Jasper Heslinga, wetenschapper, ziet een groot contrast tussen de waddeneilanden die haast overbevolkt zijn door toeristen, terwijl er op het vasteland aan de kust nauwelijks mensen komen. In Duitsland is dat haast omgekeerd. Daar gaan mensen een week naar de kust en dan een dag naar een eiland.Anders dan onze kuststrook is er wel veel toerisme aan de rand van het Duitse vasteland. Dat komt onder andere doordat de Duitse waddeneilanden duurder zijn. Neem Sylt, dat bereikbaar is met een autoverbinding. Jasper Heslinga: ’Mensen die ik sprak noemen dat eiland het Saint Tropez van het waddengebied. Ik hoorde dat er Bayern München-voetballers wonen en Prada- en Gucci-winkels staan. Het probleem is dat de oorspronkelijke bewoners door de hoge prijzen verdrongen worden. Aan de andere kant biedt het kansen voor de kuststrook. In Duitsland zie je daar al veel campings en opgespoten strandjes.’
‘In het hele waddenkustgebied heeft de Nederlandse kust zich afgekeerd van de zee’, schetst Peter de Ruyter, landschapsarchitect. ‘Het noorden van Nederland was van oudsher op zee gericht. Friesland was een zeevarende natie. In de loop van de tijd is door de dijkverzwaringen die gerichtheid op zee verdwenen. De handelsnatie is verworden tot een landbouwnatie. De waddendijk is een groene Berlijnse Muur geworden die de oorspronkelijke relatie tussen binnen en buiten de dijk heeft verstoord.’
Die focus op landbouw was logisch vanuit economisch oogpunt. Maar anno 2016 levert het verbouwen van graan en aardappels nog maar weinig werkgelegenheid op. Ondertussen wordt de kuststrook wel gekenmerkt door monoculturele uitgestrektheid, en een bijna overal hermetische dijk. De toegang ertoe wordt op veel plekken verhinderd door doodlopende wegen, verbodsborden en hekwerk.Peter de Ruyter wil die barrière minder groot maken. ‘Je moet de dijk niet ophogen, zodat de barrière nog groter wordt, maar een andere vorm van dijkverzwaring zoeken: een bredere, meer landschappelijke dijk, met kwelders als vooroever. En als je dat doet, moet je de kwelders toegankelijk maken voor toeristen en recreanten.’ Als statement kampeerde De Ruyter met de andere opstellers van het adviesrapport één nacht in een buitendijks gebied, op de kwelder. ‘Dat was een geweldige ervaring. De rust, de duisternis, het kijken naar sterren. Het verbaast me dat niet één ondernemer dat heeft oppakt.’
Een andere manier om de harde scheiding tussen zee en land weg te nemen, is het maken van meer zoet-zout-verbindingen. Dit valt goed samen te voegen met ‘Holwerd aan Zee’; veruit het meest concreet geworden project uit het droombeeld van De Ruyter. Geschrokken door de krimp in hun dorp haakten de inwoners in op het idee om de nabij gelegen dijk door te prikken en het water tot aan de grenzen van Holwerd toe te laten. ‘Dit in combinatie met de aanleg van een boulevard aan de rand van het terpdorp, een nieuwe passantenhaven en de verhuur van leegstaande panden aan toeristen.’
In een rapport van Atelier Fryslân waar De Ruyter mede verantwoordelijk voor is, wordt geopperd om bij Lauwersoog een dependance te openen van het Groninger Museum en het Fries Museum. Het European Tourism Futures Institute raadt een kunstroute langs de kuststrook aan, net zoals in de riviermonding bij de Franse stad Nantes. De Ruyter: ‘Massatoerisme moet je niet willen, maar hoe kun je een toerist afvangen en verleiden een weekend in Holwerd te blijven? Lauwersoog is ook zo’n voorbeeld: heel veel mensen gaan via die haven naar Schiermonnikoog, maar in Lauwersoog zelf is niet veel te doen.’