten we er ook naar handelen.
Waarschuwing! De hieronder volgende tekst kan onaangename feiten en belastende observaties bevatten. Gelieve daarom vooral verder te lezen!
Het is om te huilen. Jelle Loonstra en Mo Verhoeven staan op het punt om weer het veld in te gaan. In de driehoek tussen Makkum, Stavoren en Gaastmeer zullen de jonge biologen onderzoeken hoe het de grutto vergaat. Maar nog voordat ze gestart zijn, valt al te voorspellen dat zij daar niet blij van worden. ‘Als je in het veld loopt, zie je onvermijdelijk hoe het landschap vernield wordt’, zegt Loonstra. Zijn sombere voorspelling: ‘Als we niets doen, kan het binnen tien jaar afgelopen zijn met de weidevogels.’
De oorzaak? Daar zijn Loonstra en Verhoeven stellig over: de intensivering van het landgebruik. Die heeft gezorgd voor een monotoon grasland waarin bloemen, insecten en weidevogels zich niet meer kunnen handhaven. Om het scherp te stellen: de intensieve landbouw maakt de weidenatuur kapot.
Het gekke is, zeggen de biologen: eigenlijk weten we dat allemaal ook wel. Alleen, we doen er niets aan. Verhoeven: ‘Al vijftig jaar lang worden er miljoenen gestoken in het opkrikken van de biodiversiteit. Maar aan de andere kant gaan er ook miljoenen naar het droogleggen van landbouwgronden in de veenweidegebieden.’
‘We zitten in een duivelse cyclus’, reageert hoogleraar Ab Grootjans. ‘Al die miljoenen die we besteden aan natuurbehoud lossen het onderliggende probleem niet op.’
Maar als die intensieve landbouw echt zo slecht is, waarom stoppen we er dan niet mee? ‘Dat komt omdat we per se de boerenstand in stand willen houden’, zegt Grootjans. Maak maar eens een analyse van de afgelopen veertig, vijftig jaar, doceert hij. ‘Dan moet je eerlijk zijn: intensief boeren op veengronden kan niet uit. Het vergt namelijk enorme investeringen om het waterpeil in de laaggelegen gebieden steeds weer aan te passen, zodat boeren met zware machines het land op kunnen.’ Wie die drooglegging betaalt? ‘De echte kosten worden in ieder geval niet doorberekend aan de boeren. En de rijksoverheid heeft jaren geleden al gezegd: dat gaan wij – via de ruilverkaveling – niet meer bekostigen.’ Wie er dan wel voor opdraait? ‘Wij met zijn allen, via de waterschapsbelastingen. Wij zorgen ervoor dat boeren goedkoop kunnen blijven produceren op ongeschikte grond.’
Loonstra wijst op onderzoek dat onlangs in opdracht van de Partij voor de Dieren is verricht: wat kost een pak melk nou écht als je alle – maatschappelijke – kosten van de melkproductie ook meerekent? Dus ook de kosten van bodemdaling, het verlies aan biodiversiteit, die van de verhoogde ammoniak- en CO2-uitstoot en de gevolgen voor de gezondheid. Wat blijkt? Een pak melk kost in dat geval niet 80 cent, maar tussen de 1 en 1,42 euro.
Verhoeven schudt het hoofd. ‘Weet je wat zo vreemd is. Hier zijn regels voor: de vervuiler betaalt, dat is het uitgangspunt van de Nederlandse wetgeving. Dus moet ieder bedrijf dat te veel CO2 uitstoot daarvoor een bijdrage betalen. Alleen boeren hoeven dat niet. Mede daardoor kan de melk zo goedkoop blijven.’
Grootjans reageert vol venijn: ‘Het lijkt wel of we in een soort centraal geleid, communistisch systeem zitten.’ Pardon? ‘Communistisch inderdaad, want het beleid wordt vooral bepaald vanuit een ideologie: de boeren gaan boven alles.’ Waarom immers worden de regels wel toegepast voor auto’s of voor de industrie, maar niet voor de veehouderij? houdt hij zijn gesprekspartners voor. ‘Boeren vallen hier buiten de wet.’
De weidenatuur redden is simpel, zegt Verhoeven. ‘Gewoon de wet handhaven, dan zouden er in de landbouw al veel dingen veranderen.’ Zijn collega Loonstra beaamt het: ‘Dan kan en wil een boer zelf niet eens meer intensief boeren in het veenweidegebied.’
Het is een kwestie van willen, betoogt Verhoeven. ‘Als we met zijn allen zeggen dat we grutto’s niet belangrijk vinden, prima, dan hoeven we er ook geen geld meer in te steken. Maar als we weidevogels wel belangrijk vinden, dan moeten we er gewoon voor betalen en de regels handhaven. Wat mij tegenstaat: kijk naar wat er allemaal aan zogenaamde oplossingen ligt, terwijl het zo simpel is: minder intensieve landbouw. Dáár moeten we met zijn allen mee aan de slag.’
Grootjans is het daar hartgrondig mee eens. ‘Het is voor mij een grote ergernis: politici die zeggen bepaalde doelen na te streven, maar wel allerlei uitzonderingen creëren.’ Terwijl iedereen het erover eens is dat er drastische maatregelen moeten worden genomen om de weidenatuur te redden, betoogt hij.
De hoogleraar eco-hydrologie wijst op de bijeenkomsten een paar jaar geleden rond Noordervisie 2040. Daarin deden de provincies Groningen, Friesland en Drenthe gezamenlijk de oproep om met een duurzame toekomstschets voor het Noorden te komen. Ze hadden daarbij ook een prijsvraag uitgeschreven. Het Amsterdamse bureau URBAAN won. Dat presenteerde een plan voor duurzame ontwikkeling dat uitging van de al bestaande eigenschappen van het landschap. Het bureau had een lint getekend van moerasgebieden, dat zich uitstrekt van Midden-Friesland tot aan de noordelijke en oostelijke veengebieden in Groningen en Drenthe. Daar moet straks volop ruimte zijn voor natuur, maar ook voor recreatie en toerisme als economische pijlers, én voor kleinschalige landbouw, die duurzaam produceert voor de lokale markt.
Grootjans: ‘Dit plan is bekend bij alle ambtenaren, onderzoekers en bestuurders die bij die bijeenkomsten aanwezig waren. Ik weet nog de reactie van een bestuurder, ik ben zijn naam vergeten: “Belangwekkende conclusies, erg onder de indruk”, maar het was allemaal wel behoorlijk zweverig. Volgens die gedeputeerde waren de problemen in de veenweidegebieden ook niet zo groot. Het probleem van verzakking kon met slimme aanpassingen in het waterbeheer binnenkort worden opgelost. Dat bleek allemaal uit onderzoek, stelde hij. Maar dat is gewoon niet waar.’
Toch was er niemand die de gedeputeerde corrigeerde, vertelt Grootjans. ‘Ook ik niet. Dat soort mensen heeft macht. Ze domineren het debat en misbruiken wetenschappelijk onderzoek, door conclusies uit hun verband te trekken en alleen dat te gebruiken wat nuttig is voor het uitdragen van hun eigen gelijk.’ Als onderzoeker moet je daarom partij kiezen, vindt de hoogleraar. ‘Ik had moeten zeggen: wat deze bestuurder zegt, is niet de waarheid.’
Loonstra knikt instemmend: ‘Als Johannes Kramer (gedeputeerde in Friesland, red.) roept dat hij inzet op tienduizend paren grutto’s in 2020 dan moeten bij iedereen de alarmbellen gaan rinkelen dat dit in het huidige systeem niet gaat lukken.’
‘Daarom moet je ook deskundigen inzetten’, reageert Grootjans. ‘We moeten niet afhankelijk zijn van boeren die subsidies krijgen om aan natuurbeheer te doen. Dat heeft al 35 jaar geen enkel succes. En toch blijft de politiek het via die weg steeds weer opnieuw proberen. Dat zit tegen het corrupte aan.’
Die subsidies worden in een lege put gestort, vindt ook Verhoeven. ‘Daar is onderzoek over gepubliceerd in Nature, er heeft een heel stuk over in de NRC gestaan. Maar is er iemand die zich dat aantrekt? Stelt er iemand vragen over? We hebben het als burgers naast ons neergelegd.’
We zijn kortom met zijn allen niet kritisch genoeg, we laten ons te gemakkelijk voor de gek houden, stelt hij vast. ‘Neem de biologische melk van Campina en Arla. Die wordt niet geproduceerd door boeren uit de buurt, maar komt uit het buitenland.’ Loonstra: ‘Dan zie je een mooi weiland met kieviten of vlindertjes op de verpakking staan, een leuk en verantwoord tekstje erbij. Wij hebben wel eens met Arla gebeld: waar zijn dan die percelen met vlinders die op het pak staan? Weet je wat we als antwoord kregen: u bent de eerste die dat vraagt, en zolang u de enige bent, veranderen we helemaal niets.’
Maar als politici niet met goede oplossingen komen, en burgers onverschillig blijken, wat dan?
Om op die vraag een antwoord te vinden, organiseerden Loonstra en Verhoeven eind vorig jaar samen met het burgerinitiatief Kening fan ’e Greide een debatavond in Leeuwarden over de teloorgang van de weidenatuur. Hun insteek: mensen zijn misschien niet geïnteresseerd in iets tamelijk abstracts als het verlies van ‘biodiversiteit’, maar ongetwijfeld wel in de gevolgen die dit heeft voor hun portemonnee en hun gezondheid. Neem de vraag of er qua gezondheid verschil is tussen melk van koeien uit een megastal en van koeien die in de wei gras eten met veel kruiden erin.
De avond werd een desillusie. ‘We werden gewoon uitgelachen’, zegt Loonstra. ‘Alleen al de vraag stellen: Hoe gezond is het eigenlijk dat koeien na vijf dagen al weer op land mogen rondlopen dat is bespoten met Roundup? Niet alleen voor de koe, maar ook voor ons als we melk drinken? Er komt steeds meer onderzoek dat Roundup kankerverwekkend is, maar het wordt nog steeds gebruikt.’
‘Daar kregen we commentaar op van oud-Eerste Kamerlid Geart Benedictus van het CDA’, zegt Verhoeven. ‘Hoe wij het in ons hoofd haalden om dergelijke vragen te stellen! We moesten gewoon onze mond houden.’
Grootjans grinnikt. ‘Interessant dat je werd uitgelachen. Toen ik zo jong was, werd ik ook verschrikkelijk uitgelachen. Ik had een stelling bij mijn proefschrift gevoegd: “De in de landbouw toegepaste praktijk van diepe voorjaarsontwatering, waarbij grote hoeveelheden schoon grondwater ongebruikt in zee worden geloosd, is met het oog op andere gebruikers van grondwater, onnodig.” Nou, dan weet je het wel.’ Toch hoeven dergelijke reacties niet frustrerend te zijn, meent hij. ‘Er wordt wel gelachen, maar er wordt nog geen deukje in jullie argumenten geslagen. Ik heb het ook meegemaakt. Ik was een “milieuridder” en “tegen die arme boeren”. Maar ik ben niet tegen boeren, ik ben tegen de negatieve gevolgen van de intensieve veehouderij.’
De hoogleraar heeft een vaderlijk advies voor de twee jonge biologen. ‘Het gaat erom dat je steeds weer met feiten en voor de hand liggende oplossingen komt, dat je consequent een goed verhaal houdt. Al duurt het twintig jaar, op een gegeven moment krijg je wél bijval. Het is niet erg dat je wordt uitgelachen. Ophouden met vragen stellen, dat is wel erg!’
Als wetenschapper moet je duidelijk zijn, vindt Grootjans. ‘Je moet de zelfgenoegzaamheid ondermijnen. Zeggen: “Wat je nou verkondigt, is gelul!” Bijvoorbeeld tegen politici die verkondigen dat er geen probleem is met de veenoxidatie in de veenweidegebieden. Terwijl bekend is dat de CO2-uitstoot door ontwatering daar even groot is als die van het hele wagenpark in Friesland.’
Verhoeven heeft zo zijn twijfels. ‘Wij zijn jonge jongetjes, we komen net kijken. Wij durven nog niet alles te zeggen.’
Grootjans houdt vol: ‘Ik heb hetzelfde op de eilanden meegemaakt. Daar kwamen wetenschappers met de resultaten van een onderzoek naar de effecten van zeespiegelrijzing op de ontwikkeling van onze kustduinen. “Ga toch in de zandbak van Rottum spelen”, kreeg ik te horen. Weet je wat ik heb geantwoord? “Dat doe ik niet: in Rottum is geen probleem, hier wel. Ik ben hier om iets te vertellen waar jullie kinderen later wat aan hebben. Het gaat over hun toekomst, niet de mijne, want ik woon hier niet.” Als je dat durft, is het gauw klaar met dat soort commentaar. En dan wordt de discussie ook ineens een stuk interessanter!’
Kader: En dit is wat we willen
Een concreet actieplan, daar zijn de drie onderzoekers niet toe te verleiden. ‘We weten toch niet hoe het er in 2030 voor staat’, stelt Ab Grootjans. ‘Maar we kunnen wel voorbereidingen treffen voor hoe we zouden willen dat het er dan uitziet.’ Hoe kunnen we de knop omzetten?
– Het uitgangspunt dat we moeten proberen biodiversiteit te behouden, is verkeerd. Grootjans: ‘Dat is achteruit denken. Het gaat erom dat we in het Noorden een plek vinden voor de ontwikkeling van biodiversiteit.’
– Wetenschappers en deskundigen moeten lef tonen, visie laten zien. Grootjans: ‘In mijn jeugd waren er in de sloten rond Assen ijsvogels te vinden. Die natuur werd moedwillig vernield voor grote snelwegen rond de stad. Om tegenwicht te bieden moeten we een toekomst schetsen die net zo extreem is als die snelwegen zijn.’ Hij noemt de plannen voor de bescherming van het stroomdallandschap Drentsche Aa. Vijftig jaar geleden was daar veel weerstand tegen en werd dit als onhaalbaar gezien. Nu zijn die plannen realiteit.
– Natuurbeheerders zoals Staatsbosbeheer, It Fryske Gea en Het Groninger Landschap moeten alleen nog in zee gaan met partijen die dezelfde doelen nastreven. Grootjans: ‘Natuurclubs moeten niet samenwerken met boeren die wel toezeggen dat ze niet voor 15 april maaien om de vogelnesten te beschermen, maar dat eigenlijk maar flauwekul vinden.’
– We moeten inzetten op een minder intensieve en meer gevarieerde landbouw en stoppen met het idee dat Nederlandse boeren de hele wereld moeten voeden.
– Tot slot: De drie wetenschappers zijn niet pessimistisch over de staat van de natuur in 2030. Loonstra: ‘Er zijn steeds meer mensen die het anders willen op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid, en die pleiten voor een eerlijker systeem waarin alle kosten zijn doorberekend.’ Grootjans: ‘Het kantelpunt komt eraan, misschien wel sneller dan we denken.’
Cv:
Jelle Loonstra (1989)
Studeerde biologie met als masterrichting Ecology & Evolution. Is inmiddels een jaar onderweg in zijn promotieonderzoek aan de RUG binnen de groep Conservation Ecology. ‘Mijn primaire interesse daarin ligt bij de ontwikkeling van migratie van trekvogels. Waarom overwintert de ene grutto in Spanje en de andere in Afrika? En hoe weet een jonge grutto voor de eerste keer de weg te vinden?’ Loonstra is al van jongs af aan op het Wad of in het boerenland te vinden. ‘Ik kan mij elke dag verbazen over hoe gaaf ecosystemen zijn en hoe fantastisch bepaalde mechanismes hierin functioneren.’
Ab Grootjans (1951)
Is sinds 1975 verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en is momenteel parttime werkzaam bij het Instituut voor Energie en Milieustudies van de RUG. Hij is sinds 2007 ook als bijzonder hoogleraar verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen met als leeropdracht Eco-hydrologie van Wetlands. Grootjans is gepromoveerd op de effecten van grondwaterstandsdaling in natuurreservaten. Hij wil na zijn emeritaat in mei natuurbeheerders blijven bijstaan. ‘Met mijn ervaring in het veld kan ik organisaties adviseren die problemen hebben door het huidige beleid.’
Mo Verhoeven (1989)
Groeide op in Zuid-Limburg en studeerde biologie in Groningen, waar hij afstudeerde op onderzoek naar kanoeten in Australië en boomzwaluwen in Amerika. Deed daarna twee jaar onderzoek naar grutto’s in het Haanmeer bij Koudum met Nathan Senner en trekvogelecoloog Theunis Piersma. Sinds 2015 doet Verhoeven met Loonstra in vervolg hierop promotieonderzoek naar de trek van grutto’s. Behalve als wetenschapper ziet Verhoeven zichzelf ook als een betrokken burger. ‘Ik wil graag genieten van mooie natuur.’